ReportageChinees covidbeleid
Hoe 200 dagen lockdown van het Chinese Ruili een spookstad hebben gemaakt
Ruili was dankzij de jadehandel een van de meest bruisende steden van China. Na tweehonderd dagen lockdown is de grensstad uitgestorven en veranderd in een laboratorium van de surveillancestaat. ‘Mei banfa’, zeggen de inwoners: niets aan te doen.
Het is nog geen minuut fietsen van Goudoever, een kleurrijk dorpje onder aan de dijk langs de grensrivier tussen China en Myanmar, naar de chique villawijk Mengmao, aan de rivierboulevard, waar je vroeger een prachtig uitzicht had op het traag voorbijstromende water. Het is nog geen minuut fietsen, maar het is een onwezenlijke ervaring. Als een rit door een dystopische sciencefictionfilm, een vooruitblik op een orwelliaanse toekomst.
Het begint met een camera, links voor de slagboom, waarin je je gezicht moet laten scannen. Alleen voor wie al zijn persoonsgegevens heeft afgestaan en voldoende is getest, gaat de slagboom omhoog. Rechts zitten twee gridmanagers: ambtenaren die toezicht houden over de 180 inwoners − 155 Chinezen, 25 Myanmarezen − in een aan hen toegewezen gebied. Ze hebben een namenlijst voor zich en een tank met desinfectiemiddel.
Daarna gaat de rit verder tussen twee zwarte schermen, zo’n vijf meter hoog, die de omgeving volledig aan het zicht onttrekken. Op de schermen hangen rode spandoeken met slogans: ‘Zet door om de grensoorlog tegen de epidemie te winnen’, of: ‘Ieder dorp is een fort, ieder huis is een uitkijkpost, iedere mens is een wachter’. En, boven het tunneltje naar Goudoever: ‘Bewaak de grenspost, wees bereid om te sterven’.
Kafka in China: hoe deze reportage tot stand kwam
De reportage in Ruili vond plaats onder moeilijke omstandigheden, deels door de covidrestricties, deels door pogingen van de lokale overheid om buitenlandse journalisten te dwarsbomen.
Ruili is zogenaamd vrij toegankelijk voor wie een negatief testresultaat en een ‘groene code’ (een bewijs van geen recent verblijf in steden met besmettingen) kan voorleggen. Maar wie het politiecheckpoint op de afrit naar Ruili wil passeren, moet door een gridmanager worden ‘aanvaard’. Die linkt de bezoeker aan een systeem met gezichtsherkenning, waarin ook testresultaten automatisch worden opgeladen.
Voor burgers verloopt toewijzing aan een gridmanager geautomatiseerd. De procedure voor een buitenlander zonder grensbewonerskaart, zoals de auteur van dit stuk, was minder evident. Pas na drie uur werd een gridmanager bereid en in staat gevonden een buitenlander te accepteren. In China is onduidelijkheid over regels een beproefde manier om rechten in te perken.
In Ruili zelf hebben bezoekers initieel beperkte bewegingsvrijheid, omdat voor veel locaties een negatieve test uit Ruili zelf is vereist. Een negatieve test van buiten Ruili wordt niet erkend door het gezichtsherkenningssysteem. In de wijk Jiegao geldt bovendien een avondklok tussen 22 en 7 uur.
Nadat een negatieve test uit Ruili toegang tot Jiegao mogelijk maakte, werd de auteur er na een uur door de politie aangehouden en meegenomen voor verhoor. Na drie uur ondervraging werd zij rond middernacht vrijgelaten, met excuses voor het ‘misverstand’ en een verzoek het voorval ‘te vergeten’. Haar hotelkamer werd ’s nachts bewaakt, en de dag erna werd ze per auto gevolgd tot ze Ruili verliet.
Negen lockdowns
Welkom in Ruili, een stad in het diepe zuidwesten van China, languit leunend tegen de grens met Myanmar. Tot drie jaar geleden was dit een van de meest bruisende steden van China, een magneet voor handelaren, ambachtslieden en toeristen. Tegenwoordig is Ruili (spreek uit: rweilie) bekend om een minder benijdenswaardige reden: van alle Chinese steden is het de stad die het zwaarst getroffen is door het zerocovidbeleid. De stad met de langste lockdown van heel China.
In Wuhan duurde de lockdown 77 dagen. In Shanghai officieel twee maanden, al zaten veel inwoners in werkelijkheid veel langer binnen en gaan de tijdelijke wijkafsluitingen door tot op de dag van vandaag. Maar de inwoners van Ruili zaten de afgelopen tweeënhalf jaar achtereenvolgens negen keer in lockdown, in totaal meer dan tweehonderd dagen. Ruili’s belangrijkste handelswijk, Jiegao, werd volledig ontruimd en omgevormd tot niemandsland, om de import van covid uit Myanmar te voorkomen. Meer dan de helft van de inwoners is de afgelopen twee jaar uit de stad vertrokken.
Sinds kort is Ruili officieel weer open, voor het eerst in een jaar. De inwoners kunnen de stad vrij in en uit, zegt de lokale overheid, en zouden zelfs in de ontruimde wijk Jiegao mogen komen. De covidepidemie in de regio is onder controle, klinkt het, en Ruili is aan zijn herstel begonnen. De jademarkt is weer open, handelaren worden aangemoedigd terug te keren, en de overheid is zelfs een toeristische campagne begonnen. Het oude Ruili wordt in ere hersteld.
Tijd dus voor een bezoek aan de zwaar getroffen frontlinie van het Chinese zerocovidbeleid. Is de stad echt helemaal heropend? Wat is er nog over van de eens zo levendige handelswijk Jiegao? Hoe zijn de inwoners eraan toe na tweehonderd dagen lockdown? En waarom moeten ze hun gezicht laten scannen en tussen zwarte schermen rijden?
Wie Ruili dezer dagen bezoekt, treft een gezapig provinciestadje met een mix van Chinese en Myanmarese invloeden. Het straatbeeld is er een van goudkleurige pagodedaken en beelden van olifanten, winkelpuien met tweetalige opschriften en bomen vol rijpe mango’s en doerians. Het is een zichtbaar welvarend stadje, met luxueuze villa’s en rijkelijk gedecoreerde handelsgebouwen. Maar ook: het is er héél rustig. Er is amper verkeer en de meeste winkels zijn gesloten, alsof de hele stad in een diepe siësta is verzonken.
Tonnen ruwe stenen
Hoe anders was het drie jaar geleden, vóór covid: toen stond Ruili bekend als de ‘hoofdstad van de jade’, de groene of witte edelsteen waarvoor in China enorme bedragen worden neergeteld. Chinezen kennen jade beschermende krachten toe en hechten er meer waarde aan dan aan goud. En Ruili bulkte van de jade: er was een grote markt met ruwe stenen, een netwerk van slijpers, graveerders en andere ambachtslieden, en duizenden juwelenwinkels, vol ringen, armbanden, kralen en amuletten.
De jade van Ruili was legendarisch, en trok belangstellenden uit heel China. “Iedere dag stonden hier grote bussen vol toeristen, en kilometers rond de jademarkt kon je geen parkeerplaats vinden”, zegt Wei Qinyan (33), een computerverkoopster die tien jaar geleden naar Ruili kwam. “Als je op dit uur van de dag (16 uur, red.) naar de markt wilde, was het bijna onmogelijk om je er binnen te wringen. Nu zijn er niet zo veel mensen. Je kunt erheen wanneer je maar wilt.”
Ruili dankte zijn succes aan zijn ligging, aan de grens met Myanmar, waar 90 procent van alle jade ter wereld wordt ontgonnen. Centraal stond de wijk Jiegao, een uitsteeksel van Ruili op de zuidoever van de grensrivier, als een Chinees schiereiland in Myanmar. Daar werd rond de eeuwwisseling een grenshandelszone ingericht, met een grote grensovergang en vrij verkeer voor grensbewoners. Jiegao was de ideale ontmoetingsplaats voor Myanmarese en Chinese handelaren en groeide uit tot knooppunt van de jadehandel.
“We gingen iedere dag naar de markt van Jiegao”, zegt Xie, een jadeverkoopster uit Jiangxi, aan de oostkust, die in 2008 naar Ruili verhuisde, op zoek naar een beter leven. “Er kwamen iedere dag duizenden handelaars, en er lagen tonnen ruwe stenen, rechtstreeks uit de mijnen van Myanmar. Als we een steen zagen die ons beviel, kochten we hem en maakten we een eerste snede. Als het er goed uitzag, hielden we hem. Anders boden we hem aan voor het gokken.”
Smokkelroutes
Xie komt uit een familie van traditionele jadeverkopers, maar vond in Ruili een lucratievere business: gokken met stenen. Ruwe stenen bieden na één snede door het oppervlak een eerste blik op de jade binnenin, maar kunnen afhankelijk van zuiverheid en helderheid nog sterk in waarde variëren. Dat maakt ze aantrekkelijk voor goklustige Chinezen, die dromen van goedkope stenen waarin onverwachte schatten schuilgaan, maar − uiteraard − meestal hun geld kwijtraken.
Xie investeerde in een klein hotel in Ruili. In de lobby richtte ze een toonzaal in voor haar traditionele jade, de kamers erboven verhuurt ze aan goksteencroupiers. Die stallen hun ruwe stenen uit in halfduistere ruimtes, waar gokkers met zaklantaarns de weerkaatsing van de jade onderzoeken. Voor covid kwamen er vijftig tot zestig gokkers per dag. “Het was heel ontspannen geld verdienen”, zegt Xie. “Er waren toeristen, er waren handelaren, er was geld. Je hoefde niet veel te doen.”
Zo werd Ruili een Chinees eldorado. Een stad van jade en juwelen, van casino’s en snel geld. Maar zoals wel vaker met snel geld zat er ook een luchtje aan. Veel Myanmarese jade wordt in schimmige omstandigheden ontgonnen en gebruikt om de gewapende strijd in het land te financieren. Ook kwam veel jade illegaal de grens met China over, via smokkelaars. Ruili telt veel etnische minderheden, met familiebanden over de grens, die als netwerken dienden voor de smokkel.
“De smokkelaars verborgen de stenen in hun auto’s”, zegt Leng, een groothandelaar in armbanden en hangers. Hij praat er openlijk over, want de smokkel is verleden tijd. “Ze gebruikten Japanse auto’s, haalden de bodem leeg en vulden die met stenen. Als we tonnen aan materiaal hadden, vroegen we een heel dorp om dat heimelijk te transporteren. In het dorp kent iedereen elkaar. Ze reden allemaal de grens over en deelden het geld. Het was heel goedkoop.”
Maar toen brak covid uit en werd Ruili’s grote troef, de poreuze grens, ineens een probleem. Terwijl China een strikt zerocovidbeleid voerde, werd Myanmar overspoeld door het virus. In 2021 vond in het land een militaire coup plaats die ontaardde in een burgeroorlog. Langs de smokkelroutes waar voorheen jade binnenkwam, begonnen Myanmarese vluchtelingen binnen te glippen, en met hen het virus. Ruili vormde een lek in China’s zerocovidbubbel. De stad ging op slot.
Eten en testen
Drie houten werktafels, boorkoppen in alle maten, slangetjes voor watertoevoer en felle lampen: de logeerkamer van Chen Xueqiang is omgebouwd tot een jadeatelier. Chen is een meestergraveerder uit Fujian, aan de oostkust. Hij kwam in 2004 naar Ruili en opende er een fabriek met meer dan twintig werknemers. Maar toen covid uitbrak en Ruili in lockdown ging, moest Chen zijn fabriek sluiten. Hij zat de afgelopen twee jaar thuis in zijn logeerkamer jade te graveren.
Sinds covid is Ruili zo vaak in lockdown geweest dat de meeste inwoners de tel kwijt zijn. Ze zaten vast in het najaar van 2020, het voorjaar van 2021, de tweede helft van 2021, tijdens het Chinees Nieuwjaar van 2022 en daarna nog een keer. De scholen bleven heel 2021 dicht. De jadehandel lag stil en zelfs onlineverkoop was verboden, want vanuit Ruili mochten geen postpakketten worden verstuurd.
“Het was onophoudelijk sluiten, openen, sluiten, openen”, zegt jadeverkoopster Xie. “Soms zeiden ze dat we mochten heropenen, maar gingen we een week later alweer dicht. Zo kun je geen handel drijven. We mochten alleen naar buiten om eten te kopen, en we moesten ons iedere dag testen. Zo ging het dag in, dag uit: eten en testen, eten en testen. Soms deed ik de rolluiken niet meer naar boven. We zaten gewoon binnen met de luiken dicht en hielden ons bezig.”
Hoe langer de lockdowns aanhielden, hoe meer inwoners Ruili verlieten. Volgens een overheidsambtenaar, geciteerd in Chinese media, zakte het aantal inwoners van 500.000 vóór covid (inclusief Myanmarese handelaren) naar 200.000 eind 2021. Toen de hele bevolking in april 2021 moest worden getest, werden er 380.000 tests afgenomen, een jaar later waren dat er nog 190.000. Vooral handelaren met een eigen winkel en een eigen voorraad stenen bleven.
Investeren
Meestergraveerder Chen sloot zijn fabriek en zag zijn twintig werknemers Ruili verlaten, maar bleef zelf in de stad. Hij werkte thuis maandenlang aan een beeld van Guanyin, de boeddhistische godin van de barmhartigheid. Hij ziet het als een investering: hij is met een ruwe steen van 70.000 euro begonnen en hoopt met een beeld van 300.000 euro te eindigen. “Ik ben mijn spaargeld aan het opeten”, zegt hij. “Maar als de epidemie voorbij is, zal ik mijn stenen weer bovenhalen en verkopen.”
Jadeverkoopster Xie zag al haar hotelhuurders vertrekken, stuurde haar zoon weg met haar kleinkind, maar bleef zelf de hele lockdown in Ruili. “Als je in een huurhuis woont en er gebeurt iets, pak je je spullen en vertrek je. Maar wij hebben handelswaar, we kunnen niet zomaar weg. We houden het nu al bijna drie jaar vol, we kunnen nu niet opgeven. Het wordt vast beter. De overheid probeert mensen terug te brengen om deze markt en stad te redden.”
‘Het wordt vast beter’: de lokale overheid herhaalt het als een mantra en de inwoners klampen zich eraan vast. Ruili is sinds eind maart uit lockdown, de winkels mogen sinds eind april weer openen, en er is een nieuwe jademarkt geopend, buiten Jiegao. De eerste handelaren zijn terug en Xie heeft sinds kort weer huurders in haar hotelkamers, zij het voor flink lagere huurprijzen. Alleen klanten ontbreken nog. De jadehandelaren en goksteencroupiers zitten verveeld op hun smartphones te scrollen.
Bufferzone
De overheid maakt zich sterk dat covid dit keer écht onder controle is. Daarvoor hebben ze ingrijpende maatregelen genomen. De grens van Ruili met Myanmar, 170 kilometer lang en altijd oncontroleerbaar geacht, is hermetisch dichtgemaakt. Langs de grensrivier staan vijf meter hoge hekken, afgedekt met zwart plastic. Er zijn bomen gekapt, ’s nachts schijnen felle lampen en uit heel China zijn politieagenten aangevoerd om langs het hek te patrouilleren.
Helemaal ingrijpend was de aanpak van Jiegao, waar vóór covid 15.000 inwoners woonden. In augustus 2021 werd de grenshandelszone volledig ontruimd. De meeste Myanmarezen werden het land uitgezet, en de Chinezen met bussen naar quarantainehotels gevoerd en daarna in Ruili hervestigd. Sindsdien doet Jiegao dienst als bufferzone tegen covid. De wijk is compleet verlaten, op een honderdtal inwoners na.
Minder zichtbaar maar minstens even belangrijk: in Ruili werd gridmanagement ingevoerd. De hele stad is ingedeeld in vakken − het grid − van 150 tot 200 personen, en elk vak heeft een beheerder, de gridmanager. Dit toezichtsysteem bestaat in heel China, maar werkt normaal discreet op de achtergrond. Maar in Ruili heeft de gridmanager een hoofdrol gekregen: hij bezorgt inwoners eten en medicijnen tijdens lockdowns, controleert hun komen en gaan, en zorgt dat ze zich voldoende laten testen.
De bevoegdheden van de gridmanagers in Ruili veranderen geregeld, afhankelijk van de ernst van de epidemie. Maar ook nu Ruili officieel open is, hebben inwoners nog steeds toestemming nodig van hun gridmanager om de stad te verlaten of binnen te komen. Aan checkpoints rond Ruili en aan de ingang van belangrijke gebouwen in de stad, zoals de jademarkt of ziekenhuizen, staan toegangspoorten met gezichtsherkenning. Alleen wie toestemming heeft van de gridmanager, krijgt toegang. Dergelijke gezichtsherkenningssystemen zijn ook in de rest van China in opkomst.
Berusting
Ruili is een laboratorium van de Chinese surveillancestaat geworden, maar de meeste inwoners lijken daar niet wakker van te liggen. Ze klagen over specifieke aspecten van het zerocovidbeleid − de kostprijs van de hotelquarantaine, de beperkte financiële hulp − maar trekken het beleid zelf niet in twijfel. Het zerocovid-
beleid is voor hen een vaststaand gegeven, zoals de aarde rond is of een dag 24 uur telt. En Ruili grenst nu eenmaal aan Myanmar, waar covid vrij spel heeft. Dan is meer controle de enige oplossing als je geen lockdowns wil, vinden zij.
“Vroeger was dit allemaal niet nodig”, zegt computerverkoopster Wei. “Er waren geen checkpoints op de autosnelweg, je kon komen en gaan wanneer je wilde. Maar nu moeten ze weten waar iedereen vandaan komt, anders komen mensen stiekem binnen. Als ze het virus meebrengen, moet de hele stad weer in lockdown.” Jadeverkoopster Xie vat het samen met een standaard Chinese reactie: “Mei banfa, niets aan te doen; we zijn nu eenmaal een grensstad.”
Mei banfa: die woorden hoor je zo vaak in China dat ze bijna een nationaal motto vormen. Maar nergens hoor je ze meer dan in Ruili. Het is een uitdrukking van berusting, in een land waar verzet tegen de overheid zelden wat uithaalt en inschikkelijkheid het leven een stuk makkelijker maakt. Misschien ook van zelfcensuur, als een manier om een gevoelig onderwerp van tafel te schuiven. Maar ook van doorzettingsvermogen, van niet te lang stilstaan bij tegenslag maar opstaan en weer doorgaan.
In zijn extreemste vorm is die houding te zien in Jiegao. Sinds begin juni mogen inwoners er binnen op vertoon van een negatief testresultaat. In de praktijk blijken er allerlei restricties te gelden: inwoners vertellen dat ze toestemming nodig hebben van hun gridmanager, en een beperkt tijdsvenster krijgen, bijvoorbeeld om hun oude winkel te bezoeken en ruwe stenen op te halen.
Tv en TikTok
Wie Jiegao binnenkomt, treft een spookstad. De kaarsrechte straten zijn uitgestorven, waar je ook kijkt, als het decor van een postapocalyptische film. Alle rolluiken zijn naar beneden, verzegeld met stroken papier, en straathonden lopen achteloos over het midden van de weg. Af en toe rijdt een politiepatrouille langs, maar verder is er geen mens te bekennen. Tot plots, op het eind van een lege straat, in een open winkeldeur een man zit, onder een halfopgetrokken rolluik.
De man komt uit Hunan, zegt hij, tweeduizend kilometer verderop. Hij woont sinds 2002 in Jiegao en bezit er een juwelenwinkel met kluizen vol jade. Toen Jiegao werd ontruimd, kreeg hij uitzonderlijke toestemming om te blijven, slechts toegekend aan een honderdtal handelaars. “Ik moest mijn winkel bewaken”, zegt hij. “We hadden net voor een miljoen renminbi (150.000 euro, red.) aan stenen gekocht. Wat als die verloren raakten?”
En dus bleef de man, toen alle inwoners op bussen werden geladen en weggevoerd. Hij woonde de afgelopen twee jaar als een kluizenaar boven zijn winkel, kreeg één keer per week eten van de overheid en probeerde de tijd te doden. “Ik keek televisie”, zegt hij. “En video’s op TikTok. Ik dronk thee. Af en toe kwam ik buiten, hier voor de winkel, maar niet te lang, want er patrouilleerde politie. We mochten het huis niet uit.”
Twee jaar in eenzaamheid, twee jaar opgesloten. Werd hij niet langzaamaan gek? De Hunanees haalt zijn schouders op, begint met ‘mei banfa’, maar barst dan ineens los. “Deze epidemie duurt te lang”, zegt hij. “Ik kan het niet meer aan. Ik ben al mijn geld kwijt, ik kan mijn leningen niet terugbetalen. Ik heb hier geld tegoed, van mijn winkel en mijn stenen, anders was ik allang weggelopen. Zodra ik ze verkocht heb, ben ik hier weg. Ik zit hier maar de deur te bewaken, dit is fucking zinloos.”
De Hunanese man in Jiegao wilde zijn naam niet geven. Handelaars Xie en Leng gaven enkel hun achternaam. In China kan praten met (buitenlandse) media tot repercussies van de overheid leiden.