Lust en liefde
‘Ik dacht: dit zal toch niet. Hij is dik en hij heeft de leeftijd van mijn ouders’
Het gevoel gewild te zijn, op handen gedragen te worden: Margriet (38) geniet jaren later nog altijd na van die kortstondige affaire met een veel oudere man.
Hij was dertig jaar ouder dan ik en kwam regelmatig in mijn lunchroom. We spraken voor het eerst met elkaar toen er een ballon knapte boven zijn hoofd. Die hing daar nog van een kinderfeestje. Met zijn professorachtige voorkomen gaf hij de indruk dat hij door het geluid opschrok uit belangrijke gedachten. Ik excuseerde me uitgebreid. Maar mijn zus, die uitbundiger is dan ik, maakte er een grapje over. De keer erop maakten we weer een praatje en zo ontstond geleidelijk een vriendschap tussen ons drieën. Hij was een beetje een dikkige man met een kalend hoofd, maar hij wist veel van kunst en op een dag, vijf jaar geleden, vroeg hij ons mee naar de opening van een tentoonstelling. Hij stelde ons daar voor als zijn nichtjes en leidde ons langs schilderijen die ik nooit eerder had gezien. Zelf leek hij een dier op jacht. Zijn ogen schoten van links naar rechts en weer terug, geen detail ontging hem en misschien maakte die bezetenheid nog wel meer indruk op mij dan de lichtval waarover hij sprak. Die avond merkte ik voor het eerst dat zijn belangstelling meer mij betrof dan mijn zus. Zijn hoofd kwam heel dichtbij en ik weet nog dat ik dacht: dit zal toch niet, ik vergis me, wij zijn vrienden, hij is dik en heeft de leeftijd van mijn ouders.
“Hij kwam steeds vaker naar de lunchroom, daar las hij zijn krant en dronk koffie. Op een keer nodigde hij me uit om samen in een restaurant naar een voetbalwedstrijd te kijken. Van die wedstrijd herinner ik me niks, ik weet wel nog wat er in het rookhok gebeurde. Daar rookte ik een sigaretje. Daar boog hij zich voorover en kuste me. Het was heel onwerkelijk, het was alsof ik me op dat moment afsplitste van de vrouw die ik tot dan toe was geweest. Het was niet dat ik niet wilde, ook al vond ik hem verre van aantrekkelijk. Ik dacht nog, tegen beter weten in: misschien is dit zijn manier van vriendschap tonen, hij is een kunstenaar, een verzamelaar.
“Toen mijn zus en ik bij hem aten, bleek hij niet eens een eettafel te hebben. We aten op krukjes in zijn atelier. Hij was een man bij wie alles anders ging. Maar dit kussen was toch echt kussen. Ik duwde hem niet van me af. Daarvoor was hij te zachtmoedig. Later zou hij zeggen: ik ben jaloers op je jeugd. En achteraf denk ik dat zijn obsessie voor mij daarmee te maken had: alles wat het ouder worden hem had afgenomen, hoopte bij mij terug te vinden. En ik, ik was ontvankelijk voor zijn toewijding. Hij bedwelmde me ermee, zoals hij deed met de wijn die we met grote hoeveelheden tegelijk dronken op zijn atelier.
“Seks hebben we nooit gehad, dat kwam er niet van. Ik was er niet op uit en hij respecteerde dat. Er is tussen ons nooit iets gebeurd wat ik niet wilde. Toch heb ik nooit iemand iets durven vertellen over het kussen. Ik wist zeker dat mijn zus het zou afkeuren, om over mijn ouders en vrienden nog maar te zwijgen, dit was tussen ons en tussen ons alleen.
“Soms zei hij: kom, we gaan naar de stad. We liepen door het park en gingen iets eten. Soms deed hij een paar passen achteruit en bekeek me dan van alle kanten, alsof ik model stond. Op die momenten voelde ik me zo gewild en gekoesterd, niemand had me ooit zo bewonderd. Mijn vriendjes tot dan toe waren soms nonchalant, soms grappig, vaak heel knap, maar nooit in volkomen adoratie voor een sproetje of kuiltje. Hij merkte als eerste en voorlopig enige een deukje op in mijn hoofd, dan streelde hij me over mijn haar en zei Poeezzze, poezzze, met een z natuurlijk. Die woordjes leken meer te zeggen dan alle ‘ik hou van jou’s’ ervoor. Mijn zus bijvoorbeeld noemde hij Mieuw. Hij zei ook weleens: je bent een verwaarloosd, verregend hondje, ik ga je helpen.
“Moet ik nog meer zeggen? Natuurlijk was zijn liefde voor mij een verheerlijking van zichzelf. Als hij vroeg: ‘wat vind je van mij?’, zei ik: ‘ik vind je onnoemelijk superlief.’ Verliefd was ik niet. En natuurlijk wist ik van in het begin dat onze verhouding eindig was, maar dat neemt niet weg dat ik genoten heb van het op handen te worden gedragen. Als ik een beetje keelpijn had, was hij al op weg naar de apotheker om keelpastilles te halen; als mijn band lek was, bracht hij mijn fiets naar de fietsenmaker.
“Toen ik jarig was, zat hij te wachten in de lunchroom met een T-shirt over die bolle buik met mijn naam erop. Hij wilde met me naar Toscane, naar New York om me daar de schatten van de grote kunst te laten zien en liet cadeautjes bezorgen op het adres van de lunchroom, kleine oorbelletjes en andere verwennerijen. En nog steeds denk ik, als er een pakje komt waarvan ik de afzender niet onmiddellijk kan thuisbrengen, zou het van hem zijn? Na al die jaren?
“Ik heb hem nooit meer gezien. Het is vreemd, nu, vijf jaar later heb ik een man en een zoontje van drie en soms zie ik de kimono liggen die de kunsthandelaar en ik droegen toen we sushi gingen eten. Dan denk ik: is dit echt allemaal gebeurd? In mijn leven? Een keer zei hij: jij hangt te veel aan je familie, je moet eens gaan praten met een psycholoog. En toen ik dat deed, bleek hij achter mijn rug bij haar naar mijn vorderingen te informeren. Dat was het moment dat ik wakker werd, hij beschouwde me als iets wat van hem was. Niet lang daarna ging ik uit met vrienden en ontmoette daar een jongen met wie ik diezelfde avond nog naar bed ging. Toen ik hem dat vertelde, begon hij te huilen. Hij wilde me nooit meer zien.”