✦ColumnGebeten hond
Ik hoop dat studenten van hun academiejaar toch zo veel mogelijk een feest maken. Voor je het weet breekt de gevreesde volwassenheid aan
Mark Coenen gaat op wandel met de week.
In mijn tijd – ik ben jammer genoeg al zo oud dat als ik dat zeg de kinderen niet meteen in lachen uitbarsten – heette onze bubbel het gemeenschapshuis.
Elke zondagavond reden we, na de voetbalverslagen in Sportweekend met de immer stuurse Ivan Sonck, naar Leuven.
Eens Mechelen gepasseerd, veranderde de Leuvensesteenweg, nu een soort Boomsesteenweg voor matrasverkopers, in een eindeloze Avenue du Plaisir.
Schimmige rendez-voushuizen te allen kant, met aan de straatkant obsceen flikkerende lichtreclame, allemaal beschikkend over een oprijlaan die uitgaf op een discrete parking. Dat laatste heb ik van horen zeggen.
Wij keken onze ogen uit en dachten er, glazig in de verte kijkend naar de volgende lichtreclame, het onze van.
In ons Leuvense gemeenschapshuis aan de Zwarte Zustersstraat aangekomen, zetten wij onze tas met proper goed neer en trokken meteen met iedereen die wou de kroeg in: tot het ochtendgloren.
Waardoor we op maandag altijd de lessen misten en urenlang koffie dronken aan de grote tafel terwijl we de sportpagina’s van de krant spelden.
In de winter kookten we samen en speelden we nachtenlang kleurenwies; in de lente werd en gevolleybald en gebarbecued in de grote tuin, waar ook een tuinhuisje stond waarin twee meisjes woonden die elkaar graag zagen – ook in de Bijbelse betekenis van het woord.
Dat vonden wij, glazig in de verte kijkend, geweldig spannend.
Eén draagbare tv waarop je alleen BRT-programma’s kon zien; geen computers, geen internet, geen gezeur. Geen druk ook: wij rolden door de dag.
Sommigen werkten mee aan een vrije radio, ik schreef slechtbetaalde stukken in de krant, waarmee we dan weer platen kochten om te draaien op die vrije radio.
Elke vrijdag gingen we doodvermoeid van ons drukke leven naar huis.
Ooit hebben we geprobeerd naar een les te gaan die om negen uur ’s ochtends begon: godsonmogelijk vroeg.
De enige manier om daar op tijd te geraken was een nachtje doordoen, waardoor we van pure uitputting tijdens het tweede lesuur in slaap vielen.
Na de paasvakantie gingen we met zijn allen in quarantaine: de calvarietocht naar de examens begon.
Samen gaat dat wel.
Gelukkig kende iemand ook een mannetje die een mannetje kende die via een bevriende apotheker aan Captagon kon geraken.
Maandag beginnen de hogescholen en de universiteiten aan een nieuw academiejaar met talloze restricties en regels en rampscenario’s.
Of er nog veel gemeenschapshuizen bestaan weet ik eigenlijk niet. Ik vrees er een beetje voor.
Ik hoop dat de studenten, ondanks de hinder door kleurcodes, van hun academiejaar toch zo veel mogelijk een feest maken.
Voor je het weet is die zorgeloze tijd voorbij en wacht de gevreesde volwassenheid.
Met nog veel meer codes.
Zoekt U allen een gemeenschapshuis!
(Of iets wat erop lijkt.)