AchtergrondTweede Wereldoorlog
Historische foto toont enige zwarte man in kamp Dachau, de Congolese Belg Johny Vosté. Of toch niet?
De enige zwarte gevangene in het Duitse concentratiekamp van Dachau was Johny Vosté, een man uit Mechelen met roots in Congo. Of dat zou een zeldzame foto toch bewijzen. De werkelijkheid blijkt niet zo simpel. ‘Het belangrijkste stukje info staat nog altijd fout op de website van het Holocaustmuseum.’
Toen redacteur Wannes Peremans werkte aan Voices of Liberation, de Streamz-reeks over de bevrijding, viel zijn blik op een merkwaardige foto. Ze toont twee mannen rond een vuurtje en op de foto staat geschreven dat het een bevrijdingsfeest is, in Dachau.
De man rechts in beeld is “waarschijnlijk Jean (Johny) Vosté, geboren in Belgisch-Congo”, zo stelt het online archief van het United States Holocaust Memorial Museum in Washington. “De enige zwarte gevangene in Dachau.”
“Ik vroeg meteen rond in mijn kennissenkring, bij mensen die veel meer weten over de Tweede Wereldoorlog, en iedereen viel uit de lucht”, zegt Peremans. “Een Congolese Belg in Dachau, de enige zwarte nog wel in het kamp, en niemand kent hem? Dat kan toch niet?”
Parentale ontvoering
In zijn boek Waar is Johny? vertelt Peremans het relaas van Johny Vosté, dat meteen ook een veel breder verhaal over de 20ste eeuw vertelt. Zo vond hij familieleden van de man terug in Mechelen. Die konden hem vertellen dat Johny in 1924 is geboren in Congo, als kind van een Belgische koloniaal en een Congolese vrouw.
Ze hebben een foto die Johny toont als baby, tussen zijn vader Alfons, die aan de goudmijnen werkte, en moeder Fatuma, pas achttien jaar oud. Ze zien er op het eerste gezicht trots en gelukkig uit, maar het koppel is nooit getrouwd. Als Johny drie jaar is, neemt zijn vader hem mee naar België. Een parentale ontvoering. Hij zou zijn moeder nooit terugzien. Ook dat is een pagina uit onze koloniale geschiedenis.
Zijn vader hertrouwt in België en Johny wordt op internaat gestuurd. Als de oorlog begint, gaat het internaat dicht en keert Johny, intussen zeventien, terug naar Mechelen. Daar sluit de tiener zich aan bij het verzet. Hij brengt vooral verboden sluikblaadjes rond. Johny was overigens lid van een rechtse verzetsgroep, nog zo’n onderbelicht onderwerp. De Nationale Koninklijke Beweging is een groep die afsplitste van Rex, de groep rond Leon Degrelle, uit onvrede over een mogelijke fusie met het Vlaams-nationalistische VNV en de collaboratie.
Al na een jaar wordt Johny Vosté verraden door het VNV. Op 13 mei 1942 arresteert de Geheime Feldpolizei hem in Mechelen. Hij wordt naar de Begijnenstraat in Antwerpen gevoerd, ze ondervragen en slaan hem en voeren hem af naar de kampen in Duitsland. Via enkele tussenstations belandt hij in Dachau. Daar zou hij, dankzij zijn talenknobbel en zijn charmes, erin slagen om voedsel en vitamines te bekomen.
Een aantal vergeten documentaires laten anderen aan het woord over die enige zwarte in het kamp. “Er zijn wel drie mensen die zeggen dat deze onbekende Mechelaar hun leven in het kamp gered heeft”, zegt Peremans.
‘Als een pudding’
Fascinerend verhaal dus. Alleen, klopt het wel? Het eerste wat de familie van Johny Vosté zegt als ze de foto uit Dachau zien: “Ik herken hem niet.” Peremans: “Het zakte als een pudding in elkaar.” Toch dweilt hij alle mogelijk archieven af, het US Holocaust Memorial Museum, Dachau natuurlijk, Facebook-groepen en zelfs identificeerders op de luchthaven van Zaventem. Waren er dan meerdere zwarten in Dachau?
Niet enkel Facebook-groepen, ook archieven blijken niet altijd betrouwbaar. Peremans vond een foto van Vosté in zijn kampplunje waarop ‘Folterkamp Dachau’ stond geschreven, maar die dateert van na de oorlog en is gewoon in Mechelen genomen. Het pikhouweel in zijn handen lag in de tuin van de fotograaf.
En zo is dit ook een boek over waarheidsvinding in de 21ste eeuw, want uiteindelijk valt de waarheid altijd te achterhalen.
“Ik ga de clou van het boek niet verklappen, maar het belangrijkste stukje informatie staat nog altijd fout op de website van het Holocaustmuseum”, zegt Peremans. “Een professor die over Johny schreef in zijn boek Hitler’s Black Victims heeft nooit gereageerd op mijn vragen. Het is allicht voor hem als historicus niet zo aangenaam om door een Belgische journalist op fouten te worden gewezen.”
Geen graf
Grootste probleem voor Peremans was dat hij het Vosté zelf niet meer kon vragen: de man is overleden in 1993. Een graf is er niet meer, hij had geen nabestaanden om de concessie te betalen. In tegenstelling tot Staf Declercq, de leider van het VNV dat hem verraadde, heeft de verzetsheld geen graf.
“Het is exemplarisch voor veel vergeten helden van het verzet”, zegt Peremans. “Op het kerkhof van Mechelen is een volledig ereperk voor oud-strijders en slachtoffers van bombardementen, maar niet voor politieke gevangenen. Wie in de kampen is gestorven, kon moeilijk in Mechelen worden begraven, maar ook de honderden gevangenen uit de streek die terugkeerden en pas later overleden, vind je niet terug in de ereperken.”
Ook voor Johny Vostés weinige familie in ons land is het boek een ontdekkingsreis. “Ik kende hem als de joviale man die mij als kind meenam op vakantie naar Spanje, maar ik wist niet dat zoveel mensen zeggen dat hij hun leven heeft gered”, zegt Wendy Hendrickx, een achternicht van Vosté, die in dezelfde straat in Mechelen woont.
Wannes Peremans stelt Waar is Johny? voor op 27 november in de Dossin-kazerne. Borgerhoff & Lamberigts, 200 blz., 22,99 euro.