Getuigenis
"Ik ben bang dat ik in Parijs eindig als oorlogsverslaggever"
'Niemand kan zo overtuigend op een terras zitten als een Parisienne', schreef Peter Giesen afgelopen zomer. Niet veel later veranderde Frankrijk in oorlogsgebied. Wat doet dat met de Parisienne op het terras? En met de correspondent?
"Correspondent in Frankrijk is geen vak voor adrenalinejunks", schreef ik eind 2014. "Er zijn geen rebellen die je onder schot houden, geen bombardementen waar je maar ternauwernood aan kunt ontsnappen."
Amper een week later vielen zeventien doden bij aanslagen op Charlie Hebdo en een Joodse supermarkt. Het leek dé gebeurtenis van 2015 te worden. Tot op 13 november nog eens 130 doden vielen bij een nieuwe terreurgolf, op een steenworp afstand van mijn appartement.
Natuurlijk, de voortekenen waren er al. In mei 2014 schoot Mehdi Nemmouche, een Fransman die in Syrië had gezeten, vier mensen dood in het Joods Museum in Brussel. Toch was 2014 een jaar waarin je als correspondent ruime aandacht kon schenken aan de vrolijke, romantische kanten van het Franse leven. Ik schreef over de tachtigste verjaardag van Brigitte Bardot, ik reed van Parijs naar de Côte d'Azur over de door Charles Trenet zo prachtig bezongen Route Nationale 7, ik bezocht de zoon van schrijfster Françoise Sagan in de Lot. Belangrijkste kwestie van dat jaar: zal Frankrijk zijn begrotingstekort tot 3 procent hebben teruggebracht in 2015 of 2017? Frankrijk dreigde zelfs een boete te krijgen van Brussel. Stel je voor! In 2014 leefden we, ondanks alles, nog in een heilige tijd.
Nu is Frankrijk in oorlog, zoals president Hollande zei. Over dat woordje guerre kun je een eindeloze discussie voeren. Ook een aanslag met 130 slachtoffers valt in het niet bij, bijvoorbeeld, de Algerijnse oorlog die tussen 1954 en 1962 het leven kostte aan 25.000 Franse militairen, 3.000 Franse burgers en tot wel 80.000 Algerijnen. Het gevoel van oorlog zit niet in de aantallen, maar in de gedachte dat we nog maar aan het begin staan van een nieuwe, gewelddadige periode. "Er is een drempel overschreden", zei de socioloog Jean-Pierre Le Goff. Generaties die opgroeiden in vrede, wier horizon werd bepaald door consumptie en vrije tijd, maken nu op wrede wijze kennis met het tragische in de geschiedenis. "Je voelt de oorlog", zegt Simon Silvano (27), die ik na aanslagen tegen kwam op Place de la République. "Er zullen nieuwe aanslagen komen. De jaren die voor ons liggen, zullen niet de mooiste zijn."
Angst
In de zomer van 2013 kwam ik aan in Parijs. Ik zocht mijn weg door een weerbarstige stad. Frankrijk is een land waar de deuren langzaam opengaan door persoonlijke relaties, die je als nieuwkomer per definitie niet hebt. Ik was een buitenstaander, maar voelde me meteen thuis.
Parijs straalt een enorme levenslust uit. Lunchen, dineren, flaneren, op een terras zitten, het zijn allemaal vanzelfsprekende onderdelen van het elegante stadsleven. "Niemand kan zo overtuigend op een terras zitten als een Parisien en vooral een Parisienne. De benen over elkaar geslagen, de sigaret koket omhooggestoken, een drankje op tafel, beschaafd converserend in een taal die zelfs het triviaalste geleuter iets diepzinnigs geeft", schreef ik deze zomer nog.
Maar in de weken na de aanslagen in januari en november voelde de stad dof aan. Was Parijs collectief neerslachtig of zat de somberheid in mijn eigen hoofd? Ook in goede tijden is het niets bijzonders om op straat bijna omver te worden gelopen door een benige, ongeduldige Française met een zuur gezicht. Parijs heeft ook altijd zijn chagrijnige kant gehad.
Op het eerste gezicht is de sfeer na een maand weer genormaliseerd. Vorige week zat ik met vrienden op het terras van Le Compas, in het gezellige voetgangersgebied rond de Rue Montorgueil.'s Avonds om elf uur zaten de terrassen nog bomvol, in de sfeervolle winterse gloed van de buitenverwarming. Op zo'n moment lijkt er niets aan de hand in de stad. Zo hebben Parijzenaars het graag. Doorgaan met leven. Rester debout, rechtop blijven staan.
Toch is Parijs, in een jaar tijd, een angstige stad geworden. Overal zie je militairen met machinegeweren. Bij de ingang van winkels, musea en bibliotheken staan mannen met een oranje armband waar sécurité op staat. Ze inspecteren je tas of onderzoeken je met een metaaldetector. De Israëlisering die politicoloog Dominique Moïsi voorspelde, heeft zijn intrede al gedaan. Op scholen werd voor de vakantie nog een antiterreuroefening gehouden. Deuren werden gebarricadeerd met tafels en stoelen, de kinderen moesten zich muisstil tegen de vloer drukken, in sommige klassen twintig tot dertig minuten lang.
Sinds 7 januari heeft niemand meer een tekening van de profeet gemaakt. "Tekenaars zijn geen krijgers. Je kunt ze niet het onmogelijke vragen. Ze hebben met oorlogswapens geschoten op mensen die slechts een potlood hadden", zei de arts Patrick Pelloux, medewerker van Charlie Hebdo. In het stadje Sancerre zou Chloé Verlhac, weduwe van de vermoorde Charlie-tekenaar Tignous, de boeken van haar man komen signeren. De sessie werd afgelast. Te gevaarlijk, vonden de autoriteiten.
Identiteit
Op 11 januari demonstreerden zo'n twee miljoen mensen in Parijs tegen religieuze verdwazing en voor de vrijheid van meningsuiting. Sinds die dag raak ik elke keer ontroerd als ik de 'Marseillaise' hoor.
Ondanks hun woede lieten de demonstranten een bijna bovenmenselijke zelfbeheersing zien. Een man had een bordje gemaakt van de foto waarop een van de Kouachi's de islamitische politieman Ahmed Merabet doodschiet. "Voor wie ze niet uit elkaar kan houden: dit is de terrorist en dit is de moslim", had hij er bij geschreven. Pas faire l'amalgame, was de mantra van die dagen, laten we niet alle moslims op één hoop gooien.
De demonstratie was een manifestatie van een antiracistische ideologie die in de loop van 2015 steeds verder leek te verkruimelen. "Nooit meer een collectief bouwen op de uitsluiting of de vervolging van een ander. Dat was de grote belofte van het Europa na Hitler", schreef de filosoof Alain Finkielkraut in zijn boek De ongelukkige identiteit. We moesten ons allemaal openstellen voor 'de ander', teneinde een herhaling van Auschwitz te voorkomen. Maar wat doe je als die 'ander' zich helemaal niet open stelt voor jou? Sterker nog, als hij jou wil vernietigen? De 'haatdragende ander' stond nooit op het pedagogisch programma van het antiracisme, aldus Finkielkraut.
Het naoorlogse Europa streefde naar het vervagen van grenzen, tussen 'het zelf' en 'de ander', tussen de natiestaat en Europa, tussen Europa en de wereld. Maar het is een oude sociologische wijsheid dat er zonder 'zij' ook geen 'wij' kan bestaan. Hoe sterker de grenzen vervagen, hoe harder sommige mensen op zoek gaan naar de geborgenheid van een duidelijke identiteit. Vaak zijn het de kwetsbaarste groepen die zich het minst op hun gemak voelen in een individualistische, liberale samenleving.
De islam verschaft een duidelijke identiteit aan de bewoners van de banlieue die zich vaak als tweederangsburgers behandeld voelen. Ze zoeken steun bij een gemeenschap in een wereld die zij als vreemd en vijandig ervaren. Aan de andere kant van het maatschappelijk spectrum verlangen de veelal laagopgeleide aanhangers van het Front National naar een homogene Franse natie.
Islam en FN versterken elkaar. Elke terreurdaad, maar ook elke zichtbare uiting van de islam is koren op de molen van het Front. Omgekeerd versterkt de opmars van Le Pen bij moslims het gevoel dat ze nooit geaccepteerd zullen worden. Het is een giftige dynamiek die tot een spiraal naar beneden dreigt te leiden.
Politiek
Dat is echter geen onafwendbare ontwikkeling. Als je in Parijs woont, besef je al snel hoe onzinnig de fantasie van een terugkeer naar een homogene natie is.
De groenteboer, de bakker, de eigenaar van onze stamkroeg, ze zijn allemaal moslim, althans van Maghrebijnse origine. Zonder immigranten zouden al die hoogopgeleide, goed betaalde Parijzenaars omkomen van de honger, stikken in hun eigen vuil, geen klusje meer gedaan krijgen.
In Saint-Denis stond ik achter een afzetting, terwijl de politie het huis doorzocht waar terrorist Abelhamid Abaaoud zich had verschanst. Ik raakte aan de praat met Kamel (32), een vertegenwoordiger van Algerijnse afkomst. "Je blijft hier altijd maar immigrant", zei hij. "Je moet altijd meer je best doen dan iemand anders. Ik werd een keer de toegang tot een bank geweigerd, terwijl andere mensen mochten doorlopen. We hebben hier vorige week een overval gehad, was het excuus."
Finkielkraut heeft gelijk: de ideologische omhelzing van 'de ander' was te naïef, omdat zij de mogelijkheid van een haatdragende ander niet onder ogen wilde zien. Maar als je met Kamel praat, zie je dat het streven naar openheid ten opzichte van welwillende immigranten niets aan urgentie heeft verloren.
De opmars van het FN is niet onstuitbaar. De regionale verkiezingen van december lieten zien hoe ver het Front National nog van de macht verwijderd is. Een grote meerderheid van de kiezers vertrouwt Marine Le Pen niet. Ze verlangen naar een krachtig politiek midden, maar de gevestigde partijen zijn uitermate zwak. Uit een recente peiling bleek dat 80 procent van de Fransen niet wil dat Hollande zich kandidaat stelt voor de presidentsverkiezingen van 2017, terwijl 78 procent geen zin heeft in Sarkozy. Frankrijk heeft behoefte aan nieuwe gezichten, die een overtuigender antwoord weten te formuleren op het extremisme van de radicale islam en het Front National. Die zich onverzoenlijk tonen tegenover terrorisme en intolerant fundamentalisme, zonder gewone moslims van zich te vervreemden. Die de aanhangers van Marine Le Pen het gevoel geven dat ze weer meetellen, maar ze ook duidelijk weten te maken dat sommige eisen irreëel zijn. Die de welvarende steden weten te verbinden met de banlieue en de kwakkelende periferie waar het FN de meeste stemmen haalt.
2015 was een annus horribilis. Veel hangt af van wat er in 2016 zal gebeuren. Misschien zal 13 november niet meer dan een gruwelijke gebeurtenis zijn, zoals 7 juli (Londen, 2005) of 11 maart (Madrid, 2004). Het lijkt me niet waarschijnlijk, gezien de verharding van de jihad, de strijd in Syrië, de chaos in het Midden-Oosten. Toen ik in 2013 naar Frankrijk kwam, kende ik de harde en gewelddadige kant van het land. Ik heb altijd gedacht dat ik tijdens mijn correspondentschap een grote aanslag zou meemaken. Anderhalf jaar heb ik in de illusie van la douce France mogen leven. Natuurlijk is dat mooie, kleurrijke, romantische land niet verdwenen. Een oud land kan tegen een stootje, het heeft revoluties, Napoleon en Hitler doorstaan. Sinds in de straten van Parijs met kalasjnikovs is geschoten, ben ik niettemin bang dat ik hier als oorlogsverslaggever eindig. Journalistiek interessant, daar niet van. Maar het voelt als een enorm verlies.
Een jaar in la douce France
• 7 januari
De broers Kouachi vallen de redactie van Charlie Hebdo aan: 12 mensen sterven.
• 8 januari
Amedy Coulibaly doodt een politieagente.
• 9 januari
Gijzeling in Joodse supermarkt door Coulibaly: 4 doden. Kouachi's en Coulibaly worden gedood door de politie.
• 11 januari
Bijna twee miljoen mensen nemen deel aan republikeinse mars door Parijs. In heel Frankrijk demonstreren naar schatting 3,7 miljoen mensen.
• 26 juni
Yassin Salhi vermoordt en onthoofdt zijn baas. Probeert gasfabriek in Saint-Quentin-Fallavier op te blazen.
• 22 augustus
Mislukte aanslag op Thalys van Amsterdam naar Parijs. Marokkaanse dader Ayoub El Khazzani wordt overmeesterd door reizigers.
• 13 november
Gijzeling in Bataclan: 90 doden. Schietpartijen op Parijse terrassen: 39 doden. Zelfmoordaanslagen met bomgordels bij Stade de France: 1 dode. In totaal vallen er 130 doden. Zeven terroristen worden gedood of plegen zelfmoord. Saleh Abdeslam is nog steeds voortvluchtig.
• 18 november
Vermoedelijke hoofduitvoerder van de aanslagen, Abdelhamid Abaaoud, wordt met andere terrorist en helpster gedood bij aanval politie op huis in Saint-Denis.
• 22 december
Yassin Salhi, dader van moord in Saint-Quentin-Fallavier, pleegt zelfmoord in de gevangenis.