AchtergrondTerrorisme
In 2009 werd dit Magritte-schilderij gestolen, en de dader leek wel héél erg op 22 maart-terrorist Khalid El Bakraoui
Voor het eerst in tien jaar wordt het schilderij Olympia opnieuw tentoongesteld nadat het in 2009 uit het René Magritte Museum in Jette werd geroofd. De daders zijn nooit gevonden, het onderzoek is afgerond. Toch blijven enkele speurders overtuigd dat zelfmoordterrorist Khalid El Bakraoui achter de kunstroof zit.
Donderdagochtend 24 september 2009. De rondleiding van twee Japanse toeristen is nog maar net gestart, als iets over tien uur de bel gaat in de Esseghemstraat 135 in Jette, het huis waar René Magritte tussen 1930 en 1954 heeft gewoond en dat sinds 1999 als museum is ingericht.
“Wij willen graag het museum bezoeken”, zegt een stem aan de deur.
Bezoekers kunnen op dat moment alleen op afspraak het museum bezichtigen. Maar omdat het rustig is die dag, laat de conciërge de twee mannen binnen.
Het volgende moment wordt er een revolver tegen haar slaap gericht.
De gewapende mannen dwingen de vrouw om samen met twee aanwezige museumgidsen en het Japanse stel naar de binnentuin te gaan. Daar, op de plaats waar René Magritte ooit bijeenkomsten voor schilders, muzikanten en intellectuelen organiseerde, moeten ze op hun knieën gaan zitten.
Terwijl een man hen onder schot houdt, gaat zijn kompaan naar de woonkamer waar achter een glazen paneel Olympia is opgesteld. Het olieverfschilderij van 60 bij 80 centimeter beeldt een naakte vrouw af aan de rand van het water met een schelp op haar buik. Het is een van de minder bekende schilderijen van Magritte, maar wel een erg persoonlijk werk omwille van de vrouw die erop te zien is. Het is de echtgenote van Magritte, Georgette Berger, die in 1948 model stond voor het schilderij.
Als de federale gerechtelijke politie enkele minuten later ter plaatse komt - ze zijn verwittigd door een alarm - zijn de dieven al verdwenen. “In die tijd hingen er in dit soort kleine musea nog geen camera’s”, zegt Janpiet Callens, die in 2009 nog als kunstspeurder bij de Brusselse politie werkt en die ochtend in Jette de eerste vaststellingen doet.
“Het is heel uitzonderlijk dat er bij dergelijke kunstdiefstallen een wapen wordt gebruikt”, zegt Callens. “De dieven waren goed voorbereid. Allicht waren ze eerder op verkenning geweest, want ze wisten perfect waar ze moesten zijn. De daders hadden opvallend veel vertrouwen: ze droegen geen maskers of handschoenen.”
Op basis van de ooggetuigen maakt een forensisch tekenaar een robotfoto. Volgens de getuigen zijn de daders twintigers. Interpol beschrijft de ene verdachte als klein, van Aziatische afkomst en Engelssprekend, terwijl de andere wordt omschreven als iets groter, van Europese of Noord-Afrikaanse afkomst en Franstalig.
De robotfoto’s worden daags nadien al verspreid, omdat de speurders vrezen dat de werken mogelijk naar het buitenland zullen worden gebracht. Maar er komt weinig respons.
Het blijft maanden stil rond Olympia. Het doek lijkt van de aardbol verdwenen. De eigenaar van het werk, een gepensioneerde beenhouwer uit het Leuvense die zijn naam liever niet in de krant wil, stapt uiteindelijk naar de verzekering om voor zijn gestolen werk vergoed te worden. Het schilderij zou door de verzekeraars geraamd worden op 750.000 euro, een bedrag dat ze volgens de eigenaar ook aan hem hebben uitbetaald.
In 2011 duikt het schilderij weer op. Het is Janpiet Callens, die enkele maanden eerder zijn politieuniform heeft ingeruild om als consultant voor verzekeringen te gaan werken, die de Olympia terugbrengt. “Ik werd gecontacteerd door iemand uit het milieu. De dieven vonden het doek door alle media-aandacht onverkoopbaar en gaven het liever terug dan te vernietigen”, zegt Callens daarover.
In artikels die destijds zijn verschenen, ontkent Janpiet Callens dat er losgeld is betaald voor het schilderij, maar intussen geeft hij toch toe dat er een vindersloon is uitgereikt. “Het is een ongeschreven wet dat er ongeveer 10 procent van de waarde betaald wordt”, zegt hij.
Bij kunstnapping, zoals de praktijk genoemd wordt, stelt de dief voor het werk aan de verzekeringsmaatschappij terug te geven. Aangezien het voor de verzekeraar ook interessanter is om het schilderij terug te kopen voor een bedrag dat lager ligt dan de verzekerde waarde, zijn ze geneigd de politie buiten de geldoverdracht te houden.
Voor het schilderij van René Magritte uit 1948 is volgens verschillende bronnen 50.000 euro betaald, al wil niemand dat bedrag officieel bevestigen.
Callens, die ook vandaag nog als consultant voor verzekeraars werkt, overhandigt het schilderij aan de federale politie voor sporenonderzoek. Enige tijd later krijgt de eigenaar een telefoontje dat zijn schilderij terecht is. Hij mag het gaan afhalen in het toenmalige gebouw van de Brusselse federale politie in de IBM-toren aan het Sint-Lazarusplein in Sint-Joost-ten-Node. “Dat was tamelijk hallucinant”, vertelt Janpiet Callens, die ook bij de overhandiging is. “De man kreeg een pakket in bolletjesplastiek in zijn handen geduwd. Hij moest enkel een ontvangstbewijs tekenen en werd met het schilderij dat bijna 1 miljoen euro waard is, zo de straat op gestuurd, in een buurt die berucht is voor prostitutie en kleine criminaliteit.”
Volgende week wordt het doek voor het eerst opnieuw getoond bij Het Kunstuur in Mechelen, nadat het tien jaar lang in een kluis in Brussel lag opgeborgen. “Ik vind het een prachtig werk”, zegt de eigenaar, die het in 1999 via André Garitte, directeur van het Magrittemuseum, kon kopen. “Ik droomde al lang van een Magritte in mijn collectie, maar het schilderij heeft nooit in mijn woonkamer gehangen. Ik vind het belangrijk om zoveel mogelijk mensen van kunst te laten genieten. Ik wil zo’n werk niet voor mij alleen houden.”
De echte waarde van het werk is allicht hoger dan 750.000 euro aangezien Het Kunstuur bevestigde dat ze het hebben verzekerd voor 2 miljoen euro.
De daders van de Magritte-diefstal in Jette zijn nooit gevonden. In 2014 is het dossier afgesloten zonder geïdentificeerde daders. Een jaar eerder is er nochtans een interessante hypothese naar voren gekomen, nadat ook het Museum Van Buuren in Ukkel door een kunstroof wordt getroffen.
In de nacht van 15 op 16 juli 2013 gaan dieven er aan de haal met tien kunstwerken ter waarde van minstens 1,5 miljoen euro. Ze forceren de voordeur van de villa in Ukkel en staan twee minuten en drie seconden later weer buiten. Het kostbaarste schilderij, La Penseuse van de Nederlander Kees van Dongen, is 1,25 miljoen euro waard. Maar er worden ook kleinere werken meegenomen van Rembrandt en Van Gogh.
Volgens het weekblad Paris Match, dat in 2016 een artikel aan de zaak wijdt, heeft Khalid El Bakraoui, de zelfmoordterrorist van de metro in Maalbeek, deelgenomen aan geheime onderhandelingen om losgeld te verkrijgen van de verzekeringsmaatschappijen voor de Van Buuren-roof. El Bakraoui, die op dat moment onder elektronisch toezicht stond, voerde de inbraak waarschijnlijk niet mee uit, maar zou wel deel hebben uitgemaakt van de bende rond de kunstroof.
Volgens Janpiet Callens hebben er tussen juli 2013 en mei 2015 onderhandelingen plaatsgevonden over de kunstwerken uit het Van Buuren-museum. De eerste onderhandeling voert hij zelf, maar die mislukt. Bij de twee andere doet een undercoveragent van de speciale eenheden van de federale politie (CGSU) zich voor als een tussenpersoon van de verzekeringsmaatschappij van het museum. De bedoeling is om de daders te identificeren, maar de onderhandelingen lopen vast zonder dat ze gevonden zijn.
“Ze vroegen te veel geld”, zegt Callens. “Ze waren inhalig.”
Volgens het artikel in Paris Match moest het eventuele losgeld waarschijnlijk dienen voor de financiering van de terroristische activiteiten van Khalid El Bakraoui. In die periode was hij al erg geradicaliseerd en was hij bezig met de voorbereidingen voor de aanslagen in Parijs.
Ook vandaag bestaat er nog veel onduidelijk over de financiering van de aanslagen. In theorie zouden kunstdiefstallen dat kunnen verklaren. Op de sectie Art bij de federale politie ontstond het vermoeden dat de daders van de Van Buuren-roof weleens dezelfde zouden kunnen zijn als die van de Magritte-diefstal. Khalid El Bakraoui leek bovendien op de robotfoto van de Franssprekende man.
Ook vandaag geloven enkele kunstspeurders dat er wel degelijk een link is met terreur. “Dat losgeld diende niet om brood mee te kopen. En anders waren het wel heel dure boterhammen”, zegt een speurder die destijds de zaak mee onderzocht.
In mei dit jaar wijdt het tijdschrift Vanity Fair een groot artikel aan de zaak waarin gesuggereerd wordt dat met het losgeld voor de gestolen Magritte de terroristische aanslagen in Brussel zijn gefinancierd.
In het Amerikaanse tijdschrift legt federaal procureur Frédéric Van Leeuw zelf de link tussen de Magritte-diefstal en Khalid El Bakraoui. “Maar zo hebben we dat niet bedoeld”, zegt Wenke Rogge van het federaal parket aan De Morgen. “Het was niet meer dan een hypothese. Er zijn nooit bewijzen gevonden dat Khalid El Bakraoui die kunstdiefstallen heeft gepleegd.”
Het parket van Brussel kan alleen bevestigen dat de kunstroof in Jette grondig is onderzocht en dat het dossier in 2014 is afgesloten. Wat er precies gebeurd is met de informatie over El Bakraoui kon men niet verduidelijken.
Janpiet Callens gelooft niet dat het geld dat betaald is voor Olympia gebruikt werd om aanslagen te plegen. “Het tipgeld, want eigenlijk ging het niet over losgeld in deze zaak, werd betaald in 2010. Dat is zes jaar voor de aanslagen. Met de levensstandaard die dat soort criminelen hanteert, was het geld er tegen dan al lang door”, zegt hij.
Callens zegt ook dat hij niet zelf met El Bakraoui heeft onderhandeld. Wie dan wel de tussenpersoon is geweest, wil hij niet zeggen.
In het artikel in Vanity Fair wordt die houding op de korrel genomen. Houdt hij als onderhandelingspersoon voor de verzekeringen het systeem van kunstnapping niet in stand? “Dat lijkt me bij de haren gegrepen”, zegt Callens. “U mag eens tellen hoeveel kunstdiefstallen er in België gepleegd worden. Het gebeurt hoogstens één keer in twintig jaar. Dan kun je niet spreken van een systeem.”
La Penseuse, en de andere schilderijen die uit het Van Buuren-museum werden gestolen, zijn acht jaar na de diefstal nog niet terecht. Maar Callens heeft goede hoop dat ze op een dag weer boven water komen. “Criminelen zullen altijd proberen om de waarde op een bepaald moment te verzilveren, desnoods te ruilen. Voor hen is zo’n werk als een appeltje voor de dorst tegen hun pensioen.”
Het Kunstuur stelt in Mechelen topwerken tentoon uit de periode 1850-1950. Bij elk schilderij wordt een verhaal verteld door een bekende of minder bekende Vlaming. Info via www.kunstuur.com