Oorlog op ons bord
Hoe kunnen we obesitas bestrijden?
We worden steeds dikker. Toch zijn onze beleidsmakers niet gehaast om daar iets aan te doen. De slotaflevering van deze serie over voeding eindigt met een voornemen van de auteur, en begint met een blik in de toekomst. Is ongezond eten hetzelfde lot beschoren als tabak en alcohol? “We moeten ons systeem fiksen, want het is kapot.”
Ik denk er tegenwoordig bijna altijd aan als ik in de supermarkt, of in de winkel van het tankstation langs de snelweg, aan de kassa sta. Of we ons over een jaar of tien niet zullen afvragen hoe het in godsnaam mogelijk was: dat mensen moesten aanschuiven om af te rekenen naast een rek bomvol chocoladerepen, snoepgoed en andere suikerwaren. Dat lijkt onschuldig, maar is het dat nog wel, gelet op het feit dat obesitas vandaag een groter wereldprobleem is dan hongersnood? Komt er in de nabije toekomst geen dag dat zo’n rek vol ongezonde impulsproducten zich helemaal achteraan in de winkel zal bevinden, op een lastig bereikbare plek, ergens naast de pornoblaadjes, en alleen toegankelijk voor meerderjarigen?
Eerlijk? Ik mag het hopen. Het zou het een stuk eenvoudiger maken om de zoveelste zoetaanval, onderweg van pakweg Gent naar Brussel, te weerstaan.
Wie dat zwaar overdreven vindt, neem ik graag even mee naar de jaren 70 van de vorige eeuw. Eddy Merckx, meervoudig Tour-winnaar in die dagen, maakte toen reclame voor R6, een sigarettenmerk dat hij aanprees met de blijde mededeling dat hij eindelijk een sigaret had gevonden met “weinig teer en nicotine” en toch “veel smaak”.
Ik heb als 15-jarige zijn advies nog een tijdlang ter harte genomen, onder meer in de refter van het Sint-Jozefscollege in Herentals, waar de leerlingen van de hogere cyclus mochten roken tijdens de middagpauze. U leest dat goed. Wij mochten roken. In de refter. Vandaag ben je een halve crimineel als je nog maar rookt in het bijzijn van minderjarigen.
Het lijkt een onafwendbare logica in onze samenleving: alles wat ongezond en gevaarlijk is, wordt op den duur verboden of aan banden gelegd. Niet alleen tabak, ook alcohol is uit de gratie gevallen. In februari zullen tienduizenden Vlamingen niet drinken, onder het motto Tournée Minérale. En de bovengrens van 0,0 promille achter het stuur is maar een kwestie van tijd. De vraag luidt nu: wanneer doen we met zijn allen een snoepvrije maand? En wanneer verbieden alle scholen de verkoop van frisdrank?
“Zeker dat laatste is een zeer terechte vraag”, zegt Ignaas Devisch, verbonden aan de UGent en gespecialiseerd in medische filosofie en ethiek. “Daar wordt al jaren op gehamerd, onder meer door het Vigez, het Vlaamse Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie. Het is niet meer van deze tijd dat jongeren tijdens de schoolpauzes snoep en frisdrank kunnen kopen, vaak zelfs zonder dat er een gezond alternatief is. De kentering is ingezet, maar we moeten beseffen dat het dringend is. We mogen niet blijven morrelen in de marge, want zelfs kleuters met overgewicht zijn tegenwoordig geen uitzondering meer.”
Ze verschillen soms heftig van mening, maar hierover zijn alle voedingsexperts het met elkaar eens: de mens is in feite niet geschikt om in een omgeving van overvloed te leven. De Homo sapiens is geëvolueerd in het stenen tijdperk, toen een zoetaanval maar heel af en toe mogelijk was, als er bijvoorbeeld een bijenkorf met honing werd gevonden.
Sinds de industriële revolutie kunnen we op grote schaal en spotgoedkoop voedsel maken dat onze behoefte aan zoet en vet maximaal bevredigt. Maak dat altijd en overal beschikbaar, en je zult zien: er is geen wilskracht genoeg in de wereld om obesitas te bestrijden. Als ieder voor zich probeert af te vallen en gezonder te gaan leven, zonder dat we onze omgeving grondig hertimmeren, dan redden we het niet.
Fiks het systeem
Vergelijk het met het verkeer, zegt de Amerikaanse voedingsexpert Dariush Mozaffarian. “In de jaren 30 van de vorige eeuw, toen steeds meer mensen met de auto begonnen te rijden, bleek dat die tuigen levensgevaarlijk zijn. En wat hebben we de laatste tachtig jaar gedaan? Hebben we alleen maar geprobeerd om het gedrag van iedere individuele chauffeur bij te sturen? Hebben we ons beperkt tot sensibilisering en onderwijs? Nee, we hebben onze wegen veiliger gemaakt, verkeerslichten geplaatst en de auto helemaal aangepast, met veiligheidsgordels en airbags en snelheidsbegrenzers.”
Dat moet ook gebeuren met onze voeding, vindt Mozaffarian. Met de productie ervan. En met alle plekken waar voeding wordt verkocht. “Ons voedingssysteem is stuk”, zegt hij. “Dat is een wereldwijd probleem. Dat systeem moeten we fiksen, we mogen niet gewoon de focus leggen op het individu. De producten moeten anders worden geproduceerd, restaurants en winkels moeten volledig anders worden ingericht. En de cultuur moet veranderen: zoals dronken rijden niet meer cool is, moet ook ongezond eten een slecht imago krijgen, zodat het op den duur eigenlijk onaanvaardbaar wordt. Zoals we vandaag kinderen niet meer zonder stoeltje in de auto mogen zetten, mogen we straks kinderen niet meer ongezond laten eten.”
“We mogen niet altijd alle verantwoordelijkheid op de overheid afwentelen”, zegt Lieven Annemans, gezondheidseconoom aan de UGent. “Maar het klopt dat we in een obesigene of dikmakende omgeving leven, zoals dat heet. Het is aan onze scholen en werkgevers en sportclubs en voedingsproducenten om daar iets aan te doen. Het goede nieuws is dat de federale en Vlaamse overheid sinds eind vorig jaar het principe van health in all policies toepassen. Dat wil zeggen dat het stimuleren van volksgezondheid een leidend principe is in alle beleidsdomeinen.”
Een telefoontje naar de diensten van federaal minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open Vld) en Vlaams minister van Volksgezondheid Jo Vandeurzen (CD&V) levert inderdaad een lijstje met maatregelen op. Een aantal daarvan zijn specifiek gericht op de aanpak van obesitas. De industrie wil tegen 2020 het energiegehalte van frisdranken met 10 procent doen dalen. Marketing gericht op kinderen van producten “die niet aan bepaalde nutritionele standaarden beantwoorden” wil de sector via “zelfregulering” beperken. Werkgevers zullen gezonde voeding aanmoedigen. En tegen 2025 moet een nog nader te bepalen percentage van scholen een “preventief gezondheidsbeleid” voeren dat “aan minimale kwaliteitsvereisten” voldoet.
Raar. Minimale kwaliteitsvereisten, zouden we die niet beter wat sneller invoeren? “Dat zul je altijd zien”, zegt filosoof Ignaas Devisch. “De belangrijke doelstellingen worden ver in de toekomst geprojecteerd. Dat is teleurstellend. We doen echt hopeloos weinig aan preventie. Een van de obstakels daarbij is de Belgische staatsstructuur: Vlaanderen is verantwoordelijk voor gezondheidspromotie, maar het is vooral de federale sociale zekerheid die profiteert van die investeringen. We zouden beter alles bundelen in één departement.”
Dat preventie geld kan besparen in de ziekteverzekering, berekende Lieven Annemans vorig jaar samen met een paar collega’s. “Als alle Belgen met overgewicht hun body mass index (gewicht in kilo gedeeld door lengte in meter in het kwadraat, JDC) met één eenheid doen dalen, zou de overheid over een periode van 20 jaar 2,8 miljard euro besparen”, zegt hij. “En, niet te vergeten, een winst boeken van 400.000 gezonde levensjaren.”
Concreet voorbeeld, uit het leven gegrepen: wie 1,86 meter lang is en 111 kilo weegt, heeft een bmi van 32 en moet minstens 3 kilogram afvallen om daar 31 van te maken.
Geef ons een duwtje
Ze noemen het een duwtje, a nudge in het Engels. Dat klinkt bescheiden, maar het is een van de hipste concepten in de moderne gedragswetenschap. In plaats van strenge geboden of verboden uit te vaardigen, kan de overheid ons beter een duwtje in de goede richting geven. “In principe is dat vrij eenvoudig”, zegt Ignaas Devisch. “Gezonde keuzes worden toegankelijker gemaakt, de ongezonde keuzes worden moeilijker gemaakt. In bedrijven zoals Google doet men dat bijvoorbeeld in de kantine: het gezond eten staat op ooghoogte, om iets ongezonds voor de lunch te kiezen, moet je meer moeite doen. Op die manier wordt de individuele vrijheid niet aangetast en gaan we toch gezonder leven.”
Voorstanders noemen nudging een vorm van libertair paternalisme: paternalisme omdat de overheid je in de goede richting duwt, libertair omdat je er nog altijd in totale vrijheid voor kunt kiezen om je eigen weg te gaan. “Het is uiteraard een duidelijke vorm van beïnvloeding”, zegt Devisch. “Maar je kunt er geen bezwaar tegen hebben. Vandaag worden we ook volop beïnvloed. Denk aan de supermarkt en het tankstation. Daar krijgen we ook een duwtje, maar in de verkeerde richting, om snoep en chocolade te kopen. Nudging tast onze vrijheid niet meer aan dan vandaag toch al gebeurt.”
Eenvoudig zal het niet zijn, vreest Devisch, want de lobby is erg sterk. “Denk aan wat Michael Bloomberg, voormalig burgemeester van New York, heeft geprobeerd met de frisdrankporties. Hij wilde een verbod op de bekers van een liter – waar niemand last van zou hebben, want je kunt altijd twee bekers van een halve liter kopen. Toch heeft hij die maatregel moeten terugschroeven, na een gerechtelijke procedure.”
Lieven Annemans heeft meer hoop. “Ik zie een verschil tussen voedingsproducenten en de tabaksindustrie”, zegt hij. “Ik zie veel goodwill in de wereld van de voeding. Ze weten dat ze zich zullen moeten aanpassen en zijn bereid om daarin mee te gaan. Het debat zit in een stroomversnelling. Ik ben een optimist. Ik denk inderdaad dat we ons over twintig jaar niet meer kunnen voorstellen dat kinderen op school frisdrank kopen.”
Toch hoeft het wat Annemans niet bij bescheiden duwtjes te blijven. Een ferme taks kan ook wonderen doen. “In het British Medical Journal is een artikel verschenen waaruit we mogen besluiten dat een taks op ongezonde voeding pas echt effect heeft vanaf pakweg 20 procent”, zegt Annemans. “Dan pas zullen mensen hun koopgedrag aanpassen. De Franse suikertaks gaat in die richting, en ook in Finland en Hongarije is men onderweg. Ideaal zou zijn als dat op Europees niveau wordt afgesproken, omdat mensen anders over de grens gaan shoppen.”
Wat uit den boze is voor Annemans: een taks heffen om extra inkomsten te scoren. “Dan krijg je absurde situaties zoals onlangs met de tabaksindustrie. Omdat de inkomsten van de extra tabakstaks tegenvielen, stelde de sector voor om die taks opnieuw te verlagen. Dat is natuurlijk de wereld op zijn kop. Een taks op ongezonde producten moet gedrag wijzigen, geen geld opbrengen. En het is uiteraard essentieel dat gezond eten goedkoper wordt. Zodat mensen echt een alternatief hebben.”
Vooral in onze scholen dringt een snelle omwenteling zich op, zegt Myriam Vervaet, die als psycholoog gespecialiseerd is in eetstoornissen. “Als kinderen op school frisdrank en snoep kunnen kopen, zullen ze dat doen en worden ze dat snel gewoon. Wanneer ze die gewoontes weer moeten afleren omwille van bijvoorbeeld gewichtsproblemen, leidt dat vaak tot heel wat frustratie. Vaak komt men zo in een negatieve spiraal terecht en ontwikkelt zich een problematisch eetgedrag. Een verbod op snoep en frisdranken op school lijkt mij een evidentie. Een van de beste maatregelen die ooit in het belang van de volksgezondheid zijn genomen, is het rookverbod.”
Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) laat via haar woordvoerster weten dat een frisdrankverbod in principe niet uitgesloten is, maar dat ze kiest voor “een participerend traject”: “We stimuleren en sensibiliseren. We stellen ook vast dat de kans op succes groter is als de leerlingen erbij betrokken worden. In het basisonderwijs heeft dat ertoe geleid dat er geen of nauwelijks nog frisdranken worden aangeboden.”
Van privacy tot voorbeeld
En dan is er nog iets anders. De voorbeeldfunctie. Het is delicaat in dit verband, maar Myriam Vervaet vindt het belangrijk genoeg om toch ter sprake te brengen. “Ik vind dat minister van Volksgezondheid Maggie De Block beter duidelijkheid zou kunnen scheppen over haar eigen situatie”, zegt ze – niet voor het eerst, overigens: onlangs zei ze hetzelfde in Het Nieuwsblad. “Ik vind het jammer dat mevrouw De Block ervoor gekozen heeft om dat niet te doen, ook omdat op die manier, paradoxaal genoeg, mensen met overgewicht worden gestigmatiseerd. Er is niets mis met toegeven dat je worstelt met je gewicht. De slechtste boodschap die je kunt geven, is die van de onduidelijkheid.”
Ik heb haar de vraag nog eens gesteld. Of de minister, in het kader van deze serie, niet eens wilde ingaan op vragen over haar gewicht. Misschien zou een soort coming out van iemand in haar positie sommige mensen een hart onder de riem kunnen steken. Maar De Block wil op die vraag niet ingaan. Ze staat op haar privacy.
“En dat begrijp ik wel”, zegt filosoof Devisch. “De minister mag ervoor kiezen om te zwijgen. Alleen mag je dat als journalist betreuren. Je kunt er nu eenmaal niet omheen dat de situatie van de minister duidelijk gelinkt is aan de inhoud van haar beleid. En de verwachtingen bij het publiek zijn op dat punt opgeschoven: wie inspanningen vraagt van de bevolking, moet ervoor zorgen dat hij of zij ook zelf geloofwaardig is. We mogen de minister dus zeker niet met de vinger wijzen, maar we mogen wel zeggen dat het een goed signaal zou zijn mocht ze daar vroeg of laat wél eens over willen praten.”
Dan gaf N-VA-voorzitter Bart De Wever een beter voorbeeld, vindt Myriam Vervaet. “Een politicus op dat niveau is een publieke figuur, of hij dat nu wil of niet. De Wever heeft eerst eerlijk gecommuniceerd over zijn slechte eetgewoonten, zonder veel complexen. Vervolgens heeft hij getoond dat het mogelijk is om je levensstijl grondig te veranderen.”
Dat ga ik ook proberen, zie. Ik begin er morgen aan. Of wacht even. Maandag. Ik begin er maandag aan. Ik bereid mij al mentaal voor op de file aan de kassa in de supermarkt. Ik hou u op de hoogte.