✦Column
In naam van hun Grote Gelijk rijden fietsers die in het fietsen een religie gevonden hebben, je met plezier van de sokken
Marc Didden houdt niet van de zomer en schrijft hem dan maar van zich af.
Natuurlijk weet ik dat het merendeel van de lezersschare van dit voormalige rode dagblad resideert in parels aan de Vlaamse kroon zoals daar zijn Kobbegem of nog erger. May the force be with you. En dat de hoofdstad u aan uw collectieve reet kan roesten, dat weet ik ook.
Zelf probeer ik het voorlopig nog een poos uit te houden in de schaduw van ‘de grootste voetgangerszone ter wereld’, een niemandsland waar het overigens vrijwel onmogelijk is om een eenvoudig voetgangersleven te leiden, zeker voor iemand die niet helemaal goed ter been is, zoals M.D., een voormalige bespreker van ketelmuziek die ik toevallig ken.
Oorzaak: een piétonnier die er helemaal geen is. Een winkel-wandelstraat waar geen winkels meer zijn en waar je ook al niet kunt wandelen, tenzij je uit bent op een vergelijkende studie tussen een pita, een durum en een kebab.
De broodnodige levenslijn die Noord met Zuid zou verbinden en die door het Brusselse stadsbestuur twee jaar geleden met veel bombarie ingehuldigd werd, is nu al bijna even lang niets anders dan één grote zandbak vol ellende, zeker voor wie er dagelijks langs moet.
Misschien een detail, maar verkeersvrij is die verkeersvrije zone alvast niet: wild om zich heen zwaaiende werfwagens, verdwaalde automobieltoeristen, opgewonden pizzabestellers, ze scheuren allemaal met grote regelmaat en op elk moment van de dag over de Centrale Lanen die ons nog niet zo lang geleden met de glimlach verkocht werden als voetgangersparadijs.
En dan heb ik het nog niet eens over fietsers gehad.
Niet alle fietsers, natuurlijk, maar zij die in het fietsen een religie gevonden hebben. Een vorm van het Grote Gelijk dat ze absoluut aan anderen willen opdringen en waarvoor ze je, in naam van datzelfde Grote Gelijk, met plezier van de sokken rijden als je ergens rustig over die Centrale Lanen laveert, op zoek naar een bushalte die de laatste 24 maanden al acht keer van plaats verwisseld werd.
Misschien moet de Universiteit van Gent in opdracht van minister Pascal Smet ook maar eens een studie wijden aan de vraag waarom fietsers in de hoofdstad van België altijd op de stoep rijden, vooral op plekken waar duidelijk twee fietsstroken gemarkeerd zijn?
Zoals bijvoorbeeld in de straat waar M.D. woont, een voormalige bespreker van ketelmuziek.
Overigens is er ook goed nieuws.
Even na het midden van de mooie maand juni was een eerste stukje van Brussels wondere wandelwereld plotseling zo goed als af. Er tekende zich vlak bij De Brouckère, tussen het stof en het slijk, iets af wat op zijn minst mensvriendelijk leek. En toen plantte men er meteen een wanstaltig grote tent op, een tijdelijk heem voor een filmfestival.
Wat een filmfestival precies is, weet ik niet, dames en heren, maar uit goede bron verneem ik dat een filmfestival dient om werk te verschaffen aan mensen die graag filmfestivals organiseren, en er ook voor zorgt dat armlastige persmuskieten toch een paar keer per jaar warm eten voorgeschoteld krijgen en in een proper bed mogen slapen.
Er zit ook vaak een humanitaire kant aan. Zo worden ten behoeve van de meeste filmfestivals met grote regelmaat dode acteurs en actrices opgegraven om ze dan na een beetje snelle styling toch nog één keer, één avond lang te laten schitteren. Op een Grote Gala Avond, heet dat dan. Geheimtaal voor wat in gewoon Nederlands zou moeten zijn: Night of the Living Dead.