ReportageCocaïnehandel Ivoorkust
Hoe ons lijntje coke de levens van jongeren in West-Afrika verwoest: ‘Iedereen laat je vallen’
In de havens van Antwerpen en Rotterdam is vorig jaar een recordhoeveelheid van 160 ton cocaïne gevonden. Het poeder dat Europeanen snuiven, veroorzaakt veel ellende op de smokkelroute langs West-Afrika. In de arme wijken van Abidjan, Ivoorkust, struikel je over de verslaafde jongeren. ‘Ik voel me zo’n mislukkeling.’
Het getto begint na een onzichtbare grens in de sloppenwijk: voorbij de spelende kinderen en de vrouwen die hun was ophangen tussen de bananenbomen langs het met plastic bedolven riviertje. Vanaf daar zijn alleen nog jonge mannen te zien voor de zelfgebouwde huisjes met daken van golfplaat en andere afgedankte bouwmaterialen. Een stuk of twaalf van hen zitten broederlijk bijeen op bankjes onder een rafelig dekzeil.
Cyril (33) haalt een smoezelig pijpje uit zijn zak en steekt hem aan. “Kijk, hier roken we onze crack mee.” Naast hem rolt een vriend een flinterdunne heroïnesigaret. “Van crack word je zo opgefokt.” Dat effect moet worden getemperd met heroïne, die juist sloom maakt, weten de polygebruikers onder het zeil, waar de lucht steeds zwaarder wordt van de drugswalmen. Om het hoekje komt vanuit een kier in de provisorische gevel een gebruiker in een sjofel, rood T-shirt gerold. Met moeite komt hij overeind, zijn draaiende ogen verkeren in een andere wereld.
In deze uithoek in Yopougon, een van vele sloppenwijken in Abidjan, de grootste stad van Ivoorkust, gebruiken drugsverslaafden vrijelijk hun cannabis, crack-cocaïne of heroïne. De gebruikers, verstoten en verguisd door de rest van de maatschappij, voelen zich in het getto of de fumoir − zoals deze gebruikersplaatsen worden genoemd − één familie.
“Zij zijn het enige wat ik nog heb”, zegt Cyril. “Mijn familie heeft me verstoten toen ik begon te stelen.” Cyril begon al op zijn elfde met dealen en raakte later als student verslaafd aan crack en vervolgens heroïne. Eens was hij een succesvol elektricien. “Toen ik nog geld verdiende, had ik mijn verslaving onder controle, maar toen ik mijn baan verloor, ging het mis. Het spul heeft mijn leven vernield”, zegt hij met rooddoorlopen ogen.
In de schaduw van een boom aan de overkant van het zanderige terrein knipt Olivier cannabis in kleine stukjes. “Dit vermengen we in de sigaret met heroïne, want anders blijft er niets van je over.” Heroïne stopt de eetlust, terwijl marihuana die juist opwekt, legt Olivier uit. “Het is een trucje dat we van onze buren, de Ghanezen, hebben geleerd”, lacht hij terwijl hij een plastic tasje vol pakjes crack-cocaïne aanneemt van een medebewoner van het getto.
De 43-jarige Olivier − donkere zonnebril, petje en ketting met doodshoofden − is de baas in dit getto in Yopougon. Hij levert de drugs, houdt de stemming goed, praat mensen uit de put of uit de cel als ze door de politie zijn opgepakt. Hij brengt ze naar het ziekenhuis als ze gewond zijn of bij een overdosis. Met de buurt heeft hij goede afspraken: stelen, bijvoorbeeld, doen de gebruikers maar ergens anders.
Was Ivoorkust tot tien jaar geleden vooral een doorvoerhaven voor cocaïne van Zuid-Amerika voor gebruikers in Europa, inmiddels is het een volwaardige consumentenmarkt. Abidjan wordt weleens het Miami van West-Afrika genoemd, verwijzend naar de vergelijkbare crackepidemie die de Amerikaanse kuststad in de jaren 1980 en 90 teisterde. In de hoofdstad zijn meer dan honderd fumoirs zoals die van Olivier, waar dagelijks honderden tot soms meer dan duizend bezoekers komen.
“En dat zijn niet alleen arme sloebers. Er komt hier van alles: ambtenaren, taxichauffeurs, politieagenten, zelfs studenten”, zegt Olivier bijna trots als hij naar een frisgewassen jongen met brilletje wijst die een heroïnesigaret aan het rollen is. De meerderheid van zijn cliënten koopt drugs om thuis te gebruiken, schat hij. De rest gebruikt hier in het getto. Recente cijfers zijn er niet, maar een ruwe schatting leert dat Abidjan, met zijn 4,4 miljoen inwoners, zo’n 30.000 tot 50.000 harddrugsgebruikers telt − en dat aantal neemt toe.
Hoe dat zo gekomen is? “Wie granen vervoert, verliest nu eenmaal korrels onderweg”, zeggen de deskundigen in Ivoorkust. Oftewel: de cocaïne die op doortocht naar Europa in Afrika achterblijft om ambtenaren, douaniers, politieagenten en politici mee om te kopen en smokkelaars mee te betalen, moet lokaal worden afgezet. En dat gebeurt in de goedkope versneden en gekookte vorm van cocaïne: het verwoestende crack- of base-cocaïne. Te koop in alle sloppenwijken van de miljoenenstad Abidjan, en ver daarbuiten, voor 2.000 CFA per pijpje (3,20 euro).
Voor Ivorianen, met een gemiddeld inkomen van 140 euro per maand is dat veel geld, zeker als zo’n pijpje acht tot tien keer per dag moet worden gerookt. De route via West-Afrika raakte rond de eeuwwisseling in zwang toen cocaïnehandelaren uit Zuid-Amerika en Europa alternatieve routes zochten om niet te worden gepakt. De controles in de havens van Antwerpen, Rotterdam en Hamburg werden steeds beter en vrachtschepen uit Zuid-Amerika, waar cocaïne veelal tussen fruit, zoals ananas en bananen, werd verborgen, kwamen onder een vergrootglas te liggen.
De controles op zee en in de haven, uitgevoerd door zwakke en corrupte West-Afrikaanse landen met beperkte middelen, zouden weinig voorstellen op deze zogeheten Highway 10, genoemd naar de breedtegraad waarover de oude trans-Atlantische slavenroute liep tussen Zuid-Amerika en West-Afrika. Mogelijk bereikt inmiddels een derde van de Zuid-Amerikaanse cocaïne Europa via West-Afrika.
De afgelopen jaren vond daar de ene na de andere recordvangst plaats. In 2021 werd een record van zes ton cocaïne gevonden op een vrachtschip dat van Rio de Janeiro op weg was naar Abidjan, in april 2022 werd nog eens 1,6 ton aangetroffen op een vissersschip voor de kust. Tussen 2019 en 2021 ging het om een totaal van 57 ton dat in deze regio werd onderschept.
Ondanks de recordvangsten blijft cocaïne in overvloed beschikbaar; de straatwaarde is met zo’n 50 euro per gram in Europa al jaren stabiel. De drugs worden voor de kust of in de haven op andere schepen overgeheveld en verstopt tussen andere, minder verdachte waren, zoals meubelen of vis, en bereiken zo alsnog Europa. Of de cocaïne gaat mee met reizigers in het vliegtuig of wordt via eeuwenoude handelsroutes dwars door de Sahara naar het noorden gesmokkeld en via de Middellandse Zee naar Europa gebracht.
De routes veranderen steeds en handelaren worden steeds inventiever, professioneler en meedogenlozer. Bovendien raken de verschillende drugsmarkten almaar meer verstrengeld, omdat mondiale kartels nauwer samenwerken. Zo gaat via de ontsloten smokkelroutes noordwaarts nu ook steeds meer heroïne uit Afghanistan en cannabis uit Marokko zuidwaarts, richting West-Afrika, wat leidt tot nog meer verslaving en polygebruik, zoals in de fumoir van Olivier.
De toenemende drugsverslaving, vooral onder de al straatarme bevolking in sloppenwijken, pakt rampzalig uit in landen waar nauwelijks sprake is van goede gezondheidszorg, laat staan van verslavingszorg. Daarnaast vormt de drugshandel een bedreiging voor de fragiele staten in dit deel van Afrika, waar in twee jaar tijd zes militaire staatsgrepen hebben plaatsgevonden. Drugshandel corrumpeert en ontwricht de al zwakke overheden en vormt bovendien een belangrijke financieringsbron voor islamitische terreurbewegingen in de regio. Het ‘recreatieve’ lijntje cocaïne dat Europese gebruikers in het weekend snuiven, trekt zo een drievoudig spoor van verwoesting door West-Afrika.
Op de veranda voor de hulppost van zuster Emmanuelle Anelone in het centrum van Abidjan wacht een haveloze man, krabbend aan zijn benen. “Hij heeft honger, denk ik”, zegt ze terwijl ze hem gebaart te wachten. Zuster Emmanuelle besloot zich, na een verblijf van 25 jaar in Frankrijk, over verslaafden in Abidjan te ontfermen, nadat haar neefje verslaafd was geraakt. “Ik had geen idee wat er aan de hand was, ik wist niets van verslaving of van wat dat met iemand doet, en met de rest van de familie. Ik heb hem maar naar een katholieke kliniek in het binnenland gestuurd, waar ze mensen met geestelijke gezondheidsproblemen behandelen. Daar werd hij maandenlang opgesloten, totdat hij ervan af was. Maar wat moesten we daarna met hem? Hoe kon hij terugkeren naar de maatschappij?”
Zo werd het idee geboren om de stichting Y-voir & Sourire (Zien & Glimlachen) op te richten. Dagelijks trekt zuster Emmanuelle, gekleed in een bruine habijt en gesteven witte hoofdkap, in een grote jeep door de arme wijken van de stad om verslaafden en hun families bij te staan en een luisterend oor te bieden. “Er rust een enorm stigma op verslaving in Ivoorkust, en dat staat herstel en rehabilitatie in de weg”, zegt ze. “Wij leggen uit dat verslaving een ziekte is. En we proberen families bewust te maken van de risico’s van drugsgebruik, zodat ze op tijd ingrijpen als hun kinderen dreigen te ontsporen.”
Zuster Emmanuelle vermoedt dat elke familie in Abidjan inmiddels wel iemand kent die verslaafd is. “Zeven jaar geleden, toen ik met dit werk begon, was dat misschien een op de vijf families.” Zelf nam zij vijf verslaafde jongeren in huis om ze van de straat en ver van hun “foute” vrienden te houden.
Ook Karelle (30), na bijna tien jaar verslaving nu vijf jaar clean, werd door de zuster “gered”. Ze is haar eeuwig dankbaar, zegt ze in de lommerrijke tuin van het christelijke opvanghuis, waar ze samen met een van de inwonende jongeren gitaar speelt voor de gasten. “De zuster wilde dat ik me liet behandelen door de katholieke missie in het binnenland, maar ik wilde het op eigen kracht doen. Als mijn lichaam schreeuwde om drugs, belde ik de zuster en dan praatte zij me ervan af. Elke keer opnieuw.”
Zuster Emmanuelle was samen met een aantal andere ngo’s de drijvende kracht achter een belangrijke wetswijziging in Ivoorkust die niet langer gebruikers criminaliseert, maar de handelaren − zoals hier al heel lang gebruikelijk is. De wet werd afgelopen herfst ingevoerd, en maakt betere gezondheidszorg voor verslaafden mogelijk, zegt Stéphanie Baux van Dokters van de Wereld. Dokters van de Wereld biedt sinds 2015 samen met lokale partners medische hulp aan verslaafden in Ivoorkust. Aanvankelijk ging het vooral om het testen van druggebruikers op tbc en hiv, en om het uitdelen van schone naalden en pijpjes. In 2018 opende Casa, een huiskamerproject om gebruikers van de straat te halen. Sinds kort is daar de eerste proef in Ivoorkust met methadonverstrekking gestart.
Op de binnenplaats van het huiskamerproject hangt de 34-jarige Bilal zijn schone kleren te drogen over de struiken. Aan de wanden vertellen kleurrijke muurschilderingen waar de drugsverslaafden in Abidjan zoal mee worden geconfronteerd: verstoting door familie, ziekte en eenzaamheid, en vooral ook afranselingen door de politie. Bilal zweeft in een heroïneroes tussen zijn kleren en de wasruimte, om af en toe in een ineengedoken houding half in slaap te sukkelen.
Ezechiël (50) bekijkt hem met zichtbaar medelijden. “Ik was ook zo, je denkt dat je vliegt.” Sinds twee jaar krijgt Ezechiël (zijn bijnaam) methadon. Hij voelt zich goed en is flink aangekomen. “Ik was zó dun”, wijst hij naar zijn vinger. Zijn verslaving begon na zijn scheiding in 2007. “Ik ging cannabis roken om te vergeten. Na twee weken wilde ik weer stoppen, want welke vrouw is het waard om je leven te laten verpesten, toch?” Toen bleek dat hij heroïne had gerookt. “Ik had geen idee, mijn lichaam deed zo’n pijn. Het enige wat hielp was weer gebruiken. Zo doen de dealers dit om je verslaafd te maken. Yo (crack in straattaal, red.) gebruikte ik dan weer als oppepper.”
Ezechiël begrijpt de neerwaartse spiraal van verslaving als geen ander. “Iedereen laat je vallen: je familie, je vrienden. Op een gegeven moment ben je helemaal alleen en voel je je zo minderwaardig, dan is heroïne je enige vriend.” De hereniging met zijn familie drie dagen eerder was daarom een hoogtepunt in zijn rehabilitatie. “Ze renden naar me toe en mijn broer droeg zelfs mijn tas voor me. Eindelijk voelde ik me weer behandeld als mens.”
Dokter Feriole Zahoui van de hulporganisatie Espace Confiance, die het huiskamerproject Casa samen met Dokters van de Wereld runt, is trots op wat er is bereikt. “Er was niets voor verslaafden in Abidjan, nu is er een plek waar ze zorg krijgen en weer menswaardig worden behandeld.” Dagelijks komen zo’n dertig tot veertig drugsgebruikers naar Casa. Ze kunnen er douchen, hun kleding wassen, tv-kijken en praten met zorgverleners over hun psychische of praktische problemen. Voor methadon is inmiddels een lange wachtrij, voorlopig zijn er maar zeventien gelukkigen die aan de proef kunnen deelnemen.
Zahoui hoopt dat hij zijn proef mag uitbreiden en dat het succes van zijn project de overheid kan wakker schudden. “Ik ben blij met de nieuwe wet die gebruikers niet meer als criminelen behandelt maar als zieken, maar nu moet er hard worden opgetreden tegen de criminelen die drugs importeren en verhandelen. Anders is het te laat. De drugskartels gaan hier net zo agressief te werk om mensen verslaafd te maken als dat in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw in de Verenigde Staten gebeurde.”
Drugs vinden gretig aftrek in een land als Ivoorkust, met een relatief jonge en dus nieuwsgierige bevolking. Het gebruik van opiaten is wijdverbreid, met name het verslavende tramadol. Die pijnstiller is in het Westen verboden maar in Afrika makkelijk te verkrijgen, en wordt vooral gebruikt door mensen met zware beroepen en in de transportsector. Het is ook een drug die veel wordt gebruikt door islamitische terreurorganisaties op het continent, zoals Boko Haram, Islamitische Staat en Al Qaida, omdat het emoties helpt verdoven en gebruikers in staat stelt langer vol te houden onder moeilijke omstandigheden.
Tijdens de korte burgeroorlog in Ivoorkust in 2010, waarbij drieduizend doden vielen toen oud-president Laurent Gbagbo weigerde zijn verkiezingsverlies te aanvaarden, zouden veel jongeren in Ivoorkust gewend zijn geraakt aan drugsgebruik. Sinds 2015 neemt de verslaving aan harddrugs duidelijk toe, zegt Zahoui. Volgens hem is dit zonder twijfel het gevolg van de toenemende cocaïnehandel naar Europa. “Het probleem is dat cocaïne in poedervorm alleen is weggelegd voor de rijken. Dus ze kristalliseren en versnijden het hier tot crack-cocaïne, tien keer goedkoper en tien keer verslavender.”
Op de binnenplaats bij Casa is de was van Bilal inmiddels droog. “Sorry, ik moet nu weg om te gaan stelen voordat het te laat is. Nu ben ik nog high”, verontschuldigt hij zich. Hij stroopt zijn joggingbroek op en trekt er een vrolijke short overheen. Over zijn zwarte T-shirt gaat een keurig bloesje en op zijn hoofd een honkbalpet. In zijn ‘vermomming’ als toerist slaat hij zijn dagelijkse slag in een supermarkt. Meestal is het niet veel, “een paar tubes tandpasta ofzo”. Genoeg voor zijn volgende portie pao (straattaal voor heroïne, red.), waarop hij is overgestapt omdat het goedkoper is dan crack en rustig maakt. “Ik hield niet van dat opgefokte gevoel van crack en je blijft maar gebruiken. Voor afkicken is het nu te laat”, zegt hij terwijl hij zijn schouders berustend optrekt. “Mijn familie wil niets meer met me te maken hebben, ik heb niemand meer.”
De drugshandel laat ook elders in de stad zichtbare sporen na. Overal verrijzen hotels, villa’s en andere gebouwen, zelfs aan onooglijke randen van de sloppenwijken. Volgens de bewoners van Abidjan het bewijs dat er op grote schaal geld wordt witgewassen. Kars de Bruijne, onderzoeker bij het Nederlandse Instituut Clingendael, die onlangs onderzoek deed in Abidjan, wijst op de onwaarschijnlijke hoeveelheid banketbakkerijen in de hoofdstad. “De drugskartels dreigen met hun investeringen in infrastructuur steeds meer te infiltreren in de reële economie. Als dat eenmaal het geval is, krijg je dat nooit meer ongedaan.”
Wereldwijd gaat er naar schatting 500 tot 600 miljard euro om in de handel van illegale drugs, waaronder cocaïne. De waarde van cocaïne loopt vanaf de bron in Colombia op van 1,5 dollar per gram tot bijna 60 dollar (zo’n 50 euro) per gram op de straten van steden in West-Europa. Onderweg valt aan de handel dus een goede boterham te verdienen, zeker in landen met fragiele staten, corrupte politici en slechtbetaalde ambtenaren, zoals in West-Afrika. “Op het moment dat de inkomsten die gepaard gaan met drugshandel richting de 10 procent van het bruto nationaal product − in Ivoorkust 70 miljard dollar − komen, is het voor de drugsbestrijding dweilen met de kraan open”, zegt De Bruijne.
In april 2021 werden bij de onderschepping van een partij cocaïne ter waarde van 32 miljoen euro een hooggeplaatste politicus en zeven gendarmes in de haven van Abidjan opgepakt die betrokken bleken bij de smokkel. Sindsdien lopen de autoriteiten in Ivoorkust op eieren en stuiten buitenlandse media op hermetisch gesloten deuren.
Na veel omwegen blijkt alleen het VN-bureau voor Drugs en Criminaliteit (UNODC) bereid te praten. In een ruim appartement in een beveiligde villawijk in Abidjan doet Cheikh Touré, het hoofd van de UNODC in Ivoorkust, de deur open. Achter hem huppelt een schoothondje. De criminoloog, die onder meer trainingen organiseert in West-Afrika om landen beter te laten samenwerken in grensbewaking en criminaliteitsbestrijding, benadrukt hoe moeilijk het is om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen om het op te nemen tegen de georganiseerde drugscriminaliteit in West-Afrika.
“Er heerst veel wantrouwen, tussen landen onderling, tussen de verschillende departementen en jegens westerse bemoeienis. En dan is er nog de wijdverbreide corruptie en de grote ongelijkheid in Ivoorkust. Bij elke stap in de handelsketen is er wel iemand die ergens een slaatje uit kan slaan. Om effectief te kunnen ingrijpen, zou je dus elk risico in kaart moeten brengen. Een mission impossible”, zegt Touré.
“Drugshandel is de best georganiseerde bedrijfstak ter wereld”, gaat hij verder. “De drugskartels hebben oneindig veel geld om hun portefeuilles en handelsroutes te diversifiëren, risico’s uit te bannen met de modernste technologie en informatiedeling, de duurste advocaten in te huren en iedereen onderweg om te kopen en te rekruteren die ze maar nodig hebben. Hoe kunnen wij daar tegenop? Wij moeten het doen met rigide en traag opererende overheden, zonder budget en binnen de wettelijke regels.”
Terug in het getto heeft de zogenoemde babatchê zich heel even laten zien. Deze man, behangen met gouden kettingen waaraan een enorme gouden olifantenkop bungelt, is de échte baas van dit getto. Hij levert de drugs aan Olivier, staat in contact met de grote drugsleveranciers en de autoriteiten, die het fumoir oogluikend toestaan of zelfs actief mee hebben opgezet en commissie eisen. “Het is net als het leger: een heel hiërarchische structuur”, zegt een van de verslaafden terwijl hij Olivier helpt met het klaarleggen van drugspakketjes.
Als de hulpverleners van Dokters van de Wereld de volgende dag komen, verschijnt de politie aan de overkant van de rivier door de sloppenwijk. Een aantal gebruikers gaat er als een haas vandoor, Olivier beent met grote passen weg om “even zaken te doen”. De inval komt nu even ongelegen, dus dan moet er geld worden betaald. Geen probleem: daar is hij per slot van rekening voor. Als Olivier terug is van zijn onderonsje met de agenten, kunnen de hulpverleners aan de slag. Bij de tafel vormt zich een rij van vrijwilligers die zich laat testen op hiv, een hulpverlener verzorgt wonden, een ander laat schone pijpjes achter en informatiefolders over het risico van verspreiding van tbc wanneer sigaretten en crackpijpjes worden gedeeld.
Souleyman (38) ondergaat de sneltest voor hiv gelaten. Hij is bezorgd over zijn gezondheid, want hij gebruikt al tien jaar, eerst crack “om wakker te blijven” tijdens zijn lange werkdagen als taxichauffeur, later kwam heroïne erbij om rustiger te worden. “Nu heb ik spijt. Ik had geen idee dat crack zo verslavend was. Mijn vrouw dreigt er voortdurend mee dat ze bij me weggaat als ik niet stop.” Hij begrijpt het wel, zijn “gewoonte” kost hem zo’n 20.000 CFA (35 euro) per dag. Geld dat hij bij elkaar sprokkelt als taxichauffeur en met andere klusjes, maar dat zijn vrouw en vijf kinderen natuurlijk ook goed zouden kunnen gebruiken. “Ik wil echt stoppen, maar het lukt me niet. Ik voel me zo’n mislukkeling.”