ReportageSlovjansk
‘Het is niet veilig om lang te blijven’: wie nog in Slovjansk gebleven is, hoort de oorlog naderen
Van de ruim 100.000 inwoners van de stad Slovjansk in Oost-Oekraïne is meer dan driekwart op de vlucht geslagen voor de oorlog. Maar niet iedereen wil weg. ‘Eerlijk? Ik ben niet bang van de Russen.’
Ze kijken ons aan met een blik van verslagenheid, angst en wantrouwen. Bijna allemaal zijn ze voor de tweede keer op de vlucht. Laten ze opnieuw hun huis en hun leven achter. De vermoeidheid staat op hun gezichten te lezen. Moe van het oorlogsgeweld, van de dreiging een raket op je dak te krijgen, van een bestaan zonder vooruitzichten, zonder hoop.
De bewoners van Slovjansk, de stad in de Donbas die de Russen de komende weken koste wat kost willen innemen, hebben het gehad. Van de verbeten strijdlust in het westen van Oekraïne is bij deze mensen niets te merken. “Ik ben vertrokken in april, toen de Russen mijn dorp begonnen te bombarderen”, vertelt Nikolaj (68), gepensioneerd chauffeur. Zijn dorp Raihorodok, ten noordoosten van Slovjansk, ligt op een paar kilometer van de frontlinie. “We verbleven in Rivne, een stad in het westen, maar toen mijn buurman zei dat het weer redelijk rustig was in ons dorp ben ik begin juli teruggekomen.” Hij zucht. “Ik was nog maar net thuis of de Russen begonnen volle bak te schieten met hun raketten. Dus vertrek ik weer.”
Aan de rand van Slovjansk horen we de bommen dreunen. Rondom ons is het angstwekkend stil. In normale tijden wonen er ruim 100.000 mensen in de stad, nu liggen de straten er verweesd bij. Geen ronkende auto’s en tjingelende trams, geen wachtende mensen voor de winkels. Bijna iedereen is vertrokken, op de loop voor een oorlog die elke dag dichterbij komt. Wie geen eigen vervoer heeft, kan terecht bij de vrijwilligers uit Dnipro die een paar keer per week naar het centrum rijden om vluchtelingen te evacueren. Vandaag zijn er achttien mensen komen opdagen.
“Minder dan anders”, zegt Sergej Vivchar (37), met wie we zojuist in vliegende vaart door de kletsende regen de stad zijn binnengereden. Hij kijkt naar de loodgrijze lucht boven ons. “Komt waarschijnlijk door het slechte weer. Normaal halen we vijftig tot honderd mensen per keer op, gemiddeld zo’n driehonderd per week.”
Raket op de markt
De gevechten in de Donbas zijn na de ‘operationele pauze’ van de Russen weer losgebarsten nadat de Russische minister van Defensie Sergej Sjojgoe aangekondigd had dat de militaire actie zou worden opgevoerd. Al was die operationele pauze niet echt rustig te noemen. Op de markt in het centrum van Slovjansk kwamen zeven mensen om het leven door een raketaanval de afgelopen week, negen anderen raakten gewond. In de buitenwijken gaan de beschietingen onverminderd door.
“Ik woon op de markt, het huis naast mij is vorige week in vlammen opgegaan”, vertelt Svetlana (43), die met haar roze sporttas klaarstaat om te vertrekken. “Gelukkig waren mijn buren al gevlucht.” Haar eigen huis werd op het nippertje van de brand gespaard, maar de schrik zit er goed in bij haar. “Het had evengoed mijn huis kunnen zijn. In dat geval was ik er niet levend uitgekomen. Mijn beide ouders zijn omgekomen door een bombardement twee maanden geleden. Als je zoiets meemaakt, twijfel je niet meer. Wat is een stapel bakstenen tegenover je leven?”
Dat ze moeten vertrekken, zegt vrijwilliger Sergej. “Het is niet veilig om lang te blijven”, zei hij vanmorgen, terwijl we zo snel als mogelijk over de bonkige tweebaanswegen van de Donbas scheurden. “De Russen vallen bewust evacuatiekonvooien aan, dat is maar al te vaak gebleken. Ik heb zelf gelukkig nog niets meegemaakt, maar een collega werd onlangs getroffen, hier in Slovjansk. Een raket sloeg in, pal voor zijn minibus. Hij verloor beide handen. Hij is nog maar 23 jaar.”
Sergej haalt zijn schouders op. “Het is gevaarlijk, maar daar wil ik niet te veel aan denken. Iemand moet deze mensen helpen. Als ik niets doe, voel ik me schuldig.”
Maar niet iedereen wil weg, weet hij. “Er zijn altijd mensen die blijven, om verschillende redenen. In dit gebied speelt ook de Russische propaganda een rol. Een aantal mensen kijkt alleen maar naar de Russische tv en gelooft dat de Russen vrede komen brengen. Ze vertellen me dat ze ’s nachts boven op hun kinderen in bed liggen om hen te beschermen tegen de bommen. Liever dat dan hun huis te verlaten.”
Spaargeld op
Op het akelig lege plein voor het stadhuis ontmoeten we Natalia met haar tweejarig dochtertje. Natalia is hoogzwanger, ze moet in augustus bevallen, vertelt ze. En ja, ze weet dat het niet evident is om te blijven in een stad die onder vuur ligt: “Toch wil ik blijven, samen met mijn man, kind en toekomstige baby. Het is gevaarlijk maar al ons spaargeld is op. De eerste keer dat we gevlucht zijn, hebben we een appartement gehuurd in het westen van Oekraïne. Daar is al ons geld naartoe gegaan.” Dat er ook mogelijkheden zijn om gratis te wonen, wuift ze weg. “Ik wil niet afhankelijk zijn en ik wil ook niet telkens ‘dank je wel’ moeten zeggen als ik ergens terechtkan. Dan blijf ik liever in mijn eigen huis.”
Om de hoek van het stadhuis sleurt Olga (73) drie zakken voer met zich mee. “Ik blijf omdat ik voor de katten zorg van mijn twee kinderen en voor de hondjes van mijn buren”, zegt ze. “Nadat de burgemeester opgeroepen had om te vertrekken, zijn ze allemaal weg.” Ze kijkt ons aan met tranen in de ogen. “Natuurlijk ben ik bang. Het is afschuwelijk om hier te blijven, zo alleen. Maar eerlijk? Ik ben niet bang van de Russen, ik denk dat ze ons niet beter of slechter zullen behandelen dan de Oekraïense soldaten.”
Ze kijkt naar de dronken man die ons vanaf de overkant van de straat toeschreeuwt. “Hij roept dat de Russen welkom zijn”, klinkt het. “Nu, zover wil ik niet gaan. Ik hoop er vooral levend uit te komen straks.”