ReportageItalië
In Matera, ooit de schande van Italië, gaat zelfs James Bond op vakantie – en dat is goed voor het toerisme
Het eens straatarme Matera veranderde de afgelopen jaren stap voor stap in een gewilde toeristenbestemming. De filmkraker No Time to Die geeft het Italiaanse stadje een nieuwe duw in de rug. Bezoekers willen in dezelfde hotelkamer als James Bond slapen.
Op het Piazza Duomo van Matera turen twee toeristen aandachtig naar de tablet die hun gids hun voorhoudt, terwijl ze kreten van herkenning slaken. James Bond springt op het scherm met motor en al boven op een metershoge zandkleurige muur – de zandkleurige muur pal voor hun neus, om precies te zijn.
Dit is waarvoor artsen Mei Zhao (57) en Duan Chen (61), afkomstig uit China maar al dertig jaar wonend in Noorwegen, naar Zuid-Italië afreisden. Het stel besloot na het zien van de nieuwste Bond-film No Time to Die een vakantie naar Matera te boeken, het romantische Italiaanse plaatsje waar het begin van de kaskraker zich afspeelt.
“Ik wilde in de kamer van James Bond slapen”, zegt Zhao lachend. Ze nam uiteindelijk genoegen met hetzelfde luxehotel, de precieze kamer kon het personeel niet garanderen. Sinds het verschijnen leverde de nieuwe Bond-film wereldwijd 600 miljoen dollar aan kaartverkoop op. Matera ziet daar niet direct iets van terug, maar toch heeft het Zuid-Italiaanse stadje (60.000 inwoners) goede hoop dat het de komende jaren van de Bond-populariteit zal meeprofiteren.
De komst van Zhao en Chen is nog maar het begin, verwacht hun gids Dora Cappiello. Sinds de film eind september uitkwam, krijgt ze steeds meer aanvragen voor haar Bond-tour, die al in januari 2020 klaarlag. Net als de film zelf moest ook haar rondleiding bijna twee jaar op de plank blijven vanwege de pandemie.
Matera, waar de de lokale economie voor ongeveer een vijfde op toerisme drijft, heeft een zware tijd achter de rug, maar inmiddels is de stemming voorzichtig optimistisch. Zelfs op een regenachtige herfstdag zitten de restaurants vol en vullen groepen toeristen de smalle straten. De afgelegen stad op de heuvel stond ooit bekend als ‘de schande van Italië’, maar heeft nu een positiever imago dan ooit.
Van schande tot Jeruzalem
Varkens, kippen en schapen verbleven in huis, er was geen stromend water, geen elektriciteit of wc, en er viel alleen daglicht door de voordeur. Dat is hoe de bewoners van de grotwoningen in Matera tot 1952 leefden, beschrijft stadsgids Antonio Manicone (38), terwijl hij behoedzaam over de gladde, stenen traptreden afdaalt naar de buurten van de sassi (stenen of rotsen) waar Matera om bekendstaat.
De schrijnende armoede schokte ook het noorden van Italië, dat zich pas eind jaren veertig, na het verschijnen van het boek Cristo si è fermato a Eboli ( ‘Christus kwam niet verder dan Eboli’), bewust werd van de erbarmelijke omstandigheden in het zuiden. “Ik zag magere vrouwen met ondervoede, vieze zuigelingen aan hun uitgemergelde borsten”, schrijft auteur Carlo Levi uit Turijn ontzet. “Het leek een stad die was getroffen door de pest.”
Zo kwam Matera plotseling op de politieke agenda te staan. De leider van de communistische partij bestempelde de stad na een bezoek als ‘nationale schande’, waarmee hij de diepe armoede wilde aankaarten, maar voor de bewoners van Matera is de herinnering aan het stigma nog altijd pijnlijk.
Manicones eigen oma’s groeiden op in de grotten, vertelt de gids. Ze behoorden tot de 17.000 bewoners die in 1952 verplicht door de nationale overheid werden geëvacueerd naar nieuwbouwflats, speciaal voor hen hoger op de heuvel gebouwd.
Aanvankelijk was er weerstand, maar eenmaal gewend aan een waterleiding, verwarming en daglicht verdween die snel. Toch bespeurde Manicone bij zijn grootmoeders soms nostalgie naar de gemeenschapszin uit de grotten. “Maar zij waren nog jong en hoefden er niet voor een gezin te zorgen.”
Van die geschiedenis hadden toeristen Zhao en Chen geen benul toen ze hun reis naar Matera boekten, want aan een historische stadswandeling komt James Bond in No Time to Die niet toe. Gebiologeerd wandelt het stel, inmiddels gehuld in gele regenponcho’s, tussen de voormalige grotwoningen door.
Werelderfgoed
Na de gedwongen evacuatie raakten de buurten decennialang in onbruik. Pas eind jaren tachtig keerde het tij en in 1993 werden de rotsen van Matera zelfs uitgeroepen tot Unesco Werelderfgoed. Inmiddels zijn de uit rotsen gehouwen woningen geliefde vastgoedobjecten, al is het merendeel nog steeds eigendom van de Italiaanse staat, die ze destijds voor een klein bedrag kocht van de geëvacueerde bewoners.
De overheid mag de huizen niet verkopen, maar wel voor 99 jaar verhuren. De huurder moet vervolgens de dure renovaties en het onderhoud zelf betalen, maar desondanks is het vechten om een huurcontract. Huurders en de enkele gelukkigen die erin slaagden een grotwoning te kopen, plukken nu de vruchten van Matera’s economische boom.
Niet alleen zijn de huizen een veelvoud meer waard geworden, in veel grotten zitten nu ook luxehotels. “Voor een of twee nachten in een grot slapen is leuk”, grijnst Manicone, wiens tante ook kamers verhuurt in haar huis in de sassi. Voor de generatie van zijn grootouders zijn de honderden euro’s die toeristen neertellen voor een nacht in een vochtige grot amper te bevatten.
Ontdekt door Hollywood
“Kennen jullie Pier Paolo Pasolini?”, vraagt Cappiello hoopvol, terwijl ze de tablet vol James Bond-fragmenten even in haar tas laat. Zhao en Chen schudden het hoofd met een verontschuldigende lach. “Mel Gibson? Richard Gere?”, probeert hun gids nog, maar andere sterren die in Matera werkten dan Bond-acteur Daniel Craig zijn aan hen niet besteed.
Pasolini zag als eerste de filmische potentie van Matera. De legendarische Italiaanse regisseur nam er al in 1964, toen de grotten nog in onbruik waren, Het evangelie volgens Matteüs op. Ook later, toen Hollywood het plaatsje ontdekte, zou Matera nog vaak de rol van Jeruzalem spelen. “Het ziet er bijna bijbelser uit dan Jeruzalem zelf”, vindt Antonio Manicone, neerkijkend op de kriskras door elkaar gebouwde huizen en smalle steegjes vanaf een van zijn favoriete uitzichtpunten.
Dat vond ook Mel Gibson, die Matera koos als decor voor The Passion of the Christ (2004). Een paar jaar geleden diende het plaatsje nog als achtergrond voor een Ben Hur-remake met Morgan Freeman, dus aan camera’s zijn de bewoners van Matera wel gewend. Toch is het optreden in de James Bond-film uniek: het is de eerste keer dat Matera niet Jeruzalem, maar zijn Zuid-Italiaanse zelf speelt.
Althans, ten dele, want niet alle Italiaanse scènes zijn gedraaid in Matera. Als James Bond zijn geliefde op een druk station wegbrengt, leidt dat tot een hier nogal gevoelig liggende continuïteitsfout: er is weliswaar een splinternieuw station, maar daar rijdt alleen een traag boemeltreintje uit Bari, omdat het al decennia niet lukt de stad op het nationale treinnetwerk aan te sluiten.
Ook Zhao en Chen krijgen een paar teleurstellingen te verwerken. Zo blijkt het kerkhof dat in de film opgeblazen wordt niet te bestaan, en lopen er allang geen kuddes schapen meer over de weg. “Dan had je zeventig jaar geleden moeten komen”, zegt Cappiello zuinigjes. “En waar is eigenlijk de metershoge oude stenen brug waar de spion aan bungelt?”, informeert Zhao. Deze scène blijkt te zijn opgenomen in het 20 kilometer verderop gelegen Gravina in Puglia, waarvan de burgemeester sinds het verschijnen van de film woedend is op de producent, omdat zijn gemeente op de aftiteling niet wordt genoemd.
Overtoerisme
Zijn woede is niet geheel onbegrijpelijk, want Gravina heeft de publiciteit harder nodig dan Matera. Hier zat het toerisme ook voor de film al flink in de lift, zeker nadat de plaats in 2019 de culturele hoofdstad van Europa was geworden.
Destijds was Cappiello zelfs niet zo blij met de filmopnamen. Die vonden plaats in de zomer van 2019, toen de stad volop in het succesvolste toeristische seizoen ooit zat. De filmcrew bezette kostbare hotelkamers, restaurants moesten sluiten en rondleiders omlopen. Maar, erkent Cappiello, de productie compenseerde iedereen rijkelijk voor hun misgelopen inkomsten.
Haar collega Antonio Manicone was vooral bang voor het James Bond-effect op het toerisme. Zou Matera niet bezwijken onder een ongewenst type dagjesmensen? Maar dat was voor de pandemie, zegt de gids. “Nu is iedereen welkom.”
Bovendien brengt het toerisme Matera voorlopig meer goeds dan slechts, vindt Manicone. Hij wijst naar een van de grotere huizen in de rotsenbuurt, met een bovenverdieping: daar wonen de eigenaars, eronder verhuren ze kamers. “Anders hadden ze hun terugkeer naar de sassi niet kunnen betalen.” Het toerisme is hier dus anders dan in Venetië, waar het oorspronkelijke bewoners de stad uitdrijft. “Tot nu toe”, voegt hij er half serieus aan toe.
De James Bond-tour nadert intussen het einde. Zhao maakt op haar smartphone aantekeningen voor het enthousiaste bericht dat ze straks gaat plaatsen op WeChat, het belangrijkste sociale medium in China. “James Bond stond daar meteen op nummer 1. Al mijn vrienden willen nu ook naar Matera.”
Cappiello houdt halt voor een oud huis vlak bij de zandkleurige muur waarop James Bond met zijn motor springt. Hier groeide haar 92-jarige vader op, vertelt ze aan Zhao en Chen. Na de mis op zondag wandelden ze vroeger vaak samen door de verlaten rotsenbuurt.
Tijdens de filmopnamen liepen er tientallen mensen rond. Voor de deur stond een springschans, iets verderop lag een gigantische stapel matrassen klaar om een val te breken. “Ik heb geprobeerd aan mijn vader uit te leggen wat er bij zijn geboortehuis gebeurde, maar hij begreep er niets van.”
Strijdtoneel van stadsarchitecten
Nadat de bewoners in 1952 uit de oude rotswoningen waren geëvacueerd, veranderde Matera niet alleen in een geliefde filmset, maar ook in het verhitte strijdtoneel van stadsarchitecten. In de jaren zeventig schreef de gemeente een competitie uit die de toekomst van de sassi, de verlaten en vervallen stadsrots, moest bepalen.
De voorstellen liepen uiteen van het transformeren van de sassi in een permanente filmlocatie tot het bouwen van een brug over de buurt, om de oude huizen van daaruit te kunnen bekijken. Uiteindelijk won een plan om het centrum te moderniseren en zo nieuw leven in te blazen. In die lijn stelde de vooraanstaande architect Renzo Piano later voor een ondergrondse parkeergarage onder de sassi te bouwen.
“Gelukkig is onze overheid heel langzaam’, stelt gids Dora Cappiello opgelucht vast. De steun voor de moderniseringsplannen was in Matera niet overtuigend en in de praktijk kwam er dan ook weinig van terecht, totdat er in 1986 een definitieve streep doorheen ging. Dat jaar nam Italië een wet aan die het erfgoed van de stad beschermt en subsidie voor de restauratie beschikbaar stelt.
In de jaren erna ontpopte Pietro Laureano, stadsarchitect en inwoner van Matera, zich tot voorvechter van de stad. Hij schreef het doorslaggevende rapport dat de stad in 1993, tot verrassing van velen, op de Unesco-werelderfgoedlijst deed belanden. Destijds stonden er pas zeven plaatsen in Italië op de lijst, waarvan geen ten zuiden van Rome. Italiaanse kranten vroegen zich af of Matera, dat het oude stigma in eigen land nog steeds niet helemaal kwijt was, die eer wel verdiende.