ReportageMassagraf in Zarzis
Honderden verdronken migranten liggen onder Tunesische aarde. ‘Ergens hebben zij familie die om ze rouwt’
In het Tunesische stadje Zarzis, vlak bij Libië, zijn de laatste jaren honderden lichamen van migranten aangespoeld. Chamseddine Marzoug verzorgt de naamloze doden op een macabere begraafplaats en maakt zich kwaad over de rol van Europa.
De aarden grafheuveltjes vallen nauwelijks op in het door struiken en onkruid omsloten weiland, maar op elke heuvel blijkt een steen of scherf te liggen met een nummer erop. De enige herkenning voor het geval familie ooit naar hun verloren zonen of dochters komt zoeken. Tot die tijd zorgt Chamseddine Marzoug voor wat ‘liefde en waardigheid’ voor de doden, vertelt hij als hij met een waterfles de armetierige bloemen bewatert die hij op sommige van de anonieme graven heeft geplant.
Ruim vierhonderd verdronken migranten liggen begraven in het dorre landschap buiten het Tunesische Zarzis, een stoffig stadje vlak aan de grens met Libië. Langs de weg staan tientallen stalletjes met jerrycans goedkope benzine en diesel uit Libië – voor smokkelaars gelden de coronareisbeperkingen blijkbaar niet. Hier, aan de stranden van Zarzis, zijn de afgelopen jaren honderden lichamen aangespoeld van migranten die in buurland Libië op een wankel bootje zijn gestapt met bestemming Europa. De zeestroming bracht de lijken, maar ook vaak de rubberen bootjes met nog levende mensen in nood in de Tunesische viswateren. De vissers in Zarzis hebben er een collectief trauma aan overgehouden.
Marzoug, een gepensioneerde visser, heeft zelf talloze levenloze lichamen gevonden voordat hij in 2011 bij de gemeente een stuk grond wist los te peuteren om ze een waardig graf te geven. Sindsdien verzorgt hij de anonieme doden op zijn macabere begraafplaats alsof het zijn eigen verloren kinderen zijn – zijn twee zoons zijn ook zo naar Italië vertrokken. “Ergens hebben zij familie die om ze rouwt, maar zij kunnen hier niet zijn”, mijmert hij boven het graf van Rose Marie, de 28-jarige Nigeriaanse die als enige een naam heeft omdat haar man de scheepsramp wel kon navertellen.
Hoofd naar Mekka
Voor Marzoug hebben ook de anonieme doden een verhaal. Zoals dat van die moeder met haar kind. Alle graven wijzen met het hoofd richting Mekka, zoals de islamitische graftraditie voorschrijft, maar voor hen maakte hij een uitzondering. “Ik heb ze met hun hoofden naar elkaar toe begraven.” Het beeld van het levenloze kleutertje in zijn rode Nike-sportbroekje dat hij op het strand aantrof naast zijn eveneens dode moeder staat Marzoug nog helder voor oog. “Zo hebben ze tenminste elkaar nog.”
Marzoug herinnert zich nog hoe in 2000 de eerste dode migranten aanspoelden. De VN hadden Libië sancties opgelegd en de toenmalige Libische leider, kolonel Moammar Kadhafi, maakte voor het eerst zijn dreigementen waar om de deur naar Europa open te zetten voor Afrikaanse migranten. Na de revolutie in 2011 en de dood van Kadhafi maakten smokkelaars gebruik van de chaos waarin Libië was vervallen en zetten een levendige en gruwelijke mensenhandel op. Na de piekjaren 2015 en vooral 2016, toen een recordaantal van 181.000 migranten vanuit Libië naar Italië vertrok, greep de EU in.
De Libische kustwacht kreeg royaal materiaal en steun van de EU om de migranten tegen te houden, ook al is onduidelijk of zij niet zelf medeverantwoordelijk zijn voor mensenhandel en de voortdurende mishandeling en uitbuiting van onderschepte Afrikaanse migranten in de Libische detentiecentra. De reddingsschepen van hulporganisaties werden, onder aanvoering van Italië, aan de ketting gelegd. Nu is deze zogenoemde centrale Middellandse Zeeroute de dodelijkste migratieroute ter wereld; sinds 2014 verdronken hier bijna 18.000 migranten. Vorige maand stierven nog 43 migranten toen hun bootje omsloeg voor de Libische kustplaats Zawiya.
Strijdig met internationaal zeerecht
De vissers in Zarzis zijn nu geen helden meer wanneer ze mensen redden op zee, maar worden sinds 2018 medeplichtig geacht aan mensensmokkel. “Nu moeten we mensen dus gewoon laten verdrinken?”, zegt kapitein Mohamed in de haven van Zarzis op zijn twaalf meter lange schip Ali Ridha. Vanwege het slechte weer kan hij niet uitvaren. De oude visser is daarom met zijn maten netten aan het herstellen. “Vernield door dolfijnen”, bromt hij met een sigaret in zijn mondhoek. Het Europese afschrikbeleid noemt hij inhumaan en bovendien in strijd met het internationale zeerecht, dat voorschrijft dat schippers mensen in nood op zee moeten redden.
De schippers kennen allemaal het geval van hun collega-visser uit Zarzis die na een reddingsactie in Italië voor mensensmokkel werd vastgezet. Zij branden hun handen er niet meer aan. “Nu moeten we de kustwacht bellen, coördinaten doorgeven en maar hopen dat ze snel komen. Soms geven we ze wat eten en water. Als we een dode in het water zien drijven, bellen we niet eens meer want het levert ons alleen maar problemen op met de politie.” Maar het is de vraag of Mohamed zich aan de regels houdt in een crisissituatie. “Wat er op mijn schip gebeurt, is tussen mij en God”, antwoordt hij diplomatiek.
De kunstenaar Mohsen Lihidheb is minder diplomatiek. “Een schande is het”, zo roept hij in zijn museum van ‘gevonden voorwerpen’ die hij in 25 jaar strandjutten langs de kust van Zarzis heeft verzameld. Tienduizenden flessen, schoenen, botten, boeien en andere verweerde scheepsattributen en dagelijkse voorwerpen verzamelde hij in zijn ludieke museum. Hij kreeg er zelfs een vermelding voor in het Guinness Book of Records. Nu maakt hij kustwerken van al deze gevonden ‘voorwerpen met een verhaal’ op zijn binnenplaats om zo bewustzijn te creëren voor milieuvervuiling en vooral de migratiecrisis.
Al strandjuttend stuitte Lihidheb steeds vaker op schoenen, slippers, kledingstukken en bezittingen van migranten. Niet zelden struikelde hij ook over hun dode lichamen op het strand. Het maakte hem woedend, vertelt hij als hij een zetje geeft tegen de touwen met verloren schoenen en gympen die aan het plafond in het donkere museumpje bungelen. “Om er leven in te houden”, zegt hij terwijl de dood ons aanstaart vanuit de kratten eronder, vol met door de zee aangevreten slippers, gympen, kindersandaaltjes en een eenzame felroze beha.
“Alle spullen vertellen ons een verhaal”, zegt Lihidheb. Soms leiden ze hem ook de weg, zoals met de flessenbrieven die hij vond. Zestig in totaal. Hij schreef de mensen terug en ontmoette zo bijvoorbeeld de Italiaanse die in haar brief suïcide dreigde te plegen omdat haar vriendje het had uitgemaakt. In zijn brief terug nodigde hij haar uit om met hem het strand in Zarzis te helpen schoonmaken. Nu zijn ze al vijftien jaar bevriend. Het rode kinderjasje dat hij ooit vond, leidde hem naar ‘de fictieve bruiloft’, een rijdend kunstwerk door de stad waarmee hij de wereld wilde doordringen van de tragiek van haar onvoltooide leven.
“Het is allemaal de schuld van Europa”, zegt visser Marzoug als hij mismoedig tussen de graven sjokt. “Als zij de Afrikanen gewoon binnenlieten om te werken, konden ze na een paar maanden terug naar huis met het geld dat ze verdiend hebben. In plaats daarvan moeten hun families hun grond en bezittingen verkopen om smokkelaars te betalen en zitten hun zoons gevangen in Europa tot ze hun schuld hebben afbetaald, in plaats van dat ze met geld terugkeren naar hun land om er te investeren.”
Zoveel kortzichtigheid gaat Marzoug de pet te boven, zegt hij als hij hoofdschuddend het onkruid verwijdert van een grafheuvel. “Laat ze hun geld uitgeven aan menselijkheid in plaats van grensbewaking.”