Dinsdag 30/05/2023

Hoe ook het Belgische goud achter de Pyreneeën verdween

Voor het eerst zijn documenten teruggevonden die bewijzen hoe het 'neutrale' Spanje tijdens de Tweede Wereldoorlog honderden tonnen gestolen goud uit Duitsland ontving. In ruil kreeg Hitler ijzererts en wolfraam voor de oorlogsindustrie geleverd. De geheime handel vond plaats in het hart van de Pyreneeën. Het vergeten verhaal van het spoorwegstation van Canfranc, door Rop Zoutberg.

Een van de nog levende inwoners van Canfranc die het goud ooit aanraakte, heet Victoria Labarta. Ze werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog als keukenmeid in het hotel Marraco, schuin tegenover het station. Op een dag was een douanier naar de keuken gekomen met de vraag of ze goud wilden zien. Victoria en nog een vriendin hadden het wel gedurfd. "Vier staven van vijf kilo per kist. Ik raakte het aan en dacht: Dios mío, wat kun je hier veel oorbellen van maken."

Daniel Sánchez, de man met wie ze later trouwde en die ingezet was bij het lossen, had haar spottend aangekeken: "Ik had liever gehad dat het kisten sardines waren. Die kun je tenminste eten." Mevrouw Labarta knikt. "Hij had gelijk. Er werd in die dagen werkelijk honger geleden. Al dat goud zei je uiteindelijk niets."

Ze is nu 85 jaar oud en het zijn alleen flarden herinneringen aan de oorlogsjaren die naar boven borrelen. Zoals de vlag met het hakenkruis en de laarzen van de nazi's, die eind 1942 het station bezetten. "Enorme laarzen waren dat, zó hoog." Het is stil geworden sinds haar echtgenoot dit voorjaar overleed, zegt ze daarna. De telefoon gaat. Het is het bedrijf dat de steen voor op het graf komt leveren. Minstens zo geruisloos lijkt ook het leven in het voormalige hotel Marraco te verglijden. De hotelkamers worden niet meer verhuurd. Geelbruine verf bladdert op de gevel. Alleen het café doet nog dienst. Vanaf het terras is er uitzicht op een stroom vroege vakantiegangers die via het Franse Pau dwars door de bergen van Spanje binnenrijdt.

Toch is Canfranc niet zoveel veranderd dat je je niet kunt verbeelden dat het zes decennia eerder is. Spanje heeft dan de burgeroorlog afgesloten met een overwinning door de nationalisten onder leiding van de jonge generaal Franco. Het land ligt in puin en zal buiten de Tweede Wereldoorlog blijven. Wel staat Spanje bij Hitler in de schuld voor diens hulp in de strijd tegen de Spaanse republikeinen. Franco is Duitsland 212 miljoen dollar schuldig, en Hitler wil wel in wolfraam (een zeer hard metaal dat voor tanks werd gebruikt) en ijzererts terugbetaald. De schuld eenmaal afgelost, zal Duitsland in goud de grondstoffen vergoeden. Canfranc wordt zo het overlaadstation, de plek voor het witwassen van gestolen goud.

De kamers van het Hotel Marraco, waar Victoria Labarta in 1942 werkt, zitten in die dagen vol met Zwitserse chauffeurs, die de transporten naar Madrid en Lissabon verzorgen. "Er zaten ongemerkt trouwens ook veel spionnen in Marraco", weet schrijver Ramon Campo. Hij presenteerde deze week een boek over de oorlogsjaren in Canfranc. Wellicht nog beter dan een boek vol cijfermateriaal laten de gebeurtenissen rond het station zich als een thriller beschrijven, aangezien het niet alleen gitzwarte geschiedenis is die er om de spoorrails hangt. Via Canfranc ontkwamen ook honderden joden, verzetsstrijders en geallieerde soldaten aan de nazi's. Daarnaast speelde het station een cruciale rol bij de smokkel van geallieerde radioapparatuur en geheime berichten voor de verbannen generaal De Gaulle. "Al die gebeurtenissen maken een spannender verhaal dan Casablanca", grijnst Campo. "Met dat verschil dat de nachtclub Chez Rick in dit geval Hotel Marraco heet."

Voor zijn boek baseerde hij zich op duizenden doorslagen van de Spaanse douane, getikt op carbonpapier tussen 1942 en 1943. De flinterdunne documenten werden anderhalf jaar geleden bij toeval door een Franse buschauffeur op het station ontdekt. Ze lagen er in de stromende regen op de verroeste rails, daar vermoedelijk terechtgekomen doordat iemand een van de verlaten kantoortjes had opengebroken en de papieren als afval naar buiten had gegooid. Met ambtelijke precisie sommen de doorslagen de illegale handel op: "3 juli 1943. Doorvoer: 1,8 ton goud. Ingevoerd: 1,6 ton goud."

Campo: "Tussen het cijfermateriaal bevond zich ook de oprichtingsakte van het Zwitsers-Spaanse bedrijf dat verantwoordelijk was voor de transporten tussen Duitsland en Spanje. Daarmee kun je met recht vragen stellen over de zogenaamde Spaanse en Zwitserse neutraliteit tijdens de oorlog."

De geheime Autotransit Syndicat Suisse de Transports par Camións en Espagne vervoerde volgens de teruggevonden documenten zowat 87 ton goud naar Canfranc. Eenmaal ter plekke werd het kostbare metaal door de Zwitserse chauffeurs opgevangen. Zij bestuurden Duitse vrachtwagens met op de zijflanken als afleidingsmanoeuvre een rood kruis in een cirkel geschilderd. Later in de oorlog zou het Autotransit Syndicat Suisse ook kunstvoorwerpen en wagonladingen vol horloges, meubels, fototoestellen en kristal, afkomstig van omgebrachte joden, naar Spanje exporteren.

Het plunderen van de kluizen van de centrale banken in bezette landen was standaard. Bij de nationale bank van België (NBB) zou na de Duitse bezetting snel 198 ton goud verdwijnen, ruim 50 ton meer dan in Nederland. Daar was men met vooruitziende blik al in 1937 begonnen met het veiligstellen van goudvoorraden in kluizen van buitenlandse banken. Ook roofden de nazi's goud uit joodse bezittingen en, in de concentratiekampen, uit de gebitten van de vermoorde gevangenen. Van die hele vracht bleef in ieder geval 12 ton goud in Spanje achter. Een ander belangrijk deel werd vanuit Lissabon naar Zuid-Amerika verscheept.

Campo: "Het is maar het topje van de ijsberg, weten we uit een Zwitsers onderzoek. De transporten begonnen al eerder en duurden tot één maand vóór de aanval op Normandië in juni 1944." Rond die datum hadden de Verenigde Staten al een handelsboycot ingesteld tegen Spanje als straf voor de ontdekte illegale ijzererts- en wolfraamleveringen aan Duitsland.

'Groter dan de Titanic!', luidde de enthousiaste boodschap op een affiche, aan het begin van de vorige eeuw door de gemeente Canfranc bedacht om de aanleg van een treinstation luister bij te zetten. Al in 1853 zon een groep zakenmensen in Aragon op een spoorlijn door de centrale Pyreneeën naar Frankrijk om zo de economie in de verarmde regio vlot te trekken. Achteraf bekeken wisten de zakenlui amper waar ze aan begonnen. De aanleg van het spoor tussen Huesca en het Franse Oloron werd een titanenstrijd. Tegen woekerende exploitatiekosten. Tegen de wetten van een bergpartij met een hoogte tot drieduizend meter. Tegen de beperkingen van technische kennis rond 1912 - het jaar dat de Titanic verging - een spoortunnel van 8 kilometer door de Somport te graven. In 1928 werden de linten doorgeknipt. Canfranc Estación glom, en niet minder de opgetrommelde Franse premier Doumergue en Spaanse koning Alfonso XIII.

Niemand kon toen vermoeden dat het station maar net iets meer dan vier decennia dienst zou doen. De periode van de allergrootste bloei zou uitgerekend tijdens de Tweede Wereldoorlog volgen. En behalve geschikt voor de goudkonvooien zouden ook verzetsstrijders, geallieerde soldaten, politieke en joodse vluchtelingen dankbaar van het knooppunt gebruikmaken. Tot eind 1942 bezetten Duitse troepen alleen de westelijke helft van Frankrijk. Daarmee lag de weg naar de vrijheid - via Canfranc - open.

De schilders Max Ernst en Marc Chagall waren vermoedelijk twee vluchtelingen die via het station aan de nazi-vervolging ontkwamen, zo beschrijft Campo in El oro de Canfranc. Die geslaagde vluchtpogingen waren deels het werk van een enkele guardia civil, Salvador García. De grensbewaker maakte ruim gebruik van de volmachten die hij van zijn afdelingshoofd in Huesca ontving.

Campo: "Die kwamen erop neer dat wanneer iemands papieren in orde waren, hij verder mocht. Bedenk erbij dat de guardia civil van Duitse zijde het dringende bevel had gekregen vluchtelingen onverbiddelijk terug te sturen. García nam een groot risico. Honderden mensen zette hij in Canfranc op de trein naar Madrid."

Onzichtbaar voor García was tussen de goudtransporten ook een onverschrokken spion van het Franse verzet werkzaam. Het hoofd van de Franse douane, voor iedereen bekend als de beminnelijke monsieur Le Lay, zou in dubbele bodems onder de treinstellen radio's voor het verzet, microfilms en geallieerde soldaten verbergen. Albert Le Lay zou met zijn gezin op het nippertje ontsnappen aan de Gestapo, toen in november 1942 Duitse troepen de controle over het station overnamen.

"Al die verhalen zijn meer dan genoeg voor een speelfilm", beaamt Victor López, de huidige jonge burgemeester van Canfranc. "Zeker als je ook weet hoe het verzet tegen Franco door de maquis (de voormalige strijders van de Spaanse republiek, RZ) in datzelfde berggebied begon. Canfranc was die jaren de microwereld waar alles zich voltrok."

Voor López is het belangrijk dat de geschiedenis van zijn dorp zichtbaar is geworden door de teruggevonden documenten langs het spoor. "Het is de geschiedenis van anonieme mensen, een geschiedenis over de stilte. Nogal wat inwoners van het dorp spraken nooit over de transporten waar ze bij betrokken waren. Dat was deels vanwege smokkel waar ze zelf tot hun nek in zaten. Ook leerde de Franco-periode snel dat het beter was te zwijgen, wilde je tenminste geen problemen krijgen."

Tunnelgravers en wegenbouwers zijn nu in Canfranc weer aan het werk. Parallel aan de treintunnel werken ze aan de nieuwe autoweg, dwars door de berg Somport. Bij de bouw wordt de verlaten spoortunnel geprepareerd als vluchtweg. Eind dit jaar gaat de 8 kilometer lange autotunnel open. Maar meer zorgen maakt López zich over het enorme, vervallen station, een puur modernistisch gebouw ontworpen door de architect Fernando Ramírez, dat in 1970 op last van de Fransen na een ongeluk sloot. Er zijn voorzichtige plannen om de spoorlijn rond 2006 te heropenen, zij het dat een beslissing daarover via Madrid en Parijs loopt en dus per definitie langzaam gaat.

López: "Toch zou het moeten lukken het station succesvol te exploiteren. Het is pijnlijk, maar we hebben tijdens de oorlog precies gezien hoe het moest."

Spanje zou eind jaren veertig Nederland welgeteld 101,6 kilo goud teruggeven, zich baserend op informatie van de Nederlandsche Bank. Landen als België, die geen cijfers over hun geroofde reserves konden overleggen, zouden hun goud nimmer terugzien. Spanje uiteindelijk ook niet. Het nazi-goud werd na de oorlog verscheept naar New York en Londen, als garantie voor hulp die Amerikaanse en Zwitserse (!) banken het armlastige Spanje verstrekten. "Ach, het maakte de Amerikanen weinig uit waar dat oorlogsgoud vandaan kwam", zegt Ramon Campo.

Met ietwat cynische blik: "Franco haatte de communisten. Dat was in die jaren ruim voldoende voor de Amerikanen om verder geen vragen te stellen."

De ontdekking werd anderhalf jaar geleden bij toeval gedaan door een buschauffeur. Op de verroeste rails wapperden duizenden vellen carbonpapier van de Spaanse douane: '3 juli 1943. Doorvoer: 1,8 ton goud. Ingevoerd: 1,6 ton goud'

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234