Reportage
In een Franse colère: waarom onze zuiderburen al zo lang zo boos zijn
Al weken gaat Frankrijk gebukt onder stakingen, de gele hesjes roeren zich nog steeds en radicaal-rechts is zo vitaal dat Emmanuel Macron in 2022 moet vrezen voor zijn presidentschap. Hoe kon de stemming in zo’n korte tijd omslaan?
Op een kille novemberdag trekt Christophe Chalençon er samen met een vriend op uit om te gaan jagen. De vriend draagt een karabijn. Chalençon, werkzaam als ijzersmid, is slechts gewapend met een speer. Dat was iets van de laatste tijd. Hij had bedacht dat hij via het directe contact met zijn prooi dichter bij de natuur kon komen – en op die manier ook bij zichzelf. Na een uur of wat struinen door eikenbossen van de Luberon klinkt plotseling het geluid van brekende takken. Even later staat Chalençon oog in oog met een reusachtig mannetjeszwijn. Slechts het zware snuiven van het dier is te horen. Eén verkeerde beweging en het zwijn zou hem met zijn enorme slagtanden openrijten.
“Ik zie zijn priemende zwarte oogjes nog voor me”, zegt Chalençon in zijn werkplaats nabij het stadje Sault, op de flank van de Mont Ventoux. Tientallen seconden staan ze zo doodstil tegenover elkaar. Het lijkt wel een eeuwigheid. Van een afstandje roept de vriend dat hij gaat schieten. Maar Chalençon, een stevig gebouwde vijftiger met armen als staalkabels, steekt een hand op ten teken dat hij dat niet wil. Hij zet een stap naar voren, maar nog voor hij zijn spies in de borst van het zwijn kan drijven draait het beest zich om en vlucht weg. “Ik kon hem nog net in zijn achterste prikken”, grijnst Chalençon. Het jagen met de speer wekt volgens Chalençon een soort oerdrift op, een intensiteit die ook voelbaar is wanneer je met de man zelf spreekt.
Frankrijk leerde Chalençon eind 2018 kennen als voorman van de ‘Gele Hesjes’ in de Vaucluse. Het departement kende een zeer hoge participatiegraad – grotendeels dankzij het organisatorisch vermogen van Chalençon. Hij bleek ook welbespraakt, en dat maakte hem een gewild gezicht in de Franse media, koortsachtig op zoek naar figuren die de spontane protestbeweging een gezicht konden geven tijdens de eerste chaotische weken van de crisis. Toen hij op radio Europe1 werd gevraagd de plundering van de Arc de Triomphe te veroordelen, zei hij simpelweg dat het de uitkomst was van ‘veertig jaar politieke laksheid’.
Daags ervoor baarde Chalençon opzien met zijn voorstel om de zittende premier Edouard Philippe te vervangen door generaal Pierre de Villiers, de eerder door Macron aan de kant geschoven chef-staf van het Franse leger. Er was een “homme de poigne” nodig, zei Chalençon op televisie, een sterke man. De timide De Villiers bedankte vriendelijk voor de eer. Maar dat een obscure ijzersmid uit de provincie met dergelijke uitspraken het oor van de natie had, was tekenend voor de stemming van die dagen. Op 17 november 2018 werden overal in het land rotondes bezet, maar beperkte het protest zich tot de provincie.
De week erop kwamen de gele hesjes naar Parijs en richtten een ravage aan op de Champs-Elysées. De week daarop was het echt menens. Met tienduizenden kwamen de hesjes die zaterdag naar Parijs en op Place de la République brulde de radicaal-linkse filosoof Fréderic Lordon door een megafoon dat “razernij bezit van het land aan het te nemen is”. Het was tijd om “alle opgekropte woede in een ketel te gooien en de fik erin te steken”. Lordon: “De macht is fragiel, laten we haar betreden. (…) We zullen naar het Elysée gaan en daar Macron onze lijst met eisen voorleggen, en roepen: ‘Ophoepelen jij!’”
Elders in de stad werden op dat moment de ruiten van banken en verzekeraars ingeslagen, en werden luxewinkels met tientallen tegelijk geplunderd. Straatmeubilair sneuvelde en aan de chique avenue Foch stonden tientallen auto’s in brand. Op Place de la Concorde, nabij het Elysée, dreef men de oproerpolitie steeds verder in het nauw.
Ikzelf was er bij die avond. Er heerste een sfeer van anarchie en wetteloosheid. Het was alsof de bestaande orde van haar fundamenten was losgekomen.
‘De grote verwildering’
De acute crisis van de gele hesjes mag dan bezworen zijn, het vuur bij Chalençon is allerminst gedoofd. Zijn werkplaats, een grote schuur in feite, staat middenin een idyllisch landschap van lavendelvelden, bosschages en landweggetjes. Het is slechts een kwestie van tijd, zegt hij, eer de “oligarchie van enarques” ten val zal komen. Daarmee doelt hij op de gediplomeerden van de eliteschool ENA, die de ruggengraat van de Franse staat vormen. Dat kan op twee manieren, denkt hij. “Of door een revolutie met doden tot gevolg, of via een transitieregering die wordt geleid door het leger en die Frankrijk naar een werkelijke democratie en een waarachtige volksvertegenwoordiging zal leiden.”
Radicale taal. Toch stemde Chalençon in 2017 nog gewoon op Macron. Dat zegt iets over hoe de stemming in het land in zo’n korte tijd kon omslaan. Macrons presidentschap begon voorspoedig. Via een revolutie vanuit het centrum had hij weten af te rekenen met het vermolmde politieke establishment. Vervolgens wist hij zonder al te veel problemen een aantal ambitieuze hervormingen door te voeren, zoals op de vastgeroeste arbeidsmarkt. Nieuwe terreuraanvallen van het kaliber Charlie Hebdo of Bataclan bleven uit. Frankrijk werd zelfs wereldkampioen voetbal. Macron werd de ‘Franse Obama’ genoemd, en voor het eerst sinds jaren was er een zweem van optimisme in het land. Een sentiment van can-do. En toen waren er dus opeens de gele hesjes.
Hun beweging heeft na een jaar weliswaar fors aan kracht ingeboet. Maar de onvrede in de Franse samenleving is er niet minder om. Zo bleek wel tijdens de voortdurende stakingen rondom de pensioenswet. Het land ligt al zes weken zo goed als plat. Niet alleen treinconducteurs en metrobestuurders, maar ook ziekenhuispersoneel, leraren, brandweerlieden, eerste-hulpartsen, advocaten: iederéén is boos en ontevreden. Het ongerief is sociaal, maar ook cultureel, en zelfs identitair. Zo bleek wel, toen een akkefietje over een hoofddoek afgelopen najaar wekenlang het nieuws beheerste. Het begon met een gehoofddoekte oppasmoeder die een schooluitje naar een brandweerkazerne begeleidde en daar met een beroep op de laicité de toegang werd ontzegd door een overijverige brandweerman; de Franse wet verbiedt alleen de hoofddoek op de openbare school zelf. Een paar dagen later was er een soortgelijk incident op de publieke tribune bij de gemeenteraad van een provinciestad. Het land was te klein.
In dezelfde tijd vermoordde een geradicaliseerde moslim vier van zijn collega’s op het politiehoofdkantoor in Parijs. Drie anderen raakten gewond. Het herinnerde er pijnlijk aan dat het gevaar van islamitisch geïnspireerde terreur in Frankrijk allerminst verdwenen was. In een toespraak ter herdenking van de slachtoffers riep Macron op tot een ‘waakzame samenleving’, maar hij kon niet verhelen dat het het hardste rechts was dat de toon zette gedurende die weken. Identitair rechtse weekbladen als Valeurs actuelles haalden het playbook van een islamistische mars door de instituties tevoorschijn. Marine Le Pen, voorvrouw van het tot Rassemblement National (RN) omgedoopte Front National, deinsde er niet voor terug een directe lijn te trekken van de hoofddoek naar de terreurdaad op het Parijse politiebureau.
Een paar weken eerder waren de Franse media uitgelopen voor de Convention de la Droite, het initiatief van Marion Maréchal-Le Pen, om een brug te slaan tussen radicaal-rechts en centrumrechts. De eerder wegens haatzaaien veroordeelde publicist Eric Zemmour riep met zoveel woorden op tot een burgeroorlog en Maréchal zelf sprak over de ‘Grand Remplacement’. Zeker, de Europeanen hebben ooit gekoloniseerd, zo stelde Zemmour, maar inmiddels waren de rollen omgedraaid. ‘Wie zullen hún Indianen en slaven worden?’, vroeg hij retorisch aan het publiek, sprekend over islamisten die zich opmaakten om Frankrijk ‘te koloniseren’. En met een malicieuze grijns: ‘Dat bent u?’ Jonge Fransen die ‘een minderheid in eigen land’ dreigden te worden waren niets waard wanneer zij niet bereid waren ‘te vechten voor hun vrijheid’.
Maréchal, de jongere nicht van Marine Le Pen, heeft haar politieke carrière (op haar 23ste werd ze het jongste parlementslid in de geschiedenis van de Vijfde Republiek) voorlopig vaarwel gezegd en leidt nu vanuit Lyon een instituut dat een jonge generatie conservatieven beoogt op te leiden. Ze is het stralende middelpunt van een ecosysteem van clubjes, tijdschriften en websites die zich trots katholiek noemen, zeggen te willen afrekenen met de ‘erfenis van 1968’, kritisch staan tegenover immigratie, en niets moeten hebben van de islam. In de geest van de Italiaanse communist Antonio Gramsci geloven ze dat ze eerst de ‘geesten’ moeten veroveren alvorens een greep naar de politieke macht te kunnen doen.
Hun nog levende held is Renaud Camus, de Franse cultschrijver die de term Grand Remplacement muntte. Volgens deze ‘theorie’ beogen linkse elites de witte en christelijke bevolking via immigratie uit het Midden-Oosten en subsaharisch Afrika te ‘vervangen’. Op de Convention de la Droite zag Maréchal deze demografische omwenteling als ‘het grootste gevaar’. Het zou leiden tot wat zij de ‘Grote Verwildering’ noemde: ‘een multiculturele samenleving, versplinterd en gewelddadig’.
Marine Le Pen zorgt ervoor dat ze op gepaste afstand blijft van dit discours. Het past niet in haar strategie om van het RN een min of meer fatsoenlijke rechts-populistische partij te maken. Tegelijk komt het Marine niet slecht uit dat de grens van wat gezegd kan worden in korte tijd zo is opgeschoven. Het maakt dat haar eigen geluid voor redelijk kan doorgaan.
Ook van het protest van de gele hesjes wist Le Pen electoraal te profiteren. Een ruime meerderheid van de Fransen die zich met de hesjes identificeren stemde tijdens de Europese verkiezingen op haar. Met ruim 23 procent van de stemmen kwam haar partij net als in 2014 als winnaar uit de bus. Inmiddels wijst alles op een reprise van het duel met Macron. Waar ze bij de presidentsverkiezingen van 2017 nog 35 procent haalde geven peilingen haar nu 45 procent. Wat een paar jaar geleden nog ondenkbaar werd geacht, klinkt nu steeds vaker en luider: Marine Le Pen is in staat om in 2022 de presidentsverkiezingen te winnen.
“Wat je ziet, is dat de score van het Rassemblement national over de tijd steeds groeit”, zegt de politicoloog Dominique Reynié, een van Frankrijks meest vooraanstaande populismekenners, ten burele van Fondapol, de liberale denktank die hij oprichtte. Onlangs publiceerde hij een omineus rapport: 2022, le risque populiste en France. In 1974, het begin van de oliecrisis (en in Frankrijk het jaar waarin het land in de wurggreep van de massawerkloosheid raakte), bedroeg de populistische stem 6 procent. In 2017 was dat 48 procent (links én rechts). Alleen 2007 liet een daling zien, het gevolg van de hardrechtse lijn waarmee Nicolas Sarkozy campagne voerde. “Het maakt dat het reservoir waaruit Le Pen kan putten enorm is”, zegt Reynié.
Reynié ziet veel Fransen gebukt gaan onder een “gevoel van ineenstorting” in een wereld waar Europa het niet langer vanzelfsprekend voor het zeggen heeft. “Wat Frankrijk betreft wringt het dat alles rond de staat is georganiseerd. Die kan niet langer leveren wat verlangd wordt. In het ziekenhuis word je minder goed geholpen dan eerst, de treinen hebben niet langer dezelfde kwaliteit. Scholen, universiteiten en gevangenissen verkeren in slechte staat. Tegelijk is de belastingdruk hoger dan ooit – en iedereen weet het.”
Een ander probleem volgens Reynié: de krampachtige houding wanneer het aankomt op het bespreekbaar maken van gevolgen van immigratie. “De consequentie is dat radicaal-rechtse politici als Le Pen of publicisten als Eric Zemmour nu de toon zetten. Je kunt zeggen dat zij het overdrijven, maar degenen die er helemaal niet over wensen te praten overdrijven evengoed.”
Marine Le Pen (°1968) werd op haar 18de lid van het door haar vader Jean-Marie opgerichte Front National. Ze studeerde rechten en was vaak te vinden in de nachtclubs rond de Champs-Elysées. Ze is niet gelovig, en heeft geen moeite met abortus en homoseksualiteit. Ze maakt nadrukkelijk onderscheid tussen islam en islamisme en pleitte op enig moment zelfs voor de vestiging van een ‘Franse islam’. Volgens Jacques de Guillebon, hoofdredacteur van het gestyleerde rechts-identitaire maandblad L’Incorrect, maakt dit dat Marine niet goed ligt bij de katholieke bourgeoisie. “Die kijkt op haar neer, vindt haar vulgair”, zegt hij, op een verwarmd terras nabij metrostation Odéon. Een serieuze handicap, want Marine heeft dit electoraat nodig om een meerderheid te halen. Macron weet dat en flirt er steeds opzichtiger mee.
Portugese metselaar
Progressieve elites in Europa haalden opgelucht adem toen Macron in 2017 de verkiezingen won. De rechts-populistische golf die de Angelsaksische wereld een jaar eerder overspoelde (brexit, Trump) leek op een continentale golfbreker gestuit. Dat bleek te vroeg gejuicht. Maar Frankrijk zou dan tenminste een baken van licht in Europa zijn. Vanuit het EU-gezinde Bretagne haalde Macron hard uit naar ‘de lepra’ die in Europa om zich heen greep, het ‘nationalisme’ dat herleefde en ‘de gesloten grenzen die sommigen voorstonden’. Orbán en Salvini hadden gelijk om hem als ‘hun tegenstander’ te zien, zei hij die zomer. In het najaar van 2018, aan de vooravond van de grote herdenking van de Eerste Wereldoorlog, trok hij in een interview een veelzeggende parallel met het interbellum. Het nationalisme uit die jaren was het ‘exacte tegendeel’ van het patriottisme.
Maar thema’s als immigratie, islam en identiteit zijn niet langer taboe. Misbruik van het asielrecht moest bespreekbaar zijn, aldus Macron afgelopen najaar. Temeer omdat het niet ‘de bourgeois’ is, die de nadelige gevolgen van immigratie ondervindt, maar de maatschappelijke onderklasse. In oktober verraste de president vriend en vijand met een over twaalf pagina’s uitgesponnen interview in Valeurs actuelles. Hier uitte hij zijn zorgen over mensen die hun ‘eigen groep’ niet uitkwamen en zich ‘buiten de Franse samenleving hadden geplaatst’, een impliciete verwijzing naar de integratieproblematiek rond bepaalde groepen moslims. Hij gaf aan het uitzetten van ongedocumenteerden te zullen opvoeren en stelde later bij monde van premier Edouard Philippe immigratiequota voor. Philippe sprak van de noodzaak ‘het migratiebeleid terug in de greep te krijgen’ – ‘Reprendre contrôle’, niet toevallig ook de slogan van het brexit-kamp).
Met veel fanfare bracht Macron een bezoek aan zijn thuisstad Amiens. Officieel om een fabriek te bezoeken, officieus om hem een president van ‘ergens’ te laten lijken (en hem te verlossen van zijn imago van de technocraat die overal thuis is). Dat is spelen met vuur, meent Françoise Fressoz, politiek commentator van Le Monde. Want niet alleen verschaft dit Le Pen legitimiteit als leider van de oppositie, schreef ze; ook dreigt Macrons eigen progressiviteit dusdanig uitgehold te raken dat die amper nog als dam kan dienen voor de aanrollende rechts-populistische golf.
Het verhaal van de gele hesjes is al vaak verteld. De onlinepetitie tegen hoge brandstofprijzen van de startende ondernemer Priscillia Ludosky waarmee alles begon. Hoe die werd opgepikt door de lokale krant Le Parisien en vervolgens viraal ging op Facebook. Hoe Ludosky daarop werd gecontacteerd door de vrachtwagenchauffeur Eric Drouet, tevens voorzitter van de tuning-vereniging ‘Muster Crew’. Parallel hieraan was er de veelbekeken Facebookvideo van de Bretonse paragnoste Jacline Mouraud. Hierin nam ze Macron de maat over radarcontroles, en hoge brandstofprijzen. Uiteindelijk was het Drouet die de naam ‘Gele Hesjes’ bedacht en de datum van 17 november voorstelde. Wat zou uitgroeien tot de grootste protestbeweging sinds 1968 was daarmee een feit.
Er is vaak gewezen op de mate waarin de gele hesjes de politiek en media verrasten, hoezeer ze een donderslag bij heldere hemel waren. Maar wie had opgelet, had gezien dat protesten tegen hoge brandstofprijzen al veel langer gaande waren. Vanaf begin 2018, dus bijna een jaar voor de ‘gele hesjes’, waren op tal van plekken in het land zogenoemde groupes de colère (woedegroepen) opgericht op Facebook. Hierin uitten burgers hun onvrede over hoge brandstofprijzen, de nieuwe maximumsnelheid op de provinciale weg (van 90 naar 80 km/u) en de privatisering van het systeem van radarmetingen.
Een van de eerste woedegroepen werd opgericht door een Portugese metselaar uit de Dordogne, Leandro Nogueira. Diens lokale Facebookgroep ‘Vous en avez marre? Et c’est maintenant’ (‘Hebben jullie er genoeg van? En dat is dus nu)’ had al snel 90.000 leden. Nogueira zette voor tal van andere departementen vergelijkbare groepen op, en in januari en februari kwam het op tal van plaatsen in Frankrijk tot protesten. Maar ze bleven onder de radar van de grote landelijke media en daarmee uit het zicht van ‘Parijs’.
Dat gold eveneens voor Gauvain Sers, die met zijn lied ‘Les oubliés’ (‘De vergetenen’) de verwaarlozing van het platteland aan de kaak stelde. De schoolklas die geen meester heeft; het ziekenhuis dat sluit; de middenstand die het niet kan bolwerken tegen de hypermarché. Het werd miljoenen keren op YouTube bekeken eer nationale radiostations het oppikten. Iets dergelijks gold voor Trois cafés gourmands, een band die een enorme YouTube-hit had met ‘A nos souvenirs’, een weemoedig lied over iemand uit de Corrèze die naar Parijs getrokken is. De muziek is vrolijk en dansbaar, maar de tekst herbergt een diepe wanhoop: ‘Het is erger dan een testament / Voorbij het geheim / We zijn kleine kinderen / Van dit mooie stukje Frankrijk / Laten we onszelf levend begraven / Gekneveld indien nodig’.
Zoals de hardcorerap uit de jaren 1990 de situatie in banlieues op de kaart zette, zo doen deze liedjes het met de situatie op het platteland. Christophe Guilluy wijst al jaren op de toenemende kloof tussen stad en provincie en de ondermijning van de middenklasse die het gevolg is van de globalisering. De sociaalgeograaf muntte de term La France périphérique, tevens de titel van een in 2014 verschenen boek. Hij onderscheidt een twaalftal stedelijke agglomeraties (Parijs, Lille, Bordeaux, Rennes et cetera) die zijn aangesloten op de globalisering, daar de vruchten van plukken, en de rest van het land die slechts de gevolgen ervan ondergaat. “Daarom zeg ik dat de steden de middeleeuwse forten van de 21ste eeuw zijn”, zegt hij tijdens een gesprek in een Parijs’ café.
Guilluy, die nu algemeen wordt gezien als ‘de voorspeller’ van de gele hesjes, publiceerde onlangs No Society, een essay waarin hij zijn Franse bevindingen extrapoleert naar de gehele westerse wereld. Hierin hekelt hij de ‘nieuwe bourgeoisie’, de bobo en de hipster, die geen enkele band meer hebben met de witte onderklasse. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het gebrek aan steun dat de gele hesjes kregen vanuit de intellectuele en artistieke wereld in Parijs (terwijl die vroeger juist altijd op de hand van het volk was). Guilluy ziet dit gebrek aan culturele representatie als misschien wel het grootste probleem. “In Parijse kringen bestond de neiging om de gele hesjes te reduceren tot het antisemitisme en het autoritarisme dat de beweging óók voortbracht”, zegt hij. “Maar dat doet geen recht aan de werkelijkheid. Verreweg de meeste hesjes hebben daar niets mee van doen, en behoren tot de verarmde provinciale middenklasse.”
Enorme schok
Dat vrijhandel en open grenzen een keerzijde hebben is inmiddels geen geheim meer. Enerzijds zette de overheveling van productie naar lagelonenlanden een proces van de-industrialisering in gang. Tegelijk leidde immigratie tot zorgen over het behoud van identiteit. De globalisering van de afgelopen veertig jaar is in het Westen een belangrijke motor van populisme gebleken, maar in Frankrijk lijkt de impact ervan groter. Het land kent al veertig jaar massawerkloosheid en nergens is het integratiedebat zo verscheurend als hier. De kloven die door de samenleving lopen zijn vaak niet alleen onpeilbaar diep, maar ook onoverbrugbaar.
De politicoloog Jérôme Fourquet spreekt in dat opzicht van een ‘archipel’. Een gefragmenteerde samenleving, waar cohesie ontbreekt. De Republiek, une et indivisible, maakt geen onderscheid op basis van huidskleur, geloof of cultuur. Dat klinkt mooi, die universaliteit, maar Frankrijk is óók een natie, met een geschiedenis, tradities en allerlei culturele en religieuze eigenaardigheden. En daar wringt het, zeker met de komst van grote groepen moslimimmigranten uit de voormalige kolonies in Noord- en West-Afrika die hun plaats opeisen.
Frankrijk, zo stelt Fourquet, is een multiculturele samenleving die zichzelf niet als zodanig wenst te zien. Links niet, dat maar blijft doen alsof die culturele verschillen er helemaal niet toe doen; en rechts niet, dat het loze vivre ensemble (samenleven) van links bekritiseert, maar er zelf niet in slaagt duidelijk te maken hoe het eigen ideaal van assimilatie verwezenlijkt kan worden in het tijdperk van het autonome individu. Die onmacht resulteert soms in een karikaturaal soort identiteitspolitiek, zoals het jaarlijkse ‘Varkensfeest’ in Hayange of de kerststal die burgemeester Robert Ménard in december in het stadhuis van Béziers liet neerzetten. Beide steden gelden als armlastig, gaan gebukt onder hoge werkloosheid en kennen een omvangrijke moslimpopulatie.
Béziers ligt in het departement Hérault, waar pieds-noirs (witte Fransen die in Frans-Algerije zijn geboren) en Arabisch-Algerijnse immigranten door elkaar heen leven. Het was in deze streek dat bij Renaud Camus de overtuiging postvatte dat er zoiets als de Grand Remplacement moest bestaan. Het was ergens eind jaren 1990, en in opdracht van de regionale autoriteiten schreef hij een lokale reisgids, vertelde hij me toen ik hem opzocht in het 14de-eeuwse chateau dat hij bewoont op een uur rijden van Toulouse. Tijdens zijn research belandde hij in een eeuwenoud Frans stadje. Het was op het heetst van de dag, en de straten waren uitgestorven. Maar bij een gotische fontein ontwaarde hij drie gehoofddoekte vrouwen. Bij moslimmigranten dacht hij aan vale flats en banlieues, niet aan een middeleeuwse fontein. Camus zei me het moment te herinneren als een enorme schok.
Op het oog is Camus de meest onwaarschijnlijke kandidaat voor de rol van ideoloog van radicaal- en extreemrechts. In de jaren zeventig maakte hij in literaire kring naam met de roman Tricks, het verslag van een hele reeks homoseksuele contacten in Europa en de Verenigde Staten. Het was de tijd dat hij vriendschap sloot met kunstenaars als Andy Warhol en Robert Rauschenberg. Begin jaren 1990 vestigde hij zich in Plieux, in het departement Gers, aan de voet van de Pyreneeën, waar hij zich toelegde op de organisatie van literaire bijeenkomsten, muziekfestivals en exposities. Ondertussen bouwde hij aan een omvangrijk en gevarieerd oeuvre met romans, dagboeken, essays.
Camus ziet de Grand Remplacement als onderdeel van een groter project, de Remplacement Global. Alles wat authentiek en geworteld is, dient hierbij plaats te maken voor wat nep en vloeibaar is. Resultaat is een soort low-costsamenleving zonder onderscheidende kenmerken, die ten dienste staat van wat Camus de ‘Davocratie’ noemt (een van zijn talrijke neologismen en die in dit geval verwijst naar de jaarlijkse bijeenkomst van rijken en machtigen in het Zwitserse skioord Davos). Zelf leeft hij ver van deze inauthentieke wereld, maar hij communiceert ermee via een niet-aflatende stroom van tweets. Camus’ tweets bevatten allerlei knappe taalvondsten en neologismen. Vaak zijn ze onverholen racistisch. Neem deze: ‘Afrikanen komen naar Europa omdat het leven er beter is dankzij de beschaving. Die houdt op omdat zij er zijn.’ De tweet uit 2015 is opgenomen in een vuistdikke bundeling die hij onlangs deed verschijnen, getiteld Tweets. In eigen beheer. Geen Parijse uitgever waagt zich tegenwoordig nog aan Camus.
Verlamming
Het geworstel met de globalisering is onderdeel van wat Le malheur français is komen te heten – het Franse ongerief. De wortels van de vertrouwenscrisis bij de Franse burger reiken diep. Tijdens de naoorlogse periode, de zogenoemde Trente Glorieuses (1945-1975), was er nog niet veel aan de hand. Frankrijk vertrouwde op zijn centralistische en staatsgeleide economische model. Het schonk de wereld de Citroën DS, de Concorde, de tgv en hoogwaardige kerncentrales. Het was pas later dat de problemen begonnen, zo ergens begin jaren 1980. Hoe diende Frankrijk zich te positioneren in de globalisering die nu pas echt goed op stoom kwam en waarin het Angelsaksische neoliberalisme leidend was? Dit is het thema van een hele stroom boeken met woorden als déclin of malheur in de titel.
Volgens de historicus Marcel Gauchet is een deel van het probleem dat bange Franse politici de bevolking consequent een valse werkelijkheid hebben voorgespiegeld. “Ze stelden dat er niets hoefde te veranderen, dat Frankrijk zijn etatistische zelf kon blijven”, zegt hij op zijn kantoor bij uitgeverij Gallimard, waar hij het tijdschrift Le Débat leidt. Nadat het koloniale rijk was opgegeven, was de gedachte dat de Fransen dan toch invloedrijk konden zijn binnen Europa. Maar door de almaar verder uitdijende Europese Unie kwam daar uiteindelijk weinig van terecht. Na de Tweede Wereldoorlog was Parijs uitgegroeid tot de onbetwiste culturele en intellectuele hoofdstad van Europa, zo niet van de wereld. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee Frankrijk ooit zijn culturele, intellectuele en morele normen aan de wereld oplegde, is totaal verdwenen. Internationaal is het Franse geluid slechts één stem te midden van vele.
In de wijdere wereld is Europa niet langer maatgevend en je zou kunnen beargumenteren dat het ongemak, de onrust en de onzekerheid die daarmee gepaard gaan veel verklaren over de opkomst van het Europese nationaal-populisme. Maar in Frankrijk wordt dit ongemak verreweg het sterkst ervaren. Volgens Gauchet, een van Frankrijks meest prominente intellectuelen, komt dat doordat het land zich sinds Lodewijk XIV steeds in termen van hegemonie heeft gedefinieerd. “Frankrijk veranderen? De rest van de wereld moet maar veranderen!” Frankrijk is een ex-grootmacht die dankzij het atoomwapen en zijn zetel in de Veiligheidsraad de schone schijn kan ophouden. “Maar ondertussen lijkt de neergang van Frankrijk in de wereld niet te keren. Dat gaat gepaard met gevoelens van onmacht, ja, van aan defaitisme grenzende verlamming.”
De verkiezing van Macron bracht een zeker optimisme terug. Maar in de euforie van het moment leken zijn adviseurs vergeten dat meer dan 50 procent van de kiezers tijdens de eerste ronde op anti-systeempartijen had gestemd. Opinieonderzoek na opinieonderzoek laat zien hoe weinig vertrouwen de Fransen hebben in de toekomst, in hun leiders, en elkaar. Slechts 20 procent ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet, het allerlaagst van de OESO-landen. Zeventig procent denkt dat de positie van Frankrijk zal verslechteren de komende jaren. Driekwart van de Fransen vindt politici ‘over het algemeen gecorrumpeerd’.
Het is een context waarin het geloof in de Grand Remplacement een hoge vlucht heeft genomen. Aanvankelijk was Camus’ theorie vooral populair binnen extreem- en radicaal-rechtse kringen, maar ze drong afgelopen jaren snel door tot de mainstream. Volgens onderzoek dat peilingbureau Ifop liet uitvoeren, denkt 48 procent van de Fransen dat immigratie een door onze elites georganiseerd project is met als doel de ene beschaving door de andere te vervangen.
Ook buiten Frankrijk won de term de afgelopen jaren snel aan populariteit. Op 15 maart 2019 doodde Brenton Tarrant bij een aanslag op twee moskeeën 51 mensen in het Nieuw-Zeelandse Christchurch. Vlak voordat hij tot zijn daad overging, zette hij een pamflet online getiteld The Great Replacement. Later dat jaar, op 3 augustus, kwamen in het Texaanse grensstad El Paso 22 mensen om bij een aanslag. Ook hier refereerde de dader aan de complottheorie van Camus. Camus zelf wijst gebruik van geweld af en heeft de aanslagen veroordeeld. Tegelijk aarzelt hij niet om westerse immigranten als ‘kolonisten’ en ‘bezetters’ te benoemen en roept hij op tot ‘verzet’. Ook deinst hij niet terug voor een-op-eenvergelijkingen met de Duitse bezetting.
Verkapte burgeroorlog
Het regime van maarschalk Pétain, zo redeneert hij, paste zich aan de Duitse bezetting aan, maar entameerde deze niet. Heel anders dus dan de successievelijke regeringen die actief migranten naar Frankrijk haalden. Zodoende spreekt Camus van een ‘Kleine Collaboratie’ (Vichy) en de ‘Grote Collaboratie’. Het kasteel dat Camus in Plieux bewoont heeft meer weg van een grimmig fort dan van een chateau. Het kijkt uit over een golvend akkerlandschap met de voor de streek typerende roestbruine aarde. Op heldere dagen zijn in de verte de contouren van de Pyreneeën zichtbaar. Camus, gesoigneerde witte baard, linnen kostuum en diepblauwe, monsterende ogen, doet zelf open. Hij leidt vertrekken vol boeken en moderne kunst door tot we een ruimte betreden met massieve houten balken in het plafond. Op de grond liggen twee Afghaanse kleden. Een langgerekte boekenkast bevat talloze delen van de beroemde Pleiade- reeks en een grote verzameling kunstboeken. Ruime nissen, met daarin ramen die uitkijken op de omgeving, zijn getransformeerd tot zitjes.
Het was in de Hérault dat Camus zich ervan bewust werd dat er zoiets moest zijn als de Grand Remplacement. Statistieken tonen dat het percentage migranten al jaren constant is, maar daar heeft Camus geen boodschap aan. “Demografen zijn wat de alchemisten in de middeleeuwen waren”, zegt hij.”De Grand Remplacement is een gebeurtenis zoals de Honderdjarige Oorlog dat was. Of de Grote Depressie. Dat is niet aan wetenschappers om uit te maken.” Ook de nuance dat het overgrote deel van de niet-westerse Fransen uitstekend is geïntegreerd, lijkt niet aan hem besteed.
Een kernbegrip in Camus’ denkwereld is het woord ‘hinder’ (nocence; de naam van de politieke partij die hij oprichtte luidt ‘parti de l’in-nocence’). Dat kan van alles zijn: je schoenen op de bank leggen in de metro, hangen voor de ingang van een flat, mensen lastigvallen, een gewapende beroving of zelfs islamitische geïnspireerde terreur. Bij Camus is dat een rechte lijn. Hij noemt die hinder de “sterke arm van de verovering” – een term die hem een veroordeling opleverde wegens haatzaaien. “De rechters denken dat ik bedoelde dat alle moslims misdadigers zijn”, zegt Camus. “Maar dat is absurd!” Zijn blik verhardt. “Ik doel op de manier waarop immigranten de gewortelde Fransen wegpesten. Op de etnische zuivering die er op bepaalde plaatsen in Frankrijk plaatsvindt.”
Het beeld dat Camus oproept, sluit nauw aan bij bestsellers als Le suicide français van Eric Zemmour (over decadente elites die Frankrijk tot de rand van de afgrond zouden hebben gebracht) of Soumission van Michel Houellebecq (over een machtsovername door de Moslimbroederschap). Stuk voor stuk alarmistische boeken die weer aansluiten bij bestaande beelden over immigratie en de banlieue, als zou daar een verkapte burgeroorlog plaatsvinden. Het wordt versterkt door filmpjes van vechtpartijen en botsingen met de politie die op sociale media gretig door radicaal-rechtse sites en accounts worden gedeeld.
Dit alles speelt Marine Le Pen in de kaart. Haar handicaps zijn niet gering. Ze heeft de reputatie autoritair, bruusk en onaangenaam te zijn en een meerderheid van de Fransen vindt haar een gevaar voor de economie en een bedreiging voor de maatschappelijke orde. In normale tijden zou ze geen kans maken, schreef Alain Duhamel, de nestor van de Franse politieke journalistiek. “Maar het zíjn geen normale tijden.” Duhamel wees op de permanente dreiging van islamitisch geïnspireerde terreur, op de gele hesjes, de pensioenstakers en op de bij vlagen hysterische polemieken, zoals die over de hoofddoek. Dat toonde bij uitstek de “diepe ontevredenheid” en het “strijdbare ressentiment” die het huidige Frankrijk kenmerken. Het land was “ontevreden, ongeduldig en intolerant”, in één woord: “ongelukkig”.
Wat als er zich rond 2022, wanneer de presidentsverkiezingen plaatsvinden, een nieuwe migratiecrisis aandient, of een serie aanslagen, of de wonden van het sociale conflict over de pensioenhervorming dan nog niet zijn geheeld? Duhamel is er niet gerust op. In dat geval zou “alles kunnen gebeuren”.
Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (fondsbjp.nl)