Zaak-Chovanec
Hoge Raad voor Justitie: geen doofpotoperatie in zaak-Chovanec
De Hoge Raad voor Justitie (HRJ), die de werking van justitie controleert, kon geen ‘pogingen om wat dan ook achter te houden’ vaststellen in het onderzoek naar het overlijden van de Slovaak Jozef Chovanec.
Op 24 februari 2018 werd Chovanec gearresteerd op de luchthaven van Charleroi, nadat hij zich agressief had gedragen aan de incheckbalie. Op bewakingsbeelden die eerder dit jaar naar buiten kwamen via Het Laatste Nieuws, is te zien wat daarna gebeurde.
De Slowaak bleef de hele nacht bijzonder onrustig in zijn cel. Hij sloeg zijn hoofd tot bloedens toe tegen de muur. Agenten van de luchtvaartpolitie overmeesterden hem uiteindelijk op zijn bed. Zijn handen en voeten werden vastgebonden. Hij kreeg een deken over zijn hoofd. Vijf agenten zaten of hingen minutenlang op Chovanec. Een agente bracht een Hitlergroet. Een andere agent maakte een duivelsteken. Toen een MUG-arts Chovanec onderzocht, werd duidelijk dat hij niet meer ademde. Hij moest gereanimeerd worden. Enkele dagen later overleed Chovanec in het ziekenhuis.
Zowel in ons land als in Slovakije rezen daarop vragen naar hoe politie en gerecht de zaak afhandelden.
De HRJ opende in september van dit jaar een bijzonder onderzoek naar het verloop van de gerechtelijke procedure in de zaak-Chovanec. Bijzonder, want het was voor het eerst dat de HRJ een bijzonder onderzoek voert in een zaak die nog niet afgesloten is.
Aanbevelingen
Nu besluit de HRJ dus dat er geen pogingen zijn ondernomen om de zaak in de doofpot te steken. Over de gebeurtenissen zelf boog de HRJ zich niet. “De Hoge Raad doet nooit uitspraken over de inhoud van rechterlijke beslissingen”.
De HRJ zegt dat er wel lessen kunnen worden getrokken uit de zaak-Chovanec en formuleert daarom aanbevelingen. “Zo worden best de richtlijnen aangepast voor parketmagistraten die de eerste maatregelen moeten nemen wanneer ze op de hoogte worden gebracht van complicaties bij vrijheidsberovingen.
Ook de actieve leiding van het gerechtelijk onderzoek door de onderzoeksrechter en de systematische opvolging van dergelijke zaken door het parket, het parket-generaal en de kamer van inbeschuldigingstelling verdienen meer aandacht.
Gerechtelijke overheden moeten onderling constructief communiceren. In de zaak Chovanec bleek immers dat een gebrek aan communicatie ertoe heeft geleid dat niemand onmiddellijk na de feiten melding heeft gedaan van de zogenaamde “nazigroet” (van een politie-agente, nvdr.) met het oog op een eventueel tuchtonderzoek.”
De HRJ roept de gerechtelijke overheden en de verschillende partijen op om sereen samen te werken na de ruchtbaarheid die aan de zaak werd gegeven. “Een lopend gerechtelijk onderzoek moet geheim blijven; het vermoeden van onschuld en de rechten van verdediging zijn fundamenteel in elke democratische rechtsstaat”, luidt het.
De HRJ buigt zich mogelijk opnieuw over deze zaak als er een definitief vonnis is geveld.