Zondag 02/04/2023

InterviewArchitecten Gijs Van Vaerenbergh

‘Het kerkje is niet winddicht, heeft deuren noch ramen, geen noemenswaardige functie. En toch is dit voor veel mensen architectuur’

'Reading Between the Lines' in Borgloon: 'Het kerkje is niet winddicht, heeft deuren noch ramen, geen noemenswaardige functie. En toch is dit voor veel mensen architectuur.' Beeld Filip Dujardin
'Reading Between the Lines' in Borgloon: 'Het kerkje is niet winddicht, heeft deuren noch ramen, geen noemenswaardige functie. En toch is dit voor veel mensen architectuur.'Beeld Filip Dujardin

De doorkijkkerk in Borgloon. De nieuwe eilandtuin in Meise. Het labyrint van C-mine in Genk. Ook als u nog nooit van Gijs Van Vaerenbergh hoorde, kent u hun werk vast wel. Al vijftien jaar lang timmeren Pieterjan Gijs en Arnout Van Vaerenbergh, die als ukjes al samen in de zandbak speelden, aan hun weg, beducht voor herhaling en verveling. ‘We zijn altijd op zoek naar het kind in ons.’

Jonas Mortier

Sinds ze in 2011 hun felbejubelde doorkijkkerkje in Borgloon maakten, zijn hun architecturaal-artistieke projecten gewild in binnen- en buitenland. Het stalen labyrint op de site van C-Mine in Genk, het skelet van een windmolen als tijdelijke installatie tijdens het Breugheljaar, de net geopende eilandtuin in de Plantentuin van Meise, maar evengoed projecten in Denemarken, Nederland en Italië. Zelf blijven ze ondertussen vooral trouw aan zichzelf, hun thuisbasis Leuven en hun – al heel oude – vriendschap.

Arnout Van Vaerenbergh (39): “We kennen elkaar al van in de eerste kleuterklas. In het derde leerjaar zijn we dan allebei naar een andere school gegaan, maar dat had niets met de ander te maken.” (lacht)

Pieterjan Gijs (39): “In het middelbaar zijn we elkaar even uit het oog verloren...”

Arnout: “… Maar aan de universiteit zaten we weer naast elkaar in de aula. We zijn eerder toevallig beginnen samen te werken. In de opleiding architectuur wordt er vaak gevraagd om per twee of drie ontwerpoefeningen te doen. Dan moet je samen iets bedenken, je ideeën op elkaar afstemmen en daar hebben we een soort synergie gevonden, een appreciatie voor elkaars denken.”

Architecten Arnout Van Vaerenbergh (links) en Pieterjan Gijs en  werken al vijftien jaar samen. ‘We hebben geen vaste rolverdeling, ik denk dat het daarom zo goed werkt tussen ons.’ Beeld Damon De Backer
Architecten Arnout Van Vaerenbergh (links) en Pieterjan Gijs en werken al vijftien jaar samen. ‘We hebben geen vaste rolverdeling, ik denk dat het daarom zo goed werkt tussen ons.’Beeld Damon De Backer

Pieterjan: “En dat hebben we na onze studies voortgezet. We werkten op dat moment allebei als stagiair bij verschillende architectenbureaus, maar in het weekend en ’s avonds werkten we aan eigen projecten. Zo is een en ander organisch kunnen groeien. We rolden van het ene project in het andere. Er is nooit een moment geweest waarop we zeiden: en nú gaan we samen een bureau beginnen.”

Arnout: “Onze samenwerking kwam ook voort uit een behoefte aan experiment. Als student probeerden we altijd de opdracht die de docent ons voorlegde diepgaand in vraag te stellen. In die mate dat we de vraag vaak gingen herschrijven. En toen we afstudeerden, misten we die mogelijkheden. Op een bepaalde manier waren we als student heel vrij geweest: je kreeg tijd en ruimte, je mocht nadenken over onderwerpen die groter waren dan de meer praktische problemen waar een architect mee te maken krijgt. We stelden ons vragen als: is dit wel architectuur? Kan architectuur ook iets anders zijn? Is een kraan bijvoorbeeld architectuur? Waar ligt de grens? Maar dan ga je stage lopen en ben je plots een klein onderdeel van een grotere machine, en ligt de focus vooral op praktische zaken. We misten de ruimte voor vrijere denkoefeningen, het herdenken of in vraag stellen van iets. Dus gingen we zelf aan de slag. Ons eerste project was een installatie die we voor een kunstenfestival hier in Leuven maakten. We plaatsten een serre in een ruimte en waar de serre de wand raakte, maakten we een opening, als een soort venster. We zochten meteen die dubbelzinnigheid op: is dit een raam of een serre? Canvas of sculptuur?”

BIO

Arnout Van Vaerenbergh, geboren in Leuven op 9 januari 1983

Pieterjan Gijs, geboren in Leuven op 29 augustus 1983

studeerden in 2006 af als burgerlijk ingenieur-architect aan de KU Leuven

gingen in 2007 samen in zee als Gijs Van Vaerenbergh

kregen veel aandacht met Reading Between the Lines, het ‘doorkijkkerkje’ in Borgloon uit 2011.

leverden onlangs de nieuwe Eilandtuin in de Plantentuin in Meise (i.s.m. Atelier Arne Deruyter)

werden in 2018 bekroond met een Vlaamse Cultuurprijs (Ultima) voor Vormgeving

Was het van meet af aan duidelijk dat jullie op het snijvlak van architectuur en kunst wilden inzetten?

Pieterjan: “Wat ik interessant vind aan architectuur, is dat je het op heel veel manieren kan beoefenen. Je kan perfect met architectuur bezig zijn zonder ooit een gebouw neer te zetten. Misschien zijn de belangrijkste gebouwen wel nooit gebouwd of hebben de belangrijkste architecten enkel boeken geschreven. Veel van onze installaties zijn manieren om over architectuur na te denken zonder een gebouw te maken. Sommigen denken dat wij vanuit een soort van afkeer van architectuur werken, omdat het te traag zou zijn of te complex, maar we vertrekken net vanuit een…”

Arnout: “… Liefde voor architectuur.”

Pieterjan: “De basis is altijd een fascinatie voor architectuur. Vervolgens gaan we de grenzen opzoeken en zien hoe rekbaar een en ander is. Onze doorkijkkerk in Borgloon won ooit de prijs voor ‘beste kerkelijk gebouw’, maar is dat wel een gebouw? Het kerkje is niet winddicht, heeft deuren noch ramen, geen noemenswaardige functie. En toch is dit voor veel mensen architectuur.”

null Beeld Gijs van Vaerenbergh
Beeld Gijs van Vaerenbergh
‘Bridge’, Brussel (2014). Beeld Gijs van Vaerenbergh
‘Bridge’, Brussel (2014).Beeld Gijs van Vaerenbergh

Jullie maken heel divers werk. Is dat ook bewust?

Arnout: “We proberen altijd iets nieuws te doen. We zijn nu bijvoorbeeld een fiets- en voetgangerspromenade onder de bruggen aan het Sainctelette- en het Jules de Trooz-plein in Brussel aan het maken. We gaan daar een geheel nieuwe publieke ruimte met veel groen aan het water creëren. Daarnaast zijn we bezig met een tentoonstelling in Nederland, een scenografie voor Wim Vandekeybus, een wijnkelder en twee weken geleden hebben we de nieuwe eilandtuin in Plantentuin Meise geopend.”

De nieuwe eilandtuin in Meise. Beeld Jan De Wilde
De nieuwe eilandtuin in Meise.Beeld Jan De Wilde

Pieterjan: “Die diversiteit, bezig kunnen zijn met landschap én interieur én architectuur én scenografie én tentoonstelling, maakt het net boeiend. In 2011, toen onze doorkijkkerk zoveel weerklank kreeg, hadden we makkelijk kunnen beslissen om ons enkel nog toe te leggen op dat soort werk, maar dat hebben we nooit willen doen.”

Vallen jullie zo niet vaak tussen twee stoelen?

Arnout: “Het zal vast weleens gebeuren dat we voor een bepaalde architectuuropdracht niet gevraagd worden omdat iemand denkt: het zijn toch eerder kunstenaars. En omgekeerd: dat we in tentoonstellingen niet worden opgenomen omdat we ook met architecturale opdrachten bezig zijn. Maar wij zien net heel veel potentieel in dat spanningsveld. We voelen ook nog elke dag aan den lijve welke mogelijkheden er zitten in die grijze zone tussen... (verbetert zich) nee, niet ‘tussen’, want dat impliceert een afgebakende ruimte, het is meer een…”

Pieterjan: “… Een spectrum, zoals alles tegenwoordig.” (lacht)

Hebben jullie ondanks de diversiteit een duidelijke signatuur? Wat typeert jullie werk?

Pieterjan: “Misschien een aandacht voor de basiselementen en oervormen van architectuur? We gaan aan de slag met zuilen, bogen, koepels of gemeenplaatsen zoals de fermette of een kerk. Er zit altijd wel een reflectie in over architectuur, die dan op een nieuwe manier gestalte krijgt.”

Arnout: “Het draait in ons werk vaak om uitpuren. Het doolhof dat we aan C-mine bouwden, is bijvoorbeeld een ode aan de muur en de rechte hoek. Dat zien wij als een heel radicale vorm van architectuur, terwijl het tegelijkertijd ook een heel speelse en herkenbare ruimte is. Vaak moeten we juist heel hard werken om de dingen te vereenvoudigen, want architectuur is natuurlijk ook mateloos complex: er spelen zaken als veiligheid mee, bouwprijzen, grondstabiliteit, het feit dat je in de publieke ruimte werkt… Om dan zaken uit te puren, moet je heel veel werk verzetten.”

'Labyrint', Genk. Beeld Filip Dujardin
'Labyrint', Genk.Beeld Filip Dujardin

Jullie lijken ook graag met perspectief en tegenstellingen te spelen.

Arnout: “We vinden het interessant dat je een werk op verschillende manieren kan ervaren. We werken momenteel aan een project voor een havenstadje in Denemarken. Tussen de Deense eilanden had je vroeger geen bruggen, dus als je naar het vasteland wilde, nam je de veerboot. Er waren dan ook een soort stationnetjes waar je op de boot kon wachten. Ze hebben ons gevraagd om een nieuw werk te maken als herinnering aan zo’n verdwenen havengebouw. We doen dat door een soort reconstructie te maken met allemaal rechte lijnen, die samen een silhouet vormen. Vanuit de ruime omgeving wordt het gebouw zo weer een herkenbaar deel van de skyline van de stad, maar vanbinnen krijg je een heel abstracte vormentaal. Het zit vol tegenstrijdigheden: het is tegelijk groot én licht, precies én abstract, chaotisch én geordend.”

 ‘Harbor Castle’, Denemarken. Beeld Gijs van Vaerenbergh
‘Harbor Castle’, Denemarken.Beeld Gijs van Vaerenbergh

Is humor of speelsheid belangrijk voor jullie?

Pieterjan: “Zeker. In sommige projecten zit dat meer dan in andere, maar het is wel belangrijk. Onze manier van werken is op zich al speels. We maken maquettes en modellen, we zitten hier vaak in ons atelier te knutselen. Maar in de werken zelf zit het ook. Speelsheid is een manier om een publiek te betrekken. Wij maken vaak werk in de openbare ruimte en ons publiek is daarom heel uiteenlopend: van kinderen tot bejaarden, van doorgewinterde kunstliefhebbers tot mensen die nooit iets met kunst hebben gehad, iedereen komt ermee in aanraking. Een zekere speelsheid maakt dat bezoekers het werk durven te betreden en aan te raken waardoor een persoonlijke relatie tot stand komt.”

Arnout: “Ik zou bijna durven zeggen dat wij vaak op zoek gaan naar ‘kinderlijke’ kwaliteiten in een werk. Ik denk dan aan een vorm van vrijheid of openheid en een afwijking van het strikte. We zijn nu bezig met een maquette voor een trap die alle kanten op gaat, naar boven en beneden, links en rechts, zonder begin en einde, zowat het omgekeerde van wat trappen doorgaans zijn: functionele verbindingen om zo snel mogelijk van het ene punt naar het andere te geraken. Onze zoektocht naar essentie is misschien ook een zoektocht naar het kind in ons.”

Welke rol speelt het publiek in jullie werk?

Pieterjan: “Een heel belangrijke. Daar zijn we eigenlijk voortdurend mee bezig. We denken de hele tijd na over hoe je een bepaald gevoel of inzicht bij een toeschouwer oproept. Dat gaat ook over betekenislagen. Je beleeft een ruimte of werk niet alleen met je zintuigen, maar naargelang de vormen die je gebruikt, roep je ook andere associaties op. Wij vinden het belangrijk dat een werk een zekere openheid heeft en dat een bezoeker ergens zelf zijn verhaal bij kan maken. Er is niet slechts één manier om ons werk te lezen. Je kan het van ver bekijken, van dichtbij, je kan naar een detail kijken of naar het geheel, en telkens is het resultaat helemaal anders.”

Arnout: “Voor onze laatste soloshow bij Valerie Traan Gallery hebben we een gordijninstallatie gemaakt, een organische vorm in vilt, waarbij je tussen de plooien kan wandelen. Je hebt totaal geen houvast meer. Er is geen plek waar de ene ruimte stopt en de andere begint. Wanneer zit je in de installatie, wanneer sta je erbuiten? En iedereen benadert dat op zijn of haar manier. Sommigen bleven aan de buitenkant omdat ze niet in die plooien durfden. Anderen vonden het daar net heel fijn en knus. Steeds vaker maken we een soort van structuur waarin de toeschouwer vervolgens vrij is. Wij bepalen niet de as vanwaaruit iets bekeken moet worden. We maken een systeem dat door een publiek ingenomen moet worden. Zo hoort het ook, denk ik.”

‘Inverse Ruin’ (maquette). Beeld Ligia Poplawska
‘Inverse Ruin’ (maquette).Beeld Ligia Poplawska

We zitten hier in jullie atelier tussen de maquettes en modellen. Hoe is het om iets dat je hier hebt verzonnen vervolgens op grote schaal gerealiseerd te zien?

Arnout: “Zodra zo’n werk begint te leven, is dat natuurlijk fantastisch. Dan komt het experiment eindelijk tot leven. Neem nu de eilandtuin in Meise. We hebben daar drie jaar lang aan gewerkt en plots zie je daar voor de allereerste keer mensen over wandelen en met het werk dat jij hebt bedacht omgaan. Werken aan een maquette is helemaal anders. Bij een maquette hoef je nog geen rekening te houden met randvoorwaarden zoals gewicht en prijs. Een maquette draagt nog de droom in zich.”

Pieterjan: “Meestal heb je een bepaalde beleving voorzien, maar vaak gebeuren er ook dingen die je niet had verwacht, in de goede zin dan.”

Arnout: “Bij het labyrint dat we voor C-mine maakten, ging dat voor mij bijvoorbeeld over akoestiek. De stalen wanden werpen je terug op jezelf. Het geluid dat je maakt als je erdoor wandelt, komt ook weer terug. En een geluid dat van ver komt, kun je vanwege de labyrintische structuur niet goed plaatsen. Dat is eigen aan architectuur. Het zijn geen werken die we in ons atelier maken en dan verplaatsen. Een werk is pas af als het op locatie gerealiseerd is.”

Gaan jullie weleens spioneren om te weten te komen hoe jullie werk gebruikt en beleefd wordt?

Arnout: “Ik ga graag eens kijken, ja. Soms vanuit een heel praktisch oogpunt, om te kijken of de materialen niet meer dan verwacht te lijden hebben. Maar zeker ook om te zien hoe mensen erop reageren. Ik kijk eigenlijk vaker naar de mensen dan naar het werk zelf. Je maakt natuurlijk iets opdat het bezocht zou worden.”

Hoe is de onderlinge dynamiek tussen jullie? Vullen jullie elkaar aan?

Arnout: “Eigenlijk is die heel gebalanceerd. Vaak hebben we zelfs een soort ‘estafettelogica’. We zitten héél veel samen. Ik denk dat we bijna de helft van de tijd dingen bespreken en in die gesprekken opperen we ideeën, nemen we praktische beslissingen, en dan is er altijd wel één van ons beiden die een project meer verdedigt en één die het project meer bevraagt, die kritischer is. Dat gaat heel natuurlijk. Soms wisselt dat tijdens één en hetzelfde gesprek. We hebben geen vaste rolverdeling. En ik denk dat het juist daarom zo goed werkt bij ons, omdat we de dingen nooit opgesplitst hebben. We zijn altijd alles samen blijven doen. Daardoor is er niets dat de ander niet kan.”

Jullie werken al lang samen. Hoe houden jullie dat fris?

Arnout: “Dat is een goede vraag. (lacht) Ik ben benieuwd wat Pieterjan daarop gaat antwoorden.”

Pieterjan: “We zijn nu een dikke vijftien jaar bezig. Wat ons ‘fris’ houdt en wat het nog altijd boeiend maakt, is de enorme evolutie in ons oeuvre en in het soort projecten dat we doen. We staan telkens weer voor nieuwe uitdagingen. We zitten altijd weer in een context waarin we nooit eerder zaten. Zo vermijd je sleur. We werken momenteel aan een aantal projecten in het buitenland, en dat is weer een ­nieuwe uitdaging omdat het een heel andere manier van werken vraagt. We slagen er voorlopig in om niet in herhaling te vallen.”

Arnout: “Angst dat de ideeën ooit zouden stilvallen, heb ik niet meer. Omdat onze methodologie vandaag zo op punt staat, zijn we bedrevener dan ooit in het genereren van ideeën. Onze ideeënwereld deint nog voortdurend uit. Drie jaar geleden hadden wij nog nooit iets met water gedaan en nu hebben we plots een hele watertuin gemaakt. Geen idee wat we over drie of vier jaar zullen doen. Dat houdt het spannend.

“En tussen ons zit het ook nog goed. Behalve zakenpartners zijn we ook goede vrienden geworden. Het is ook een zegen dat we langzaam zijn gegroeid. Dat we eerst op de universiteit en daarna in onze vrije tijd zijn kunnen groeien, en dat we nooit hebben moeten zeggen: ‘Oké, nu beginnen we een bureau, nu moeten er opdrachten komen.’ Daardoor konden we heel rustig aan onze weg timmeren. En zolang we het gevoel hebben dat we aan die weg aan het timmeren zijn, zit het wel goed.”

Kunnen jullie alles kwijt in jullie samenwerking of bereiden jullie elk ‘soloplaten’ voor?

Arnout: “Ik moet elke week aquarelleren om al mijn inspiratie kwijt te raken. (lacht) Nee, ik kan daar zeker alles in kwijt. Die processen zijn trouwens heel intens en daarom niet iets wat ik ook nog eens in mijn persoonlijke leven wil opzoeken.”

Pieterjan Gijs: 'Je kan perfect met architectuur bezig zijn zonder ooit een gebouw neer te zetten. Misschien zijn de belangrijkste gebouwen wel nooit gebouwd.' Beeld Damon De Backer
Pieterjan Gijs: 'Je kan perfect met architectuur bezig zijn zonder ooit een gebouw neer te zetten. Misschien zijn de belangrijkste gebouwen wel nooit gebouwd.'Beeld Damon De Backer

Wat zijn de ambities nog voor de toekomst?

Arnout: “Als we ons onderzoek kunnen blijven verderzetten, nieuwe plekken ontdekken, nieuwe experimenten voeren, zullen we al heel blij zijn. We willen vooral niet in herhaling vallen. Dat houdt misschien wel een zekere internationalisering in.”

Pieterjan: “Ja, Vlaanderen is gewoon heel klein. Wij maken werk in de publieke ruimte en ik vind niet dat elke gemeente of elke provincie in Vlaanderen een werk van ons moet hebben. Dus ja, op een bepaald moment moet je dan naar het buitenland kijken. We werken zoals gezegd in Denemarken en Nederland, maar ook in Italië zijn we bezig met een ruïne die we op een nieuwe manier gaan presenteren.”

Tot slot: krijgen jullie soms de vraag wie van jullie eigenlijk Gijs Van Vaerenbergh is?

Pieterjan: “Ja, voortdurend.”

Arnout: “Daarnet nog.”

Pieterjan: “Dat is er niet uit te krijgen.”

Arnout: “Het is ook wel logisch. We hebben bewust op die dubbelzinnigheid ingezet. In die naam zit ook dat spanningsveld tussen kunst en architectuur vervlochten. Bij architectuur worden heel vaak gewoon de achternamen gebruikt, met een streepje of een ampersand ertussen. In ons geval bleek het mogelijk om ze tot één fictieve persoon of kunstenaar met elkaar te verbinden.

“Maar verwarrend is het en blijft het. Mensen die ons al heel lang kennen verspreken zich nog soms. En mensen die ons niet goed kennen, verwijzen vaak naar ons met ‘hij’ of ‘hem’. Da’s niet erg. Het is een soort van filter. Je merkt meteen of mensen hun research hebben gedaan.”

Bedankt voor het gesprek, Gijs!

gijsvanvaerenbergh.com

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234