Interview
‘Ik heb de dood in de ogen gekeken’: Belgisch virusjager Peter Piot vecht nog steeds tegen corona
Peter Piot (71), een van ’s werelds giganten op het vlak van ebola- en aidsonderzoek, vecht nog steeds tegen het coronavirus. Het voelde alsof hij door ‘een bus’ werd getroffen, zegt hij. ‘Ik heb de dood in de ogen gekeken.’
“Dit is de wraak van de virussen”, zegt dr. Peter Piot, de directeur van de London School of Hygiene and Tropical Medicine. “Ik heb hen het leven zuur gemaakt, nu proberen ze me terug te pakken.”
Piot (71) is een legende in de strijd tegen ebola en aids. Maar Covid-19 werd ei zo na zijn dood. “Een week geleden had ik dit interview niet kunnen geven”, zegt hij tijdens een Skype-gesprek vanuit zijn eetkamer in Londen, met achter hem een schilderij van een aronskelk. “Ik was na tien minuten buiten adem.”
BIO • geboren op 17 februari 1949 in Keerbergen • aidsexpert • directeur van de London School of Hygiene & Tropical Medicine • studeerde in 1974 af als arts, behaalde een doctoraat in de microbiologie • was in 1976 medeontdekker van het ebolavirus • werkte aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen • was van 1994 tot 2008 assistent-secretaris-generaal van de VN en directeur van Unaids • getrouwd met de Amerikaanse antropologe Heidi Larson
Hij is er niet trots op: bijna de duimen moeten leggen voor een virus nadat je je leven lang op virussen gejaagd hebt. Volgens Piot had hij zijn prooi verkeerd ingeschat, waarna hij de prooi werd. “Ik heb deze onderschat – hoe snel het zich zou verspreiden”, zegt hij. “Ik ging er verkeerdelijk van uit dat het als SARS was, dat een redelijk beperkte verspreiding kende. Of dat het als de griep was. Maar het is geen van beide.”
In 1976, als student virologie aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen, maakte Piot deel uit van een internationaal team dat een mysterieuze virale hemorragische koorts in Yambuku in Zaïre, de huidige Democratische Republiek Congo, onderzocht. Om het dorp niet te stigmatiseren vernoemden ze de ziekte naar een stroom in de buurt, Ebola.
Later, in de jaren 80, was hij een van de wetenschappers die bewezen dat de woekerende ziekte die in Afrika bekendstond als ‘slim’, veroorzaakt werd door hetzelfde virus dat elders jonge homoseksuele mannen doodde.
Van 1991 tot 1994 was hij president van de International Aids Society, vervolgens was hij de eerste directeur van Unaids, het hiv-bestrijdingsprogramma van de Verenigde Naties. Die ervaring maakte dat hij zich goed bewust was van het gevaar van het nieuwe coronavirus. Eind januari gingen hij en zijn vrouw, de antropologe Heidi Larson (63), naar een medische conferentie in Singapore, die een week eerder was begonnen. Daar gaf hij voor de vuist weg een interview aan een lokale televisiezender op de dag waarop de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) naar aanleiding van de snelle verspreiding van het virus de internationale noodtoestand uitriep.
“We weerden het schudden van handen uit ons gedrag”, zegt hij. “We gingen uiteten, omdat we van lekker eten houden, maar we gaven wel een ‘ebola-elleboogje’.”
Superverspreiders
Begin maart ging hij naar Boston met Larson, die hoofd is van het Vaccine Confidence Project aan de London School of Hygiene and Tropical Medicine. Ze hield een TedMed-toespraak over foute informatie die vaccinatiecampagnes schaadt, en hij kreeg 100 vragen over het virus. Nummer 79: “Moet ik me zorgen maken dat ik Covid-19 ga krijgen? Hoe bezorgd ben jij, Peter?” Zijn advies: “Ik zou er alles aan doen om niet besmet te geraken, want je weet niet hoe het virus zich bij individuele mensen manifesteert.” Hij werd daar het levende bewijs van.
Ook al ontpopten medische conferenties in de omgeving van Boston zich die week tot superverspreiders van het virus, toch is het bijna zeker dat Piot de ziekte niet daar opliep. Terug in Londen sprak hij voor zalen van 30 tot 250 mensen, hij ging naar een verjaardagsfeestje waarop 50 mensen aanwezig waren, hij at of dronk in vijf restaurants in Londen of Cambridge. “Mijn gebruikelijke train de vie”, zegt hij. Hij gaf geen hand meer, maar nam verder geen bijzondere voorzorgsmaatregelen in acht. “Ik weet echt niet waar ik besmet ben geraakt.”
Ook al waren er toen al veel bevestigde besmettingen, toch ging Groot-Brittannië pas op 23 maart officieel in lockdown, op een moment dat er 335 bevestigde sterfgevallen waren. Piot en zijn vrouw daarentegen begonnen op 16 maart van thuis uit te werken.
In de avond van 19 maart voelde Piot zich ineens koortsig en kreeg hij hoofdpijn. “Ik dacht onmiddellijk: ‘Ik hoop dat het geen covid is.’” Hij voelde zich elke dag meer vermoeid, zijn koorts schommelde rond 37,8 graden. “Het trof me midscheeps”, zegt hij. “Extreme uitputting, alsof elke cel in je lichaam moe is. En mijn schedel was heel gevoelig – het deed pijn als Heidi hem aanraakte. Dat is een neurologisch symptoom.”
Het was een nieuw gevoel. Ook al had hij zoveel tijd in door muggen geteisterde klimaten doorgebracht, “toch was ik nooit ernstig ziek geweest in mijn leven”, zegt hij. Hij is een regelmatig loper en lijkt gezond, zegt hij grappend, “maar dit was de eerste keer in mijn volwassen leven dat ik in een maand geen druppel wijn heb gedronken”.
Larson daarentegen overleefde een spervuur van tropische ziekten op haar reizen: hersenmalaria, hepatitis E, tyfus en dengue. “Ik herkende veel van de symptomen die Peter vertoonde”, zegt ze. “Hoe je je hoofd houdt als het pijn doet, hoe vermoeiend het is om gewoon door de kamer te stappen. Dus als hij om water vroeg, of wat dan ook, dan liet ik meteen alles vallen om het hem te geven. Tijd is een andere ervaring als je je slecht voelt – elke minuut is dan van tel.”
In die periode was het zowat onmogelijk om je te laten testen; de paar kits die beschikbaar waren, gingen naar de ziekenhuizen. Op 26 maart kon Piot via een privéarts eindelijk de hand op een test leggen. Het resultaat was positief, en zijn koorts bleef stijgen.
Op 31 maart had hij 40 graden koorts en begon hij zich verward te voelen. Hij en zijn vrouw gingen naar de spoed van het St. Bartholomew’s Hospital. Ook al voelde hij zich niet buiten adem, toch was de zuurstofsaturatie in zijn bloed met 84 procent gevaarlijk laag. Een röntgenfoto toonde vloeistof in beide longen aan, volgens een patroon dat overeenkwam met bacteriële longontsteking.
Zijn bloedtests “waren echt slecht”, zegt hij. Zijn gehaltes aan C-reactief proteïne, dat wijst op ontsteking, en D-dimeer, dat bloedklontervorming aangeeft, waren bijzonder hoog. “Ik ging meteen over van arts naar patiënt”, zegt hij. Hij werd aan de zuurstoftank gelegd en op een brancard naar boven gebracht. “Toen besefte ik het met volle kracht”, zegt Larson. Ze had tijdens het onderzoek bij hem mogen blijven, maar ze mocht niet mee naar boven.
Normaal gezien zijn ziekenhuizen van de Britse National Health Service (NHS) “even drukbevolkt als Indiase bussen”, zegt Larson. “Maar er liep een campagne die opriep pas in hoogste nood naar het ziekenhuis te gaan, en dus was het er bijna leeg. Toen ik Peter op dat bed door de dubbele deuren zag verdwijnen, kreeg ik hetzelfde gevoel als de ebolafamilies die we kenden in Sierra Leone. Ze verstopten hun familie omdat ze emotioneel niet van hen gescheiden wilden worden, omdat ze wisten dat ze hen misschien nooit zouden weerzien.”
De grote gelijkmaker
Aanvankelijk, zegt Piot, was hij zo uitgeput dat hij apathisch werd. Hij vroeg om een eenpersoonskamer, maar kreeg te horen dat die gereserveerd waren voor mensen die niet positief hadden getest, omwille van hun bescherming. Hij werd samen met drie andere mannen in een kamer van 6 op 7 meter met één badkamer gelegd. “Ze noemen de NHS ‘de grote gelijkmaker’”, zegt hij. “Het eten was worst met puree – verschrikkelijk.”
Larson ging weer naar huis, en hoorde daar op het nieuws dat dr. Gita Ramjee, een bekende Zuid-Afrikaanse aidsonderzoekster, net aan Covid-19 gestorven was. Ramjee was ereprofessor aan de school van Piot en had er een symposium geleid voor ze ziek werd. “Ze had mijn leeftijd, en opeens had ik het acute gevoel: dit kan ook mij overkomen”, zegt Larson.
Piot worstelde met zijn eigen angsten. “Het enige wat je kunt doen, is liggen en denken: ik hoop dat het niet nog erger wordt.”
Hij kreeg intraveneus antibiotica en zuurstof toegediend, en werd om de twee uur wakker gemaakt om zijn bloeddruk en andere vitale functies te controleren. “Ik was vooral bang dat ik aan een beademingstoestel gelegd zou worden”, zegt Piot. “Die machines kunnen levens redden, maar ze kunnen ook veel schade veroorzaken. Als je er eenmaal aan ligt, zijn je overlevingskansen even groot als bij ebola: ongeveer een derde.”
Hij praatte elke dag met Larson of zijn volwassen kinderen. Hij kon afleveringen zien van een nieuwe BBC-serie over een Siciliaanse detective, Inspector Montalbano, die zijn vrouw hem aanraadde. “Als dit gebeurd was voor de uitvinding van de gsm, kun je je dan de eenzaamheid voorstellen?”, zegt hij. “Het is als een gevangenis. Kijk, ik weet dat ik een bevoorrecht persoon ben en dat ik hier geen 27 jaar ga doorbrengen zoals Nelson Mandela op Robbeneiland. Maar de wereld krimpt ineen tot de meest elementaire dingen. Het enige waaraan je kunt denken, is: hoe gaat het met mijn ademhaling?”
Uiteindelijk steeg zijn zuurstofsaturatie weer tot 92 procent. Piot mocht op 8 april het ziekenhuis verlaten.
“Ze wilden een taxi voor me bellen, maar ik wees dat af. Ik wilde de inmiddels niet-vervuilde Londense lucht inademen”, zegt Piot.
Hij nam de trein naar huis. “Het was een schok, zoals het stockholmsyndroom”, zegt hij over zijn overleven. “Toen ik thuiskwam, begon ik te wenen. Ik was zo emotioneel.”
Maar zijn lichaam had nog niet met de ziekte afgerekend. Voor hij het ziekenhuis verliet, had hij negatief op het virus getest. Maar nu gebeurde er iets anders: een uitgestelde immuunreactie. “Geleidelijk aan kreeg ik ademhalingsmoeilijkheden”, zegt hij. “We wonen in een oud georgiaans huis met drie verdiepingen, en ik raakte amper boven.”
Larson kocht een meter die via de vingertip het zuurstofgehalte in het bloed bepaalt. Zijzelf testte onlangs positief op antilichamen tegen het virus, maar de ziekte was bij haar zo mild dat ze niet weet wanneer ze ze had. Twee keer had ze last van hevige hoofdpijn, eind maart en halverwege april. De tweede keer had ze ook jeukende rode ogen, een zeldzaam maar erkend symptoom, wat mogelijk aangeeft dat de besmetting via de ogen is gegaan.
Op 15 april begon het hart van Piot tegen 165 slagen per minuut te kloppen. Het zuurstofgehalte in zijn bloed daalde opnieuw tot ongeveer 85.
Hij en Larson trokken naar het University College Hospital, waar een röntgenfoto gemaakt werd. Deze keer zagen ze geen duidelijke bacteriële massa’s aan beide zijden. “Mijn longen zaten vol infiltraten, het was een echt zootje”, zegt hij. “Men noemt dat organiserende pneumonie.”
De kleine zakjes die als trosjes druiven in de longen groeien, legt hij uit, gaven afweerproteïnen vrij – hij beleefde een ‘cytokinestorm’. Het gevolg was dat vraatzuchtige witte bloedcellen naar de ruimtes tussen de luchtzakjes trokken, waar ze de paden die zuurstof normaal gezien volgt richting rode bloedcellen dreigden te blokkeren.
Zijn artsen overwogen hem opnieuw te laten hospitaliseren – een vooruitzicht waar hij enorm tegen opzag.
Uiteindelijk besloot dr. Joana Porter, die gespecialiseerd is in complexe longontstekingen, hem intraveneus steroïden toe te dienen om de ontsteking te temperen, alsook een bloedstollingsremmer om atriumfibrillatie tegen te gaan. Volgens de reglementen van de NHS mocht ze de behandeling niet met hem bespreken, al gaf hij wel zijn goedkeuring. Hij wordt nog altijd door haar behandeld.
Ervaringsdeskundige
Vorige week wezen een PET-scan, een CT-scan en een bronchoscopie uit dat delen van zijn longen nog niet volledig vrij zijn.
De steroïden lijken te werken, maar ze al te lang innemen kan ook neveneffecten hebben, zoals spierafbouw, botverzwakking en diabetes. Misschien moet hij wel voor de rest van zijn leven bloedstollingsremmers nemen, en delen van zijn longen kunnen permanente schade hebben opgelopen. “Maar daarmee kun je leven”, zegt hij schouderophalend.
“Als je zo’n cytokinestorm doormaakt terwijl je echt ziek bent, dan is het gedaan met je”, zegt hij. “Maar ik beleefde drie stadia: de koorts, daarna de behoefte aan zuurstof, en tot slot de storm. De mensen denken dat bij Covid-19 één procent van de mensen sterft en de rest de griep heeft. Zo simpel is het niet – daartussen is er nog een heel spectrum.”
Hij mag van zijn artsen nog niet opnieuw werken. “Het enige wat ze zeggen, is: rusten, rusten, rusten! Dat is niet mijn sterkste punt. Dat ik niet bezig kan zijn, is voor mij een straf. Maar ik doe toch iets: ik werk met CEPI aan vaccins.” Hij heeft het over de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations, een in 2017 gevormde alliantie om vaccins te maken tegen nieuwe en toekomstige ziektes waarin traditionele farmaceutische bedrijven niet investeren.
“Ik heb de dood in de ogen gekeken”, zegt hij. “In 1976, toen we bloed van patiënten afnamen, was beschermend materiaal een grap. En ik heb een helikopterongeval overleefd. Maar dit was anders. Ik denk dat de dood in de ogen kijken en het overleven iets waardevols is – het dwingt je na te denken over wat essentieel is, en over wie essentieel is.”
En hij voegt er nog iets aan toe. “Ik ben nu wat ze in het Vlaams een ervaringsdeskundige noemen. Iemand die in de adviesraad opgenomen wordt, niet omdat hij een ziekte bestudeerd heeft, maar omdat hij de ziekte heeft doorgemaakt. Dat ben ik. En nu denk ik na over wat ik met de rest van mijn leven ga doen.”
© The New York Times