AchtergrondExtreemrechts
Huisvader Ernst leek zijn extreem-rechtse ideeën kwijt. Nu wordt hij verdacht van de moord op politicus Walter Lübcke
Stephan Ernst staat in Duitsland terecht voor de moord op CDU-politicus Walter Lübcke, iets meer dan een jaar geleden. De Duitse neonazi pleegde in het verleden vaker extreemrechts geweld en werd een tijdlang gevolgd door de inlichtingendiensten.
In de rechtbank van Frankfurt am Main, in zaal 165 C, achter coronawerend plexiglas, zit dinsdag de man die ervan wordt verdacht de eerste extreemrechts gemotiveerde moord op een Duits politicus na 1945 te hebben gepleegd.
Walter Lübcke, CDU-politicus in Hessen, wordt in de nacht van 1 op 2 juni 2019 van dichtbij neergeschoten op het terras voor zijn huis in Wolfhangen-Istha. Hij is op slag dood. Op zijn hemd wordt het DNA gevonden van Stephan Ernst. De neonazi woont met zijn gezin een paar dorpen verderop.
Walter Lübckes weduwe Irmgard en zijn twee volwassen zonen kijken, ook vanachter plexiglas, toe hoe de vermoedelijke moordenaar de zaal binnen wordt gevoerd. Ernst (46), een blonde man in een te groot pak, kijkt naar beneden – zo tonen de beelden van de weinige camera’s die vanwege de coronamaatregelen in de zaal waren toegelaten. Ernst zwijgt.
Schietpartij
Behalve naar de vraag of Stephan Ernst inderdaad schuldig is aan de moord, roept het proces ook de vraag op hoe het komt dat extreemrechtse daders in Duitsland steeds weer kunnen toeslaan. Vorig jaar werd Duitsland behalve door de moord op Lübcke ook opgeschrikt door de mislukte aanslag op een synagoge in Halle en de extreemrechts gemotiveerde schietpartij in Hanau waarbij twaalf mensen omkwamen.
De Duitse veiligheidsdiensten hadden Stephan Ernst sinds de jaren negentig in het vizier. Toch kon hij de moord op Lübcke in alle rust voorbereiden, verklaarde hij in zijn bekentenis. Tussen 2015 en 2019 reed hij naar eigen zeggen met zijn Volkswagen Caddy tientallen keren de rit van 25 minuten naar de heuvel achter de villa van Lübcke. Vanuit het donker observeerde hij zijn prooi, filmde het huis met een warmtecamera. Een keer nam hij zelfs een kruisboog mee.
Walter Lübcke was op het eerste gezicht een atypisch slachtoffer voor een neonazi – een politicus zoals er op het jaarlijkse congres van zijn partij honderden rondlopen, een middenmoter van het platteland. Lübcke was ondernemer, boer, voormalig lid van de Hessische Landdag, verankerd in het lokale verenigingsleven. Joviaal en benaderbaar, maar ook traditioneel. Kerkganger. Snor, pak- en dassendrager. Bepaald geen bedreiging voor het christelijke Avondland.
Laat in de tuin
Thuis liep Lübcke het liefst rond in werkmansoverall, en rommelde hij vooral ’s zomers graag tot laat in de avond in zijn tuin. Zo zag Stephan Ernst Lübcke in het laatste uur van zijn leven zitten in de blauwe gloed van zijn iPad.
Ernst bekende meteen na zijn arrestatie vorige zomer. Hij vertelde, zo blijkt uit de flarden van het 300 pagina’s lange protocol die aan de Duitse media werden gelekt, dat hij Lübcke haatte sinds 14 oktober 2015, toen de politicus in een zaaltje zag spreken over het asielzoekerscentrum dat de volgende dag in zijn woonplaats Lohfelden zou worden geopend. Walter Lübcke was in de regio verantwoordelijk voor het uitvoeren van de vluchtelingenpolitiek van van Angela Merkel.
Bij de bijeenkomst in Lohfelden stuit Lübcke op veel weerstand tegen zijn plannen. Leden van de plaatselijke afsplitsing van de anti-islamitische beweging Pegida joelen steeds door zijn verhaal heen. Dan schiet de CDU’er uit zijn slof: hij vaart uit over de christelijke plicht tot naastenliefde en solidariteit en zegt: “wie deze waarden niet vertegenwoordigt, kan dit land ook verlaten als hij het er niet mee eens is. Dat staat iedere Duitser vrij.”
De opname van die uitspraak wordt door Markus H. op YouTube gezet en in de weken die volgen geciteerd door sprekers bij bijeenkomsten van Pegida en de AfD. Zo wordt Lübcke opeens wat ze in Duitsland een Hassfigur noemen, iemand op die haat wordt geprojecteerd en afgereageerd.
Bomaanslag op asielcentrum
De schuld van Ernst lijkt na die eerste bekentenis een uitgemaakte zaak. Tot hij van advocaat wisselt en zijn bekentenis intrekt. In de verklaring die zijn nieuwe advocaat begin dit jaar afgeeft, zou het dodelijke schot een ongeluk zijn – dat niet door Ernst zelf werd veroorzaakt maar door zijn kompaan Markus H. Ze zouden naar het huis van Lübcke zijn gereden om hem “een aframmeling te geven”, niet om hem te vermoorden. Het OM acht het tweede scenario ongeloofwaardig, mede door Ernsts criminele biografie.
Vijftien jaar was Stephan Ernst toen hij in 1989 voor het eerst racistisch gemotiveerde aanslag pleegde. Hij stichtte brand in de kelder van een huis waar een Turkse familie woonde. Omdat er niemand gewond raakte, kwam Ernst er met een taakstraf vanaf. Vier jaar later haalt hij op de openbare wc van het station van Wiesbaden een mes uit zijn broekzak en steekt hij ermee van achteren in op een Turkse imam. Kort daarna probeert hij een bomaanslag te plegen op een asielzoekerscentrum. Het zelf geknutselde explosief wordt voor de ontploffing ontdekt door bewoners. De rechter veroordeelt de 20-jarige tot 6 jaar jeugdgevangenis. In het vonnis wordt gesproken van een diepe haat tegen buitenlanders, criminele energie, maar ook van een psychische stoornis.
Verboden terreurgroep
Na zijn vrijlating verhuist Ernst naar Kassel. De middelgrote Hessische stad staat bekend om zijn relatief kleine, maar zeer actieve extreemrechtse milieu. Volgens extremisme-expert Hajo Funke, emeritus hoogleraar aan de Freie Universität Berlijn, is het “een van de gevaarlijkste scenes in Duitsland”, mede vanwege het nauwe contact met de in Duitsland onlangs verboden internationale rechtse terreurgroep Combat 18.
Met zijn Kasselse kameraden neemt Ernst deel aan neonazibijeenkomsten in het hele land. Hier leert hij ook Markus H. kennen. Beide mannen raken in die tijd in het vizier van de veiligheidsdiensten en de Hessische afdeling van de Verfassungsschutz, dat voor Ernst een zogenaamde ‘Personenakte’ opent, een voor politie en justitie toegankelijk dossier waarin de handel en wandel van gewelddadige extremisten worden opgetekend. Tussen 1993 en 2009 is er 39 keer strafrechtelijk onderzoek naar Ernst verricht.
Katharina König-Preuss kent de naam Stephan Ernst uit de processtukken uit zaak tegen de extreemrechtse terreurgroep NSU. De politica van Die Linke uit Thüringen geldt als kenner van de extreemrechtse scene in de regio, omdat ze lid was van de twee parlementaire onderzoekscommissies naar de NSU. Bij de moord op internetcaféhouder Halit Yozgat uit Kassel bestaat het sterke vermoeden dat de NSU hulp heeft gehad van lokale neonazi’s. “Markus H. is toen zelfs verhoord”, zegt König-Preuss.
Vaste baan, vaste vriendin
Hoe kan een man met dusdanig veel op zijn kerfstok een politieke moord voorbereiden? Na 2009 denken de veiligheidsdiensten tot Ernst ‘afkoelt’, zoals het in jargon heet. Hij verschijnt niet meer bij demonstraties, krijgt een vaste baan en een vaste vriendin, later ook twee kinderen. De diensten verliezen hun interesse. De wet schrijft voor dat een ‘Personenakte’ na vijf jaar stilte wordt opgeborgen.
Dat lijkt een verkeerde inschatting te zijn geweest. Na de moord op Lübcke wijst onderzoek uit dat Ernst wel actief bleef in het rechtse spectrum. Hij demonstreerde met de Identitaire Beweging, in de nazomer van 2018 aanwezig bij de rechtse rellen in Chemnitz, en doneerde geld aan de Thüringse AfD-fractie die geleid wordt door de extremist Björn Höcke.
Katrin-König Preuss ziet hier een onverkwikkelijke parallel met de klunzige en langdurige ontmaskering van de NSU, die deels het gevolg was van racistische vooroordelen bij politie en justitie, die ervan uitgingen dat het ging om afrekeningen in een crimineel Turks milieu en daarom spraken van ‘Dönermoorden.’
Inschattingsfout
Een dergelijke inschattingsfout maakt de politie als in januari 2016 een vluchteling uit Irak nabij het asielzoekerscentrum in Lohfelden met een mes in zijn rug wordt gestoken door een fietser. De man, Ahmad E., zegt zeker te weten dat het om een racistische aanslag gaat, maar de politie ziet daarvoor geen bewijs.
Wel wordt Stephan Ernst verhoord, omdat hij in de buurt woont en precies voldoet aan de beschrijving van het slachtoffer. Bewijs wordt niet gevonden en DNA-onderzoek acht de politie niet nodig. Drie jaar later, na de moord op Lübcke, wordt in het huis van Ernst een mes met erfelijk materiaal van de man Irak gevonden. Dus staat Ernst behalve voor moord ook terecht voor poging tot doodslag. “Als de politie Ahmad E. serieus had genomen, had Lübcke nog geleefd”, zegt Katharina König-Preuss.
De Hessische regering installeerde deze week in allerijl een onderzoekscommissie die moet bepalen of er in de lange aanloop naar de moord op Lübcke fouten zijn gemaakt. Ahmad E., die dinsdag ook in de rechtszaal zat, heeft daar weinig meer aan. Hij is levenslang gehandicapt.