ReportageCorona in Luik
Hoe het coronavirus zich razendsnel kon verspreiden in Luik: ‘Ik vrees het ergste’
Files om 04.30 uur aan testcentra, met corona besmet ziekenhuispersoneel dat móét gaan werken en cijfers die records breken: in Luik verspreidt het coronavirus zich razendsnel. ‘Het was allemaal niet zo erg, werd ons gezegd.’
‘Dépistage: ici!’ In de praktijk van het aan de PVDA-gelieerde Geneeskunde voor het Volk in Herstal, een voorstad van Luik, wijst een joekel van een handgeschreven affiche de weg naar het testlokaal. Drie verpleegkundigen, verpakt in beschermend materiaal en met een spatmasker op, houden de sfeer erin. “Goedemorgen, meneer Evrard, komt u maar!”, galmt het in de wachtruimte. “Jaja, eerst mijn spullen wegsteken”, klinkt het ongestoord.
Een zeventiger met een hoest heeft zich aangeboden voor een covidtest. Hoewel zijn toon anders doet vermoeden, is hij er niet gerust op. “Mijn zoon drukte me op het hart dat ik me beter kon laten testen.”
Ook Bernadette, die vanuit Visé speciaal naar Herstal is gekomen voor een test, wil gemoedsrust. “Mijn dochter, die nog bij mij thuis woont, werkt als kleuterleidster. Haar klas is voor een week gesloten: twee juffen in de school hebben positief getest. Mijn dochter is niet ziek, maar ik heb sinds gisteren hoofdpijn en koorts.”
Bernadette vermoedt dat haar dochter asymptomatisch is. “Op school houdt ze de hele dag haar mondmasker op, behalve als ze de kinderen verhaaltjes voorleest. En in de leraarskamer, als alle leerkrachten samen eten, gaat het mondmasker natuurlijk ook af.” Bernadette kijkt ons veelbetekenend aan. “Veel mensen denken dat kinderen veilig zijn omdat ze niet ziek worden, en dat alleen volwassenen elkaar besmetten met het coronavirus. Weet u, ik was voor mijn test liever naar Tongeren gereden, net over de taalgrens. In Vlaanderen zijn de mensen toch voorzichtiger. Maar het moest snel gaan.”
Bernadette heeft geen vertrouwen in de manier waarop Walen de coronamaatregelen opvolgen, bekent ze. “Uiteraard zijn er mensen die doen wat er gevraagd wordt, maar laten we zeggen dat het vaak op een nogal ‘Latijnse’ manier gebeurt. Mensen kunnen blijkbaar niet goed rekenen: anderhalve meter is voor hen vaak maar vijftig centimeter. Het is een cliché, ik weet het. Ik wil er ook geen ‘Vlaanderen versus Wallonië’-verhaal van maken. Maar na de lockdown kwamen de Vlamingen voorzichtig weer buiten. In Visé zaten een dag later alle terrassen vol. Dat kan toch niet?”
Ook haar politieke leiders geeft Bernadette maar weinig krediet. “Onze regering durft niet streng te zijn. Lokale politici zeggen al maandenlang dat we ‘maar in een minigolf’ zitten. Deze week zijn we plots bij de ergste leerlingen van Europa.” Bernadette huivert. “Als het hier maar niet wordt zoals in Italië.”
Wordt Luik straks het Bergamo aan de Maas? De legertrucks rijden er nog niet door de straten om doodskisten naar het kerkhof te brengen, maar de cijfers beloven weinig goeds. De voorbije week liet de provincie meer dan driehonderd ziekenhuisopnames optekenen, met elke dag steeds meer mensen op intensieve zorg en aan de beademing. Vorige zaterdag waren er in Luik evenveel ziekenhuisopnames als tijdens de hele eerste golf. Een kwart van de coronatesten is er positief, tegenover twaalf procent in de rest van het land.
In een mail aan het personeel van de CHC-ziekenhuizen eiste Philippe Devos, hoofd intensieve zorg in het MontLégia-ziekenhuis, afgelopen weekend dat alle 700 dokters naar het werk zouden komen. Elke afdeling is verplicht personeel af te staan aan de spoeddienst, de covidafdelingen of de intensieve zorg.
Ook in het universitair ziekenhuis CHU moet iedereen komen werken – zelfs het personeel dat positief testte en dat niet ziek genoeg is om thuis te blijven. Maar de personeelsopvordering blijkt niet voldoende. “Inmiddels blijven dokters toch thuis omdat de scholen van hun kinderen dichtgaan”, zegt Philippe Devos. “We hebben nu hulp gevraagd aan de Luikse burgemeester en gouverneur om die kinderen op te vangen, zodat hun ouders kunnen komen werken.”
De afdeling intensieve zorg van het CHC blijft met 48 bedden volledig bezet, maar Devos heeft een ontwakingszaal laten inrichten als een extra intensieve-zorgafdeling. “Het valt af te wachten hoe lang we het daarmee kunnen houden voor we mensen moeten gaan doorsturen naar ziekenhuizen in Vlaanderen”, aldus Devos. “Ook in de extra afdeling raken de bedden immers snel bezet. Als de toestroom aan patiënten blijft duren, is de kans groot dat we binnen twee weken in dezelfde situatie zitten als in Lombardije afgelopen voorjaar, waar dokters moesten beslissen wie bleef leven en wie niet. Ik hoop echt dat het nooit zover zal komen, maar met de snelheid waarmee het nu gebeurt, vrees ik het ergste.”
Fabrieken en woonblokken
In de gevarenzone Herstal, in absolute cijfers de zwaarst getroffen gemeente na Luik zelf, Seraing en Verviers, is het alle hens aan dek. “De telefoon rinkelt voortdurend”, zegt Amandine Linotte, sociologe en coördinator bij Geneeskunde voor het Volk. “Als de overheid nieuwe maatregelen aankondigt, willen de mensen weten wat ze er precies van moeten onthouden. Wij hebben niet meer informatie, maar we proberen wel iedereen te woord te staan.”
Ondertussen vinden de raadplegingen gewoon plaats, ook al is dat niet simpel: twee collega’s zijn uitgevallen. “Een van onze kinesisten zit al een maand thuis, een dokter voelt zich sinds gisteren te slecht om nog te komen werken.”
De drukte bij Geneeskunde voor het Volk heeft voor een deel te maken met het feit dat het André Renardziekenhuis enkele straten verderop geen tests meer uitvoert. “Daar zijn ze vorige week mee gestopt wegens onvoldoende capaciteit”, weet verpleegster Lise Jamagne. “Mensen moeten nu met de auto naar de teststraat van het CHC of het universitair ziekenhuis, maar niet iedereen raakt daar.”
Om zicht te krijgen op de plekken waar mensen besmet worden, start Geneeskunde voor het Volk in al haar kabinetten met een clusteronderzoek, zegt psycholoog Maxime Coopmans. “Wij bellen positief getesten op en vragen hen systematisch waar ze geweest zijn. Het werk? Het café? De school? Het openbaar vervoer?” Wat opvalt, zegt Amandine Linotte, is dat nogal wat mensen uit precaire milieus positief testen. “Het gaat om mensen die in kleinere huizen wonen, waar het vaak niet mogelijk is om in quarantaine te gaan.”
Maar waarom kleuren de cijfers precies in Luik bloedrood? De voorbije week werd verwezen naar de fabrieken in het staalbassin, die tijdens de lockdown in het voorjaar nog dichtgingen maar nu op volle toeren blijven draaien en waar telewerk überhaupt niet mogelijk is. Of naar de woontorens, waar de sociale afstand niet gegarandeerd kan worden. Alleen: fabrieken en woonblokken zijn er in andere Waalse steden ook.
“Velen dachten dat het niet meer zou terugkomen”, zo verwoordt psycholoog Maxime Coopmans de mentaliteit zoals hij die de voorbije weken en maanden rond zich registreerde. “Mensen moesten overtuigd worden van het nut om de coronamaatregelen te volgen, ze waren zich niet bewust van het gevaar. Logisch, ook: testplaatsen werden gesloten en van tracing was in Luik geen sprake.
“Ik denk ook dat de opening van de scholen heeft meegespeeld. Na de eerste golf hebben veel Walen hun kinderen in mei en juni nog thuisgehouden, in tegenstelling tot in Vlaanderen. Op 1 september was het voor velen de eerste keer dat ze weer naar school gingen en dat hun ouders opnieuw gingen werken. Er moeten toen veel besmettingen zijn gebeurd.”
Coopmans verwijst naar de staking begin september bij AB Inbev in Jupille, waar het Jupilerbier wordt gebrouwen. Toen er in de logistieke afdeling elf van de tachtig werknemers uitvielen met een coronabesmetting, moest het overige personeel aandringen op beschermmateriaal en testen. Na enige druk gaf de directie toe, op voorwaarde dat de tests in golven zouden gebeuren om de productie niet in het gedrang te brengen.
“Wij zijn toen bij honderd mensen stalen gaan afnemen”, zegt verpleegster Lise Jamagne. “De sfeer was nogal intimiderend: tijdens de afnames kregen we telefoontjes van de directie om te vragen waar het personeel bleef.” Omdat de werknemers zelfs na aandringen hun resultaten niet kregen, begonnen ze een staking die twee weken duurde.
“Wat me zo kwaad maakt, is dat alle schuld op de kap van de mensen wordt geladen”, zegt Amandine Linotte. “Iedereen doet al zeven maanden al het mogelijke om ouderen te ontzien, kinderen bezig te houden en te telewerken. In woon-zorginstellingen heeft het personeel moeten eisen om met mondmaskers te werken, vrijwilligers hebben mensen opgebeld die alleen thuis zaten. Nu worden die hardwerkende mensen met de vinger gewezen en zijn de nieuwe broeihaarden hun fout, terwijl de overheid nalatig is. Er zit niemand in de cockpit, wetenschappers spreken elkaar tegen en de maatregelen blinken uit in onduidelijkheid.”
Jamagne knikt. “Na middernacht mag je niet meer buiten om je hond uit te laten, maar ondertussen zitten de bussen overvol. Wie snapt dat nog?”
Teststraatfiles
Wie Luik een beetje kent, weet dat de stad behoorlijk op en neer gaat. Beneden kronkelt de Maas, met aan beide oevers de fabrieken en de treinsporen en daartussen, op de grens met Seraing, het vuurrood van Sclessin, het stadion van voetbalclub Standard. Rondom liggen de heuvels, met toponiemen zoals Montegnée, Hauts-Sarts en Sart-Tilman, een verbastering van Santilemont. Het is daar, op die laatste plek, waar gegoede Luikenaars zich vestigden en de stad in de jaren zeventig haar nieuwe universiteit met bijbehorend ziekenhuis liet bouwen, midden in de bossen.
Op een toegangsweg naar het CHU richtte het ziekenhuis een teststraat in, waar je enkel met de auto kunt komen – al is er ook een ingang voor voetgangers, zo blijkt. Hoewel het een van de weinige plekken is in Luik waar je nog getest kan worden, is het er opvallend rustig.
“Je had vorige week eens moeten komen zien”, zegt een opgeluchte verpleegkundige. “De mensen kwamen hier totaal opgefokt aan omdat ze twee uur hadden staan aanschuiven met zieke gezinsleden in de wagen, vaak nadat ze elders waren weggestuurd. De files stonden tot in Tilff en Boncelles, twee aangrenzende gemeenten. Sommige mensen waren ronduit agressief.”
Het CHU moest veiligheidspersoneel inzetten om de toegang tot de teststraat in goede banen te leiden. Ook de krant La Meuse maakte de voorbije week melding van absurde wachtrijen aan testcentra. In Vottem stond maandag om half vijf ’s ochtends al een rij auto’s te wachten aan het CHR-ziekenhuis voor een testcentrum dat pas om half acht openging.
“Sinds deze week werken we op afspraak, waardoor het een stuk kalmer is”, zegt Martin Leemans van het CHU. “Alleen mensen met symptomen en patiënten die naar het ziekenhuis moeten, worden nu getest.”
Met een paar swipes op zijn gsm-scherm haalt Leemans er de recentste cijfers bij. “Het CHU heeft gisteren (maandag 19 oktober, SS) 1.119 tests geanalyseerd, waarvan een kwart positief was. Er verblijven 140 covidpatiënten bij ons, van wie er 23 op intensieve zorg liggen. Zes eenheden waar we normaal andere zorgen verlenen, zijn omgevormd tot covidafdeling.” In de loop van de week verergerde de toestand en moest het ziekenhuis patiënten doorsturen naar het UZ Gasthuisberg in Leuven.
De Vlaming Steven Laureys, neuroloog in het CHU en bekend van zijn baanbrekende onderzoeken bij comapatiënten, bevestigt de nijpende situatie in het ziekenhuis. “Onze dienst is gesloten. Voor patiënten met chronische bewustzijnsstoornissen die van externe ziekenhuizen of van andere zorginstellingen komen voor een onderzoek, zijn er geen bedden meer. Ook brandwondenpatiënten verwijzen we door. Onze afdeling intensieve verzorging heeft vijftig bedden, waarvan de helft wordt ingenomen door covidpatiënten.”
Laureys vermoedt dat de huidige situatie de intensiteit van de eerste coronapiek snel zal overschrijden. “En het personeel was al uitgeput. We hebben te lang te veel van hen gevraagd. Het is bizar dat ze moeten blijven werken als ze zelf besmet zijn – het betekent een extra risico. Zorgkundigen zijn geen supermensen. Toch blijven we maar dingen van hen vragen.”
Liever zou Laureys zien dat er wordt ingezet op een Europees netwerk, zoals hij dat kent van Eurotransplant, dat donororganen voor transplantaties verdeelt over half Europa. “Er zijn wel ziekenhuisnetwerken, maar niet op Europees niveau. Luik grenst aan Limburg en Maastricht: we zouden perfect covidpatiënten naar de ziekenhuizen daar kunnen doorverwijzen.”
Wat Laureys nog meer stoort aan de huidige coronapiek, zijn de volgens hem al te simplistische verklaringen over waarom het virus zo hard toeslaat in Luik. “Van een term als ‘lakse Walen’ word ik nerveus. In de eerste golf waren het de rijke Vlamingen die terugkwamen van hun skireizen en het virus meebrachten. Maar Luikenaars gaan evengoed skiën. Afgelopen zomer was Antwerpen aan de beurt. Is er toen gesproken over lakse Antwerpenaars? Nee toch.”
Door zijn verhuis naar Wallonië twintig jaar geleden heeft Laureys vastgesteld dat het zuiden van het land voor de Vlaming het buitenland is geworden. En dat is te merken aan de berichtgeving, vindt hij. “Er wordt te veel gefocust op regionale verschillen. Ik hoor nu spreken over arme Walen die in fabrieken werken en in kleine huizen of sociale flats wonen. Maar er zijn toch ook probleemregio’s in Antwerpen? Ik laat het aan de sociologen om een causaal verband aan te tonen tussen armoede en covid. Het is een feit dat Luikse arbeiders harder worden getroffen dan mensen die aan telewerk doen, maar ik heb geleerd dat het virus geen onderscheid maakt tussen een arbeider of een notaris – de mijne is trouwens geïnfecteerd.”
Volgens Laureys gaat het om een samenspel tussen klimatologische (het wordt kouder), sociale (en dus culturele) en geografische redenen waardoor het virus vrij spel heeft gekregen. Met dat laatste bedoelt Laureys dat Luik een universiteitsstad is, wat extra uitdagingen met zich meebrengt. “En dat bedoel ik niet als kritiek – ik heb zelf twee kinderen aan de universiteit. Die jongeren zijn het beu: ze willen samen pinten drinken en steun vinden bij elkaar. Een deel van de studenten gaat naar feestjes en houdt zich niet aan de regels, maar dat is menselijk. We moeten daar aandacht voor hebben in onze communicatie, in plaats van het te veroordelen. Net zoals we rekening moeten houden met culturele verschillen.”
Rassuristen
Er speelt nog iets anders in het zuidelijke landsdeel, en dat is de stem van de rassuristen – zeg maar de non-believers. In de Franstalige media komen meer virologen en epidemiologen aan het woord die hun twijfels hebben bij de coronamaatregelen en die ongehinderd pleidooien houden voor groepsimmuniteit of voor het omdraaien van de situatie: het zijn de zieken die zich moeten isoleren, niet omgekeerd. Covid-19 is tenslotte maar een seizoensgriepje.
Pierre-François Laterre, diensthoofd intensieve zorg in het universitaire ziekenhuis Saint-Luc in Woluwe en professor aan de UCL, herhaalde vorige week nog dat groepsimmuniteit er zal komen. Laterre is de man die aan de basis ligt van Belgium Beyond Covid. Dat collectief publiceerde eind augustus een open brief waarin het de schadelijke gevolgen van de lockdown belichtte en aanklaagde dat het expertenbeleid de individuele vrijheid en de democratische besluitvorming ‘volledig ondermijnt’. Ook Jean-Luc Gala, infectioloog in Saint-Luc, kwam de afgelopen maanden meermaals aan het woord om het virus te minimaliseren en de sluiting van de horeca op de korrel te nemen.
“Zij konden hun zeg blijven doen omdat de bevolking hen steunde”, zegt een anonieme bron. “De rassuristen zijn een begrip in Franstalig België en hebben met hun uitlatingen veel schade aangericht – in Vlaanderen heb je alleen gezondheidseconoom Lieven Annemans die openlijk het beleid in vraag stelt, maar hij werd snel kaltgestellt.”
“Wallonië heeft zich alleszins lang gespaard gewaand”, zegt journalist Christophe Deborsu, presentator van C’est pas tous les jours dimanche, een zondags praatprogramma op RTL-TVI. “Het was allemaal niet zo erg, werd ons gezegd. En dat terwijl er proportioneel meer doden vallen dan in Vlaanderen. Mensen dachten dat ze met het virus konden leven, zeker toen in de zomer de epidemie voorbij leek te zijn.”
Deborsu vindt niet dat er sprake is geweest van een typisch ‘Waalse aard’, maar wel van een foute perceptie. “De indruk leefde dat wij minder getroffen waren. Toen er in de zomer een piek was in Antwerpen, ontging ons voor een groot stuk de urgentie daarvan. In Vlaanderen is een discussie ontstaan over de verantwoordelijkheid van Maggie De Block en Wouter Beke, die bijna gedwongen werd ontslag te nemen. Die controverse heeft Wallonië amper bereikt. In Vlaanderen is men altijd alerter geweest, terwijl Wallonië zich geruststelde met die typische uitspraak: ça va aller. Maar dat was fout. Voor het eerst in maanden ben ik bang – ik denk echt dat er een tsunami op ons afkomt.”
Hamburgers
Als dat zo is, dan is daar in het centrum van Luik amper iets van te merken. Het leven gaat er zijn gewone gang, met straten die vollopen en winkels die druk bezocht worden. In de Fnac aan Place Saint-Lambert is het business as usual en worden boeken en cd’s bemonsterd en gekocht. Aan broodjeszaken en hamburgerrestaurants staan rijen mensen te wachten – al kan je er niet consumeren en mogen er maximum twee klanten per keer binnen. De winkelgalerij, met handpompje aan de ingang, heeft haar deuren wagenwijd openstaan, mensen lopen er af en aan.
Het is een absurd gezicht: aan de gesloten restaurants en cafés rond Le Perron, de bekende fontein die in normale tijden omgeven wordt door terrassen, staan de stoelen en tafels op elkaar gestapeld en geeft de stad een uitgestorven aanblik, terwijl er enkele meters verderop weinig aan de hand lijkt. Iedereen draagt wel een mondmasker, maar vooral bij mannen valt het op hoe slecht ze dat doen: vaak zit het rond hun kin of is hun neus vrij. Niemand schijnt er aanstoot aan te nemen. Na schooltijd verzamelen groepen jongeren aan de bushaltes. De bussen die stoppen, zitten al overvol. Toch gaan de deuren open en hijst iedereen zich op de bus.
In de wijk Saint-Léonard, waar heuse verkeersborden aan de mondmaskerplicht herinneren, zitten drie Afghanen op de trappen aan het plein. Zonder mondmasker, maar ze hebben het wel bij zich. De jongste van de drie en de enige die Frans spreekt, heeft geen idee van de ernst van de toestand waarin zijn stad zich bevindt. “De hoge cijfers? Ik wist dat het in Brussel erg was, maar hier? Niets van gehoord.” Ondertussen komen leerlingen van een nabijgelegen secundaire school voorbij gejogd – sommigen met, anderen zonder mondmasker. Blijkbaar is de les lichamelijke opvoeding naar buiten verplaatst, maar is het niet duidelijk hoe dat dan precies moet, mondmaskergewijs.
Voor Yves Coppieters, epidemioloog aan de ULB, de Franstalige Brusselse universiteit, zijn het vooral de sociale omstandigheden eigen aan Luik die de penibele toestand van de stad verklaren. “Tijden de eerste golf waren de cijfers hoog in Henegouwen, waar veel Italianen wonen die terugkwamen van hun vakantie en die hun familiale tradities koesteren. Vandaag zitten we met hoge cijfers in Brussel en Luik, waar verschillende gemeenschappen thuis zijn. Hun bubbels bestaan uit grote families die vaak met meerdere generaties in één huis wonen.”
Ook het feit dat Luik een universiteitsstad is, speelt mee, aldus Coppieters. “Uit de cijfers blijkt dat het vooral jongeren zijn die het virus overdragen. We zouden beter aan de studenten vragen dat ze naar huis gaan en van daar hun online lessen volgen. Voor de meesten heeft het toch geen zin dat ze nu op kot zitten.”
Coppieters wijst ook naar het ‘laksisme’. “Dat is een realiteit, maar die is te verklaren: in Wallonië zat er drie weken vertraging op de cijfers. In Antwerpen was er in de zomer een opstoot, maar dat hebben de Walen niet meegemaakt, waardoor ze dachten dat de epidemie onder controle was. De mensen waren gerustgesteld, wat zich vertaalde in hun gedrag. Ondertussen spraken de experten elkaar tegen in de pers en ontstond de indruk dat de maatregelen te streng waren. Die verwarrende boodschappen hebben geleid tot het loslaten van de coronamaatregelen.”
Dat de zogenaamde rassuristen de boventoon voeren in de Franstalige pers, wil Coppieters niet ontkennen. Maar hij benadrukt dat er twee soorten rassuristen zijn: degenen die de epidemie afdoen als een een seizoensgriep en degenen die wijzen op het gebrek aan wetenschappelijke literatuur om bepaalde maatregelen te verantwoorden. Zelf rekent Coppieters zich tot de tweede strekking, zegt hij. “Voor bubbels van een of vier personen is er bijvoorbeeld geen wetenschappelijk bewijs dat dat werkt. Wat wel werkt, is je sociale contacten beperken. Dat benadruk ik dan ook: dat we er gaan raken, als we elke dag de maatregelen opvolgen. Ik vertel de waarheid, maar plaats die in een positief perspectief. Meer dan ooit hebben de mensen hoop nodig.”