ReportageKlimaatopwarming
Hoog in de Andes ziet Emhil (15) de gletsjers verdwijnen. ‘We moeten tegenwoordig onze huid beschermen tegen de zon’
Bosbranden, smeltend ijs, extreem weer. Terwijl vertegenwoordigers van 190 landen onderhandelen op de VN-klimaattop in Egypte, worden jongeren in het Peruaanse hooggebergte nu al geraakt door de klimaatverandering. Zoals de 15-jarige Emhil, die de gletsjers een voor een ziet krimpen.
Natuurlijk, verandering hoort bij het leven. Oma Juliana (75, hoge hoed, kleurrijke mantel, donker gerimpeld gezicht) werkte toen ze jong was nog als horige voor een grootgrondbezitter hier in de Cordillera Blanca, de imposante Witte Bergketen in de Peruaanse Andes met de grootste verzameling tropische gletsjers ter wereld. Maar zelden gingen de veranderingen zo snel als in het 15-jarige leven van kleinzoon Emhil. Want terwijl hij opgroeit, verdwijnt zienderogen het ijs en wordt zijn thuis elk jaar een beetje droger.
Thuis is een glooiend landschap op 3.300 meter hoogte dat in de verte overgaat in grillige bergtoppen bedekt met oogverblindend ijs. Thuis zijn drie stenen gebouwtjes: een keukentje met houtvuur, het huisje met de twee verdiepingen waar hij, broertje Brahim (3), moeder Enedina (36) en vader Eduardo (38) slapen, en het huisje van oma met beneden het bed en op zolder tientallen piepende cavia’s. Daaromheen de chacra, het land op de helling waarop Emhils ouders onder andere aardappels, mais, graan en bonen verbouwen.
Emhil Robinho (naar de Braziliaanse voetballer) Raprey Chinchey is een lange puber die ongevraagd de planten in zijn omgeving benoemt en zomaar kan vertellen over de route die zijn stieren Bush en Diego dagelijks afleggen tussen hun veld en de rivier. Maar vraag je hem naar zijn gevoel over de stijgende temperatuur die de landbouwgrond doet uitdrogen en de glinsterende giganten aan de horizon doet krimpen, dan kraakt hij een moment zijn hersenen voordat hij met één woord antwoordt. “Verdrietig.”
Bevroren planten
Al praat hij met groter gemak over zijn idolen uit de Europese voetbalcompetities, hij weet precies hoe klimaatverandering in rap tempo alles wat hij kent aan het afbreken is. Hij is een van de natuurwachters van de dorpsschool, een select groepje leerlingen dat les krijgt in natuurbehoud. Dankzij het schoolproject kent de boerengemeenschap Collón (circa vijfduizend inwoners) een paar handenvol enthousiaste jonge klimaatambassadeurs. Op een vrijdagochtend halverwege augustus zitten de natuurwachters in een licht klaslokaal in een kring op kleine stoeltjes.
De meisjes met hun zwarte haren in lange vlechten komen woorden tekort, de jongens pulken aan hun broekspijpen. Marleni (15): “In de ochtend is het ijskoud en overdag heel heet. Dat was vroeger niet zo.” Silvia (14): “Ik ben hier geboren en ik zal hier sterven.” Joyce (13): “De planten bevriezen eerst en drogen daarna uit.” Silvia: “Over tien jaar is het water op en gaan we dood van de honger en de dorst.” Marleni: “Wij moeten de verandering zijn. Maar mensen zijn koppig, ze willen niet luisteren.” Silvia: “Straks komen er wateroorlogen. Misschien ga ik dan toch weg.”
En dan alsnog Emhil: “We moeten tegenwoordig onze huid beschermen tegen de zon.” Vandaar de stoffen hoedjes die de leerlingen dragen, sinds enkele jaren een verplicht onderdeel van het schooluniform. De strijd tegen klimaatverandering begint klein in Collón, de kinderen scheiden thuis hun afval, hebben moestuintjes en compostkuilen. Hun belangrijkste wapenfeit: ze adopteerden een moeras, een natuurlijk waterreservoir. De scholieren gaan geregeld kijken of het natte stukje grond zich niet vult met zwerfafval of door boeren wordt gebruikt als drinkwater voor hun dieren. Maar de vraag is of ze op tijd zijn om het verschil te kunnen maken. Emhil haalt zijn schouders op. “Misschien wel niet.”
Huascarán, 6.768 meter
Even later lopen de klasgenoten over onverharde paden omhoog naar hun huizen, die verspreid liggen over de heuvels. In het landschap overheersen de geeltinten, de regen is ook dit jaar laat. De brandende middagzon stuwt de temperatuur op tot achter in de 20 graden. Zie in de verte de witte piek van de Tocllaraju (6.034 meter), in de inheemse taal Quechua de ‘verraderlijke gletsjer’. En daarnaast de Palcaraju (6.274 meter), de ‘gletsjer op een splitsing’. Verder naar het noorden reikt de Huascarán tot 6.768 meter hoogte, Peru’s hoogste berg. Bij alle besneeuwde toppen in dit nationale park is de aftakeling duidelijk zichtbaar, onder het wit begint het kale grijs.
Het Peruaanse gletsjerinstituut Inaigem registreert het verval. Tussen 1962 en 2016 is bijna 40 procent van het ijs in de Cordillera Blanca gesmolten, een oppervlakte van 277 vierkante kilometer. Op recentere cijfers is het nog even wachten, zegt onderzoekshoofd Jesús Gómez aan de telefoon, een nieuwe tussenstand verschijnt volgend jaar. Maar het oude rapport geeft een duidelijke trend weer: gemiddeld verdwijnt jaarlijks 5 vierkante kilometer gletsjer. In 2111 zal er geen wit meer over zijn in de Witte Bergketen, voorspelt Inaigem.
De werkelijkheid is echter geen rechte streep in een grafiek, zegt Gómez. “Het is lastig om precies te zeggen hoeveel tijd ons nog rest. We hebben al meerdere gletsjers verloren, andere staan op het punt om te verdwijnen. Veel factoren spelen mee: de omvang, de hoogte, de vraag of het ijs wordt beschermd door schaduw of is blootgesteld aan de zon.” Op zo’n 5.200 meter hoogte bevindt zich de zogeheten nulgradenisotherm, legt hij uit, daarboven vriest het jaarrond. “We denken dat die grens daar voorlopig blijft. Wat we zeker weten is dat het lagergelegen ijs in de komende twintig, dertig jaar zal smelten.” Dat betekent dat nog eens 30 procent in de nabije toekomst zal verdwijnen, schat Gómez.
Inca-cultuur
Wanneer Emhil zo oud is als zijn ouders nu, zullen de toppen Tocllaraju en Palcaraju nog slechts witte mutsjes dragen. De boerenzoon stamt af van inheemse Peruanen die al millennia in de schaduw van de gletsjers hun aardappels verbouwen, van de machtige Wari- en Inca-cultuur, van volkeren die ook tijdens driehonderd jaar Spaanse heerschappij hun eigen Quechua bleven spreken. Maar zijn generatie wordt gedwongen tot andere keuzen. Hij droomt alvast van een toekomst ver van huis: “Ik wil voetballen bij Real Madrid.” De scouts van de Spaanse club hebben zich nog niet gemeld in het Peruaanse bergdorp.
Eenmaal thuis verwisselt hij zijn schooltenue voor een Real-shirt. Op de vloer van zijn slaapkamer liggen maiskolven te drogen. Buiten lanceert een sproeisysteem druppels water over het aardappelveld. ‘Vroeger’ was er water in overvloed, zeggen zijn ouders Eduardo en Enedina. ‘Vroeger’ lag er op die grijze top aan de horizon nog sneeuw, zegt Emhil. Toen leidden de boeren het bergwater via kanaaltjes rechtstreeks over hun land. Maar er bleek niet langer genoeg voor iedereen. Vandaar het nieuwe ‘technische sproeien’, dat een stuk minder rivierwater verbruikt.
Emhil kietelt stier Diego liefkozend onder zijn ballen en wijst naar de koeienvlaaien die verspreid over het veld liggen. “Die verzamelen we om de grond mee te bemesten.” Ook de poep van de schapen en varkens dient als voeding voor het land. Toch snoert hij op een zaterdagmorgen een platte plastic ton op zijn rug, gevuld met een mengsel van pesticiden, kunstmest en water. Met een hendel pompt hij de vloeistof via een spuit naar buiten, ieder aardappelplantje krijgt een dot gif.
“De grond is elk jaar minder vruchtbaar”, zegt zijn vader. De chemische hulpmiddelen versnellen dat proces, maar de familie kan niet zonder. Het droge seizoen, normaal gesproken van april tot augustus, duurt elk jaar langer en de krimpende gletsjers voeren minder water aan. Met de nieuwe warmte arriveerden nieuwe, hardnekkige plagen.
Nadat de aardappels zijn besproeid, geeft Emhil samen met buurjongen en medenatuurwachter Michel een presentatie over natuurbehoud. Voor de gelegenheid hebben de vrienden in het kleine huisje grote tekeningen op de witte muur geplakt. Een poster toont een smeltende gletsjer, onderaan kleurt het ijs zwart van de neergeslagen uitstootgassen. Op een ander vel staat groot het woord ‘water’, en waarom dat zo belangrijk is: ‘menselijke consumptie, irrigatie van gewassen’.
De jongens presenteren zoals alleen pubers dat kunnen, met de handen in de zakken en met één oog op de voetbalwedstrijd op televisie. “Natuurbehoud, ontwikkeling, samenwerking”, leest Michel op. “We moeten meer afvalbakken plaatsen in het dorp”, zegt Emhil. “Het water geeft ons leven”, stelt Michel. Hij vertelt hoe hij zijn ouders bijspijkerde over klimaatverandering en waterschaarste. “Die kennis hadden ze nog niet.”
Geen toekomst als boer
Als de zon achter de bergen zakt, keert oma Juliana terug met haar zestien schapen waarmee ze dagelijks vele uren door de bergen trekt, op zoek naar steeds schaarser gras. Het gezin verzamelt zich in het keukentje voor een maaltijd van aardappelen, rijst en een visje. De rook van het houtvuur vult de ruimte, oma duwt een luik open, een magere kat sprint naar binnen. Drie generaties zitten rond het vuur. Emhil met de lange benen opgetrokken, broertje Brahim opgevouwen in de draagdoek op zijn moeders rug.
Weer valt vaak het woord ‘vroeger’. In het Quechua vertelt oma Juliana hoe zij tijdens haar leven de helft van het ijs heeft zien verdwijnen. Moeder Enedina zegt dat het vroeger al begin augustus regende. “Nu moeten we wachten tot september of oktober.” Het stemt hem droevig, zegt vader Eduardo, als hij denkt aan wat zijn kinderen staat te wachten.
Emhil heeft een alternatief plan, vertelt hij, mocht zijn voetbaltalent nooit worden opgemerkt door Real Madrid. “Ik wil mijnbouwkunde studeren. Of een studie in zware machines.” Een goed idee, zegt zijn vader. “Hij moet geld verdienen met zijn hersenen.” Het gezin is al aan het sparen om straks Emhils studie in de stad te kunnen betalen. Eduardo werkt doordeweeks in de lokale kopermijn, naast het werk op het land. “Ik wil niet dat Emhil boer wordt”, zegt hij. “Hier op het platteland is voor mijn kinderen geen toekomst.”
Paspoort
Naam: Emhil Robinho Raprey Chinchey
Leeftijd: 15 jaar
Huisgenoten: vader Eduardo, moeder Enedina, broertje Brahim, oma Juliana, stieren Bush en Diego, zeven varkens, zestien schapen, een paar katten en honden, meerdere kippen, konijnen en cavia’s
Woonplaats: Collón, Peru
Studie: gaat naar school
Werk: natuurwachter voor het schoolproject, helpt zijn ouders op het land
Hobby’s: voetballen en voetbal kijken
Moment dat klimaatverandering dichtbij kwam: toen de gletsjer van een nabijgelegen bergtop voorgoed verdween.
Vraag voor de wereldleiders: “Water is leven, maar ons water raakt snel op. Hoe gaan jullie het water redden?”
Smeltende berggletsjers in de Andes: het grote plaatje
De Cordillera Blanca is de grootste van achttien resterende besneeuwde bergketens in de Peruaanse Andes. De lokale waterautoriteit ANA berichtte in 2020 dat in een halve eeuw tijd 51 procent van het ijsoppervlak was gesmolten. In de gebieden Barroso en Volcánica, met bergen tot 6 kilometer hoogte, is inmiddels geen wit meer te vinden. Vijf andere bergketens hebben al 90 procent van hun ijs verloren.
Hoewel de krimp geen rechte lijn is, laat de trend geen enkele twijfel: vrijwel al het Peruaanse ijs zal deze eeuw verdwijnen. De gevolgen voor lagergelegen gebieden zijn groot. Het krimpende ijsoppervlak voert minder water aan richting de dalen, waar flora, fauna, landbouw en steden worstelen met steeds nijpender watertekorten.
Tegelijkertijd hoopt smeltwater zich op in nieuwe en uitdijende meren op grote hoogte rondom de gletsjers. Die meren vormen enerzijds kostbare waterreservoirs voor de droge toekomst, maar anderzijds ook een groeiend overstromingsgevaar voor lagergelegen steden en dorpen.