ReportageTomatenpluk
In de hak van de Italiaanse laars wordt duidelijk waarom tomatenblikjes zo goedkoop zijn
In Apulië, de hak van de Italiaanse laars, wordt het overgrote deel van de tomaten verbouwd die in blikjes in de supermarkt terechtkomen. De reden waarom die blikjes zo goedkoop zijn, wordt duidelijk in Borgo Mezzanone. ‘Als ik dit geweten had, dan was ik nooit naar Europa gekomen.’
Ze komen aanfietsen in een stofwolk. Twee Afrikaanse mannen van begin 20, ze rijden tussen het dorre gras, stapels lege flessen en smeulend vuilnis. Ze zijn klaar met werken en rijden naar hun huis, een van hout, plastic en golfplaat opgetrokken barak in het ghetto van Borgo Mezzanone. Ver weg van het dorp zelf, midden tussen de olijfgaarden naast een verlaten asielzoekerscentrum.
“Vandaag heb ik slakken verzameld”, vertelt Lamine uit Guinee-Bissau. “Ik was te laat voor de tomatenpluk vanochtend. Maar ik moet toch werken anders verdien ik niks.” Lamine woont al drie jaar in dit barakkendorp. Een paar honderd barakken waar in juni en juli als de tomaten worden geoogst, meer dan duizend mensen wonen.
Onderzoek
Afgelopen jaar lieten de Nederlandse supermarkten en de Nederlandse vakbond FNV al onderzoek doen naar de arbeidsomstandigheden in de Italiaanse tomatenteelt. Daar bleek al uit dat de tienduizenden, vaak illegale, werknemers uitgebuit worden. Twaalf uur werken zonder pauze, zwaar onderbetaald en wonen in krotten waren een aantal van de misstanden. Ook uit eerdere onderzoeken kwam de miserabele positie van de tomatenplukkers al naar voren.
Bijna allemaal Afrikanen die via de Sahara en de Middellandse Zee Italië zijn binnengekomen. Meestal hebben ze geen papieren. Ze worden gezien als economische vluchtelingen en komen dus niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning, volgens schattingen zijn het er 400.000 in heel Italie. Ze leven in de marge van maatschappij en zijn een makkelijke prooi voor koppelbazen, die boeren in de omgeving goedkope arbeidskrachten leveren.
“Hier vlakbij, in Manfredonia, zie je elke ochtend dagloners wachten tot busjes ze oppikken om te komen werken”, vertelt Latyr Fateh, oprichter van Casa Sankara. De stichting zet zich in voor de rechten van Afrikaanse dagloners. “Ze verdienen meestal niet meer dan 20 euro op een dag.” Fateh weet waar hij over praat, ooit plukte hij zelf tomaten voor een paar centen en woonde in een van de barakkenkampen hier in de buurt. “In 2007 vloog ik op een toeristenvisum naar Europa om mijn broer in Frankrijk en mijn zus in Brussel op te zoeken.” Zijn visum verliep na tien dagen, ‘niet alle paspoorten zijn gelijk’, en kwam via omzwervingen in Italië terecht. “Ik heb van alles gedaan; dingen op straat verkocht, autoruiten gewassen en, dus, tomaten geplukt op het land.”
Verzet
Samen met zijn oom Mbaye Nidaye, die al een jaar eerder naar Italië was vertrokken, begon Fateh zich te verzetten tegen de slechte omstandigheden. “We werden uitgebuit door koppelbazen, maar ook door mensen die zeiden het beste met ons voor te hebben.” Een advocaat maakte Fateh en Nidaye geld afhandig met de belofte een verblijfsvergunning te regelen. “We hebben aangifte gedaan.” Die aangifte is het begin van Casa Sankara, en ze krijgen de mogelijkheid van een verlaten boerderij hun hoofdkwartier te maken.
Casa Sankara beslaat veertien hectare waar nu vooral tomaten worden verbouwd, op het terrein staan woonunits waar zo’n vierhonderd immigranten wonen. Vijftig daarvan werken op hun eigen land, de rest werkt voor boeren in de buurt. “Met een regulier contract en een fatsoenlijk salaris”, verzekert Fateh.
Dit jaar produceerde Casa Sankara 50 ton tomaten die met het etiket ‘ethisch geteeld’ in Italiaanse supermarkten wordt aangeboden. Een fractie van wat er jaarlijks in dit gebied aan tomaten wordt geproduceerd. In Foggia en omgeving wordt op 32.000 hectare ongeveer 2 miljoen ton tomaten geproduceerd. Hoofdzakelijk voor de conservenindustrie, de meeste gepelde tomaten, ook die in onze supermarkten, komen hier vandaan.
Pech
Kediame Sane komt uit Gambia en woont en werkt al drie jaar in Casa Sankara. Hij rijdt het busje van het land waar hij de hele ochtend tomaten heeft geplant terug naar zijn kamer in een van de grijze huisjes.
“We werken zes dagen in de week van ’s ochtends vijf tot één uur, dan wordt het te warm”, vertelt hij in zijn kamer van zes bij twee meter met een stapelbed, een kast en een tv. De airco draait overuren. Kediame verdient ongeveer 1000 euro in de maand en heeft recht op ziektekosten en straks een pensioen.
Zijn collega Lamine in Borgo Mezzanone verdient, als hij geluk heeft, 25 euro per dag. Maar 5 euro moet hij afgeven aan de koppelbaas voor ‘vervoer’. Als hij ziek is dan heeft hij pech, en verdient hij niets. Hij verblijft legaal in Italië, maar normaal werk vindt hij niet en ook een kamer huren is niet makkelijk. “Mijn verblijfsvergunning verloopt elk half jaar, geen huisbaas die mij iets wil verhuren.”
Zijn huis wil hij niet laten zien, hij schaamt zich ervoor. “Als ik dit geweten had, dan was ik nooit naar Europa gekomen.”