InterviewHilde Crevits
Hilde Crevits: ‘Ik lever echt inspanningen om rust in te bouwen. Maar toen ik weer begon, ging ik weer van nul naar honderd’
‘Hoe verknipt is onze relatie met werk?’ vroegen we Hilde Crevits (55), Vlaams minister van Welzijn (cd&v) en voormalig minister van Werk. Krijgen we, sinds de economie maar moeizaam groeit, niet veel te hardnekkig ingefluisterd dat werken moreel superieur is aan ontspanning en dat het nooit genoeg is? Is dat niet waarom Hilde Crevits eind september ineens flauwviel tijdens de begrotingsonderhandelingen? Ze was uitgeput, concludeerde haar arts. Zelf had ze dat niet gemerkt: ‘Alles wat ik doe, doe ik intens. Ik heb geen rem.’
De Humo-reeks over werk stemde u tot nadenken, zei u me.
Hilde Crevits: “Ja, ik kreeg van mijn kabinetsmedewerkers ook het advies om mijn persoonlijke gedachten er eens over te laten gaan ter voorbereiding van dit gesprek. Dat gebeurt niet vaak (lacht).”
U had zich voorgenomen van nu af aan ‘de traagheid te omarmen’. Maar u stelde dit gesprek toch weer uit wegens te druk.
Crevits: “Ik weet het. Ik lever echt inspanningen om rust in te bouwen. Mijn arts ziet daar ook op toe, maar toen ik weer begon, waren er meteen problemen in de kinderopvang en ging ik weer van nul naar honderd. Tja, vijftig is simpelweg onhaalbaar in de politiek. Maar goed, ik heb van nu tot Kerstmis nauwelijks of geen avondactiviteiten – geen vergaderingen, geen tv. Ik heb weer veel meer energie dan drie maanden geleden, maar ik besef nu wel hoe moe ik toen was.”
‘We zijn zo bang om van luiheid beticht te worden en hebben ons gevoel van eigenwaarde zo leren koppelen aan hard werken, dat we de signalen van ons lichaam niet meer vertrouwen en niet of veel te laat toegeven dat we moe zijn’, zegt sociaal psycholoog Devon Price.
Crevits: “Ik besefte drie maanden geleden ook niet dat ik in het rood was gegaan. Achteraf zei mijn omgeving: ‘Je was humeurig.’ Ook mijn ouders vonden dat: ‘Je was zo korzelig, het was je precies allemaal te veel.’ Maar ik had dat niet door. Ik vond van mezelf niet dat ik op was, maar ik was het wel. Ja, als je flauwvalt en hyperventileert, dan is er natuurlijk wel iets aan de hand. Ik probeer er nu dus goed op te letten dat mijn energietank op tijd weer vol is. Ik weet nu dat ik af en toe móét ontkoppelen.”
Toch haastte u zich bij uw terugkeer te zeggen dat uw politieke vuur niet was geblust en dat u weer nachten zou doorgaan. Is hard werken in uw ogen ook moreel superieur aan ontspanning?
Crevits: “Ik vrees van wel. Zo ben ik opgevoed – dat is zeer West-Vlaams, hè: je moet véél en hard werken. Nu, ik werk ook graag. Voor mij is werken een stuk van wat en wie ik ben. Mijn ambitie is van jongs af aan enorm aangewakkerd. Ik ben enig kind en ook nog eens een meisje. Mijn papa zei me altijd: ‘Je moet je nooit in je ambitie laten afremmen omdát je een meisje bent.’ Daardoor wortelde het streven zich nog dieper in mij.”
Vindt u dat, nadat u de Humo-reeks hebt gelezen en na uw ervaring van de laatste maanden, nog altijd een goeie zaak?
Crevits: “In uw artikels staat ook dat onze waarde als mens tegenwoordig afhangt van onze productiviteit, en dat dat niet oké is. Daar ben ik het mee eens, maar ik vrees wel dat ik dat adagium na mijn studietijd ook heb toegepast. Mijn echtgenoot trouwens evenzeer als ik. We hebben twee kinderen en twee carrières, en we hebben allebei héél hard gewerkt. We hebben ook hard genoten, maar we hechtten te weinig waarde aan niksdoen, begrijp ik nu.”
FIETSSCHAAMTE
Uw arts heeft u moeten dwingen te rusten. U was woest op uw kabinetsmedewerkster toen ze op eigen initiatief uw agenda leegmaakte. U wilde eigenlijk doorgaan. We hebben ons leren schamen voor het niksen, zegt Devon Price. Schaamde u zich?
Crevits: “Ik vond het inderdaad moeilijk om toe te geven en te aanvaarden dat ik er echt door zat. Ken je die ton die vroeger op het speelplein stond, die altijd draaide en waar je in sprong om in te lopen? Dat beeld gebruik ik nu vaak om te verbeelden hoe ik me toen voelde. Ik liep in die ton die maar bleef draaien, ik liep en liep, en ik wist wel dat ik uit die ton moest, maar ik wist niet hoe.
“Dat ik op was, heb ik thuis ook gezegd: ‘Moet je nu eens iets weten?! Ik moet vier weken stoppen!’ Vier weken! Dat leek me het einde van de wereld. Ik bleef in het begin ook mijn kabinet bellen, ook al zei mijn arts: ‘Neen, Hilde! Niet doen! Je moet er echt helemaal uit.’ Omdat ik dat niet deed, heeft mijn omgeving drastische beslissingen genomen. Hilde, de medewerkster die mijn agenda beheert, besloot om die agenda leeg te maken. Toen ik dat zag, heb ik boos naar mijn kabinet gebeld: ‘Zeg, wat is er gebeurd!’ ‘Het is voor je bestwil’, zei Hilde. Dat was op dinsdag, drie dagen nadat ik had gehoord dat ik thuis moest blijven. Toen pas heb ik gezegd: ‘Oké, het zal zo zijn.’ En ik heb me overgegeven aan de situatie. Toen ik de knop eenmaal had omgedraaid, lukte het me om alles los te laten en ben ik beginnen te lezen, te fietsen en te wandelen.”
Zonder stappenteller?
Crevits: “Ah, dat is een heel goeie vraag (lacht). Je hebt gelijk. Als ik mijn koersfiets pakte, wilde ik toch per se mijn kilometers gereden hebben. Dat zit echt in mijn DNA.”
En in het DNA van onze samenleving.
Crevits: “Ik denk inderdaad dat dat in onze samenleving ingebakken zit en dat mensen er daarom zo vaak onderdoor gaan zonder het door te hebben. Maar goed, het is me op den duur wel gelukt alle tellers thuis te laten en te zeggen: ‘Nu doe ik echt niks meer dat prestatiegericht is.’ Ik luisterde tijdens het wandelen of fietsen alleen nog naar mijn lichaam en ging gewoon door zolang het goed aanvoelde.
“Een veel groter probleem – en daarmee kom ik terug op uw vraag over schaamte – was dat ik het heel gênant vond om op een werkdag buiten te komen in mijn fietsbroek. Ik was als de dood om mensen tegen te komen die zouden zeggen: ‘Maar mevrouw de minister, gaat u nu zomaar fietsen op een werkdag!’ Daar ben ik echt voor door een muur moeten gaan. Maar toen ik die stap had gezet, zei tot mijn verwondering niemand: ‘Wat doet u op straat midden in de week?’ Integendeel, ze zeiden: ‘Zorg goed voor uzelf. We zijn blij dat het al wat beter gaat.’”
Ik denk dat mensen blij zijn dat iemand zoals u zich kwetsbaar toont, omdat we die kwetsbaarheid in de neoliberale wereld van de succesverhalen zo lang niet meer hebben durven te erkennen. U gaf ook toe dat u het moeilijk vond uw kwetsbaarheid te erkennen.
Crevits: “Ik stond al vijftien jaar aan de top van de politiek. Dan denk je dat jou niks kan gebeuren. Maar ik héb mijn kwetsbaarheid nu wel erkend. Ik had kunnen terugkomen en doen alsof alles weer business as usual was, maar ik heb besloten om in interviews over die kwetsbaarheid te praten, ook omdat ik minister van Welzijn ben.”
Er is tegenwoordig wel begrip voor mensen met een burn-out, maar die moet niet te lang duren, want dan word je toch weer gezien als iemand die lui is en nikst.
Crevits: “Ja, we nemen nog steeds makkelijker van iemand met een fysiek letsel aan dat hij of zij tijd nodig heeft om te genezen dan van iemand die er mentaal slecht aan toe is. Maar nu ben ik ook psychisch begeleid en ik heb veel bijgeleerd door over mijn mentale toestand te kunnen praten. Het is wezenlijk dat we normaal leren omgaan met mensen die psychisch kwetsbaar zijn en hen zeker niet stigmatiseren.”
Welk signaal geeft u als minister van Welzijn als u zo snel terug aan het werk gaat?
Crevits: “Dat is ook een goeie vraag. Ik ben zeven weken out geweest. Voor mij is dat enorm lang. Ik heb dus helemaal niet het gevoel dat ik snel terug aan het werk ben gegaan. Maar dat herstel is bij elke persoon anders. Ik was niet depressief en ik heb, denk ik, ook geen burn-out gehad. Je zou ook kunnen zeggen: hoe kwetsbaar stel ik mezelf op als minister door zo lang thuis te blijven? En als je begint terug te verlangen naar je werk, moet je toch niet onnodig thuisblijven? Ik weet nog dat ik op aanraden van mijn arts terug naar Brussel moest gaan om de omgeving te proeven en te voelen, en na te gaan of de politiek me niet kapot had gemaakt. Maar zodra ik in mijn bureau stond, was ik zo gelukkig. Het enige wat ik dacht toen ik naar huis reed, was: ik hoop dat ik snel weer kan beginnen.”
De reden waarom we zoveel harder werken dan goed is voor ons, is vaak dat we ons met onze job zijn gaan identificeren. We koppelen er ons gevoel van eigenwaarde aan en hebben het idee dat we zonder job niemand meer zijn.
Crevits: “Ligt dat niet ook een beetje aan de aard van een mens? Toen ik trouwde, hield mijn stagemeester (ze liep toen stage als advocaat, red.) een speech op ons feest. Hij zei: ‘Hilde is een kat met negen levens.’ Artsen hadden toen ook al tegen me gezegd: ‘U hebt precies geen remmen.’ Dat is waar. Als ik eet, eet ik bourgondisch. En als ik fiets, ga ik tot het uiterste. Alles wat ik doe, doe ik intens. Dan is het toch niet zo raar dat ik ook heel intens werk? Voor die valkuil moet ik oppassen, dat ik altijd maar doorga, tot... Ja, tot wat me nu is overkomen.”
TELEFOON OP REIS
Als u leest dat uw rol in 2024 is uitgespeeld, tast dat dan uw gevoel van eigenwaarde aan? Denkt u dan: wacht maar, dat is niet waar! En u vliegt er keihard in?
Crevits: “Die quote was anoniem en raakte me daarom niet zwaar. Als iemand die ik ken en weet wat ik voor mijn job doe, had gereageerd: ‘We hebben u straks niet meer nodig’, dan zou dat mijn gevoel van eigenwaarde wel geraakt hebben. Maar ik moet u eerlijk zeggen dat die reactie me niet erg heeft beziggehouden. 2024 is heel veraf als je thuiszit en je je slecht voelt.
“Ik steek niet onder stoelen of banken dat vijftien jaar mijn job met hart en ziel doen, merken dat mensen mij graag zien en veel stemmen halen wel een stuk van mijn identiteit is gaan uitmaken. Dat wil ik niet kwijt, ik vind dat belangrijk en wil dat koesteren. Ook nu we in de shit zitten met de kinderopvang, krijg ik berichten van mensen die zeggen: ‘We voelen dat jij je onze problemen aantrekt. Jij kunt dat oplossen.’ Ik vind het ook niet verkeerd dat je job een stuk van je identiteit uitmaakt. Hoeveel uren van ons leven besteden we niet aan werken? Dan is het toch beter dat je die job ook graag doet?”
Dat is precies de crux, dat onze samenleving en ons leven helemaal rond werken en productief zijn georganiseerd zijn. Dat is niet altijd zo geweest. Ook dat we van onze job moeten houden, is een recent gegeven.
Crevits: “Mij lijkt dat niet verkeerd. Mijn kinderen hebben altijd een gelukkige moeder gehad, omdat ik echt van mijn job hou. Ik zie dat ik gelukkige kinderen heb. Het ene houdt verband met het andere. Ik was er vaak niet en daar had ik me schuldig over kunnen voelen, maar dat heb ik nooit gedaan. Ze konden me altijd bereiken en tijdens moeilijke periodes was ik er voor hen.”
U lijkt zichzelf ongewild toch een beetje te willen goedpraten.
Crevits: “Kijk, onze kinderen kwamen vroeger weleens te laat op school. Daar werd ik op aangekeken, en mijn man nooit. Hoe vaak mij toen niet is gevraagd: ‘En hoe combineert u uw zware job met het moederschap?’ Mijn mannelijke collega’s kregen die vraag nóóit. Ik verzet me tegen het idee dat het niet goed is je werk een grote rol te laten spelen in je leven. Ik vind het belangrijk dat mensen een job hebben waarvan ze genieten en die hen het gevoel geeft dat ze een meerwaarde creëren.
“Het wordt natuurlijk wel gevaarlijk als je job het énige is wat je identiteit verschaft. Misschien zelfs héél gevaarlijk. Dat is wel tijdens die weken van rust tot me doorgedrongen: dat er ook een leven naast de politiek is. Dat heeft me, nu ik er zo over denk, ook rustiger gemaakt. Ik ben niet bang meer dat er een groot zwart gat op me wacht als ik stop met politiek. Er is, weet ik nu, zoveel dat ik dan kan doen dat me ook voldoening geeft.”
Dat lijkt me pure winst. Oei, nu betrap ik mezelf erop dat ook mijn denken in het teken van de economie staat, dat ik een opleiding zie als een investering en winst, en constant de boekhouding van mijn eigen leven maak, zoals socioloog Marguerite van den Berg zegt.
Crevits: “Ik besef dat we meer moeten nadenken over de balans tussen ons werk en ons leven naast die job, maar ik vind ambitie geen vies woord. Toen ik minister van Onderwijs was, heb ik vaak gezegd: ‘Het ergste wat je een kind kunt aandoen, is er niets van verwachten.’ Het is belangrijk verwachtingen te scheppen, maar die moeten wel samengaan met geloven in iemand. Als je verwachtingen schept en je kinderen tegelijkertijd de hele tijd ondermijnt en afbreekt, kweek je heel ongelukkige kinderen. Je moet hen liefdevol uitdagen en stimuleren om hun talenten te gebruiken. Ouders die zeggen: ‘Doe maar, zoek alles zelf maar uit’, alsof niks ertoe doet en het niet uitmaakt wat hun kinderen doen – erg, toch?”
Filosofe Martha Nussbaum schrijft in het boekje Niet voor de winst dat het schoolsysteem er te veel op is gericht productieve leerlingen af te leveren die efficiënt kunnen meedraaien in de winstmachines.
Crevits: “Als minister van Onderwijs heb ik altijd benadrukt dat het schoolsysteem niet alleen op kennis geënt moet zijn, maar ook gefocust moet zijn op hoe iemand een veerkrachtige mens wordt. Ikzelf kom bijvoorbeeld uit het katholieke onderwijs en daar wordt veel aandacht besteed aan breed mens worden, en ook aan leren omgaan met tegenslagen en teleurstellingen. En ik weet dat die brede menselijke invalshoek ook in andere onderwijskoepels aandacht krijgt.”
Dat is waar, daar hebt u altijd veel nadruk op gelegd.
Crevits: “Maar ik besef nu wel meer dan ooit dat het ook goed is je kind te leren om de traagheid te omarmen. Toen mijn kinderen pianoles kregen, zei een creatieve vriend van ons tegen me: ‘Pas op dat je hen niet alleen maar laat focussen op noten leren en opgedragen stukjes spelen. Als je ze echt de liefde voor muziek wilt bijbrengen, moet je ze vrijheid geven.’ Die raad heb ik ter harte genomen en mijn beide kinderen spelen nu met plezier piano.
“Ik merk zelf in mijn werk dat ik me altijd terugtrek als ik met een knoop zit en creatief moet zijn om een oplossing te vinden. Ik heb daarvoor een aparte kamer waar ik even, euh, kan zitten niksdoen zodat mijn gedachten zich kunnen organiseren. (Lacht) In feite deed ik dus soms al eens niks.”
Maar wel met als doel: productief zijn.
Crevits: “Dat is waar. Was ik weleens doelloos lui, vroeg je me. Is het mij de afgelopen vijftien jaar weleens gelukt volledig te ontkoppelen? En het antwoord op die vraag is: ‘Neen.’ Ook op reis had ik altijd mijn telefoon bij. Ook dan beantwoordde ik vragen van de pers. Elke zondag was er het gevoel: let op, er zou iets kunnen gebeuren. Ik was altijd alert. Terwijl iedereen momenten nodig heeft waarop hij of zij helemaal niet alert hoeft te zijn, snap ik nu.”
Exact. Maar dat is dus iets waar we ons nu heel snel schuldig over voelen.
Crevits: “Dat is zo. We hebben geleerd om ons daar schuldig over te voelen, terwijl helemaal loskoppelen levensnoodzakelijk is.
“Weet u, ik ben de dochter van twee onderwijzers. Mijn moeder en mijn vader hebben mij de liefde voor lezen bijgebracht. Als kind kon ik dagen aan een stuk lezen en helemaal in mijn boek verdwijnen. Ik was vergeten dat ik dat kon en deed dat niet meer. Toen ik thuiszat en wilde proberen niet prestatiegericht bezig te zijn, dacht ik eraan hoe ik dat vroeger vanzelf kon als ik las. Ik heb toen een boek gepakt en het plezier uit mijn kindertijd teruggevonden.”
PALLIATIEVE ZORG
Toen u minister van Werk werd, stelde u een project voor dat gericht was op de veerkracht van werknemers. Het deed me denken aan de mindfulnesscursussen die bedrijven aan werknemers aanbieden. Wat ze uiteindelijk doen om die beter te laten renderen.
Crevits: “Tja, het ene hangt nu eenmaal samen met het andere. Misschien ben ik naïef, maar ik ben er bijvoorbeeld voor dat je op het werk tijd krijgt om te joggen. Ik jog nu graag rustig en ik put daar levensvreugde uit. Samen met een paar mensen van mijn kabinet gaan we op de middag geregeld samen joggen. Dan maken we plezier en leren we elkaar op een informele manier kennen. Daardoor begrijpen we elkaar ook sneller in een formele context. Het is dus waar: ik ga ook joggen om het werk daarna beter te zien zitten. Maar dat is toch niet verkeerd?”
U zette zich als minister van Werk hard in voor projecten die werklozen aanmoedigen – ik citeer – te ‘investeren’ in zichzelf.
Crevits: “Ja, omdat ik het ze gun weer aan het werk te raken. Door een job kan iemand namelijk weer zelfvertrouwen krijgen en sociale contacten leggen. We zien dat mensen die langdurig werkloos zijn, vaak heel ontgoocheld zijn en weinig zelfvertrouwen hebben. Ik vind het van groot belang dat je voor die mensen – zeker als ze een vergoeding krijgen – een manier zoekt om ze weer aan het werk te krijgen en hen het gevoel te geven dat ze iets zinvols doen.”
Je kunt ook zinvol bezig zijn zonder dat je ervoor wordt betaald. In de sociale context, bijvoorbeeld. Maar in onze maatschappij geldt: alleen betaald werk is echt werk.
Crevits: “Ik ben er zelf een grote voorstander van om ook vrijwilligerswerk te waarderen. Veel werklozen hebben zich bijvoorbeeld ingezet in de vaccinatiecentra.”
Dat werkte echt. Ik heb gezien hoe fijn iedereen het daar vond dat ze bijdroegen aan iets dat er echt toe deed.
Crevits: “Precies, ik heb dat ook gezien. Ze herwonnen hun zelfvertrouwen omdat ze voelden dat ze deel uitmaakten van een belangrijke onderneming. Ik vind het ook verkeerd te denken dat een job alleen maar een job is als die gelinkt is aan de economie.”
Het is een geweldig idee om vrijwilligerswerk op hetzelfde plan te tillen.
Crevits: “Ja, maar de moeilijke zoektocht was: hoe kunnen we dat vrijwilligerswerk waarderen zonder dat in geld uit te drukken?”
Dan moeten we loskomen van onze kijk op werk, waarin mensen die veel verdienen een hogere status hebben dan mensen die wezenlijk werk verrichten, zoals zorgverleners en leerkrachten. Zij verdienen zo weinig dat het, om het met antropoloog James Suzman te zeggen, bijna lijkt alsof we hen straffen voor hun keuze voor zinvol werk. ‘Verdeel de buit van de economie eerlijk en geef iedereen een basisinkomen,’ zegt hij, ‘dan kunnen mensen zelf kiezen hoe ze hun leven zinvol willen inrichten.’
Crevits: “Maar met een basisinkomen wordt iemand in feite betaald voor vrijwilligerswerk, en dan is het toch geen vrijwilligerswerk meer. Voor cd&v moet er een verschil zijn tussen werk waarvan je de waarde in geld uitdrukt, en engagement waarvan je de waarde niet in geld kunt uitdrukken. Maar ik vind het wel belangrijk dat er aandacht is voor de mogelijkheid om naast je werk voor iemand te zorgen als mantelzorger, of er te zijn als het niet goed gaat met je kinderen via diverse verlofstelsels.”
Dat is mooi. Maar ik heb het gevoel dat u niet begrijpt dat het idee van een basisinkomen is dat we door de buit eerlijk te verdelen waardering in het algemeen minder in termen van geld gaan uitdrukken. Dat we moeten loskomen van het idee dat je alleen meetelt als je in de ratrace meedraait, en dat we ruimte moeten creëren voor, bijvoorbeeld, palliatieve zorg.
Crevits: “Hm, ik zie het toch niet goed voor me. Zou je zo niet mensen thuis houden die graag willen werken? Het is geen of-ofverhaal. Ik vind het belangrijker om te zorgen voor werkbaar werk en goede arbeidsvoorwaarden. Dan is er ook ruimte om naast het werk andere belangrijke activiteiten te verrichten.”
Het zou misschien het tekort aan personeel in de zorg kunnen oplossen, een probleem dat u al jaren kwelt.
Crevits: “Daar werk ik hard aan. Met het structurele instroomkanaal proberen we 3.300 zij-instromers warm te maken voor een job in de zorg. Daarnaast is er het project #kiesvoordezorg. En er zijn al 850 mensen bijna afgestudeerd in de VDAB-opleiding tot kinderbegeleider. Maar goed, ik weet dat er meer nodig is. We moeten ervoor zorgen dat werknemers in het algemeen de kans krijgen om deel uit te maken van de zorgende samenleving.
“Ik woon – dat weet u waarschijnlijk – in een kangoeroewoning. Mijn ouders en schoonouders wonen op het gelijkvloers. Ik probeer elke dag bij hen binnen te springen om te zien hoe het gaat.”
En toch zegt u ook vandaag weer: we moeten mensen leren veerkrachtig te zijn, zodat ze beter met stress kunnen omgaan. Nee, denk ik dan, we moeten ervoor zorgen dat er minder stress is.
Crevits: “Dat is waar. U hebt gelijk. Mensen zeggen ook dat we door de innovaties en de technologie minder hoeven te werken. Ik ben een grote fan van de econoom Mariana Mazzucato, die vindt dat overheden de economie en de markt doortastender in de juiste richting moeten sturen. U citeerde in uw artikels over werk ook Paul Verhaeghe, die terecht zegt dat het knettergek is dat ons welzijn nu in dienst van de economie staat. De overheid moet bedrijven dwingen zich te concentreren op het klimaatprobleem en op ons welzijn. Er is ook al een omgekeerde beweging bezig in Vlaanderen. Mensen nemen vaker tijdskrediet, en er is nu de vierdaagse werkweek. We hebben in Vlaanderen ook een akkoord gesloten om mensen in de welzijns- en zorgsector opslag te geven en we hebben ook de Vlaamse jobbonus ingevoerd. En ik sprak deze week iemand die zei dat dat mensen ook vaak doet beslissen om minder te gaan werken.”
Lees ook
Minister Hilde Crevits na de crash: ‘Zelfs naar de bakker gaan lukte amper: ik was te beschaamd’
‘Ik ging zelfs naar een andere supermarkt’: wanneer je door je burn-out amper durft buitenkomen
U bent van nature een zorgend iemand, die zich dossiers aantrekt. Zou u in een wereld waarin u kon doen wat u echt wou, niet liever die koffiebar runnen waar u het al vaak over hebt gehad?
Crevits: “Ik heb daar lang over nagedacht tijdens mijn lange wandelingen, toen ik alles losgelaten had, zelfs mijn stappenteller (lacht). Maar ik doe zo graag aan politiek: met mensen omgaan, oplossingen voor hen zoeken, hen overtuigen…”
‘Vroeg of laat hebben mensen de buik vol van gepolariseerde debatjes en holle marketingslogans, en zullen ze blij zijn dat er nog politici zijn zoals ik’, zei u ons drie jaar geleden. Ondertussen is agressief polariseren bijna de norm geworden.
Crevits: “Maar ik doe daar niet aan mee, hè. Ik hoop ook echt dat we in 2023 allemaal wat zachter zijn voor elkaar en beter naar elkaar luisteren. Dat kost niks. Dat is mijn belangrijkste boodschap. Waarom moeten we elkaar elke dag zo afkatten? Ik snap dat echt niet. Dat drijft je alleen maar weg van oplossingen. Zonder empathie ben je gewoon een slechte politicus.”
Maar uw partijvoorzitter Sammy Mahdi verplichtte u mee te gaan in de assertieve aanpak rond de indexering van de kinderbijslag, en hij wil nu ook keihard de werkloosheidsuitkeringen beperken in de tijd.
Crevits: “Het voorstel van de beperking in de tijd is wel veel genuanceerder. Maar een partijvoorzitter moet wel wat assertiever zijn. Hij heeft zijn stijl en ik heb de mijne. Er moet in de partij genoeg ruimte zijn voor verschillende karakters. Als ik het mijne zou moeten veranderen en een bloedhond moet worden, dán stop ik met politiek en begin ik alsnog mijn cafeetje.”
© Humo