Economie
Het financiële Wilde Westen is niet voor slappelingen: zo ziet het leven in de bitcoinbubbel eruit
Was het de hang naar avontuur, het aanvoelen van de tijdgeest of gewoon geldzucht? Hoe dan ook: na enig aandringen zwichtte schrijver Daan Heerma van Voss voor de abstracte verleiding van de cryptomunten. ‘Ik ben al eens uit de financiële dood opgestaan, mij kan niks meer gebeuren.’
Mijn cryptoverhaal begint in december 2016. Ik was met een goede vriend, laten we hem K. noemen, meegereisd naar een Marokkaans kustplaatsje waar vooral surfers kwamen. Of preciezer gezegd: lui die in de loop van het jaar genoeg hadden verdiend om tijdens de laatste weken van het jaar te doen alsof geld hen niet interesseerde en het leven draaide om vrijheid, golven en zon.
Zittend op het terrasje van het hostel begon K. over bitcoins. Als zoon van mijn vader zei ik bij voorbaat dat het oplichterij was. Stoïcijns vertelde hij verder. Een vriend van hem, een ICT’er die in de ban was geraakt van het potentieel van digitale financiële innovaties, had een bedrijfje opgericht dat mensen tegen een commissie van 10 procent van de winst hielp bij het beleggen in cryptocurrency's. K. was overtuigd door zijn vriend en vond dat ik mee moest doen.
K.’s redenering: gewoon proberen. In het allerergste geval verlies je een paar duizend euro, in het gunstigste geval maak je een klapper. K. zou 5.000 euro beleggen, ik zou volgen met 3.000.
Helaas haperde de wifi van het hostel. Toen ik enkele dagen later weer in Nederland was en ik een mail van het bedrijfje kreeg, veranderde ik van koers. Bij nader inzien leek het me luchtfietserij. Ik zag ervan af. K. zette door. Die beslissing, die ik maar wijt aan een oer-Hollandse combinatie van calvinisme en lafheid, heeft me 50.000 euro 'gekost'.
Het spook van deze gemiste kans kwam me in de loop van 2017 regelmatig bezoeken, vooral wanneer ik K. sprak en hij weer eens vertelde over een vriend van hem die 300 euro had omgetoverd in 80.000 euro. Ik besloot mijn contact met K. te minderen.
In november had ik eindelijk mijn trots opzijgezet en mijn scepsis overwonnen. Mijn boerenverstand zei me dat de digitale evolutie van de financiële wereld een logische en zelfs onvermijdelijke stap in de menselijke geschiedenis zou zijn.
Ik mailde het bedrijfje dat ik alsnog graag een bitcoin kocht. Dat kon. De koers stond op 10.000 dollar (zo’n 8.300 euro). En ik wilde een hele, niet een klein deel, wat ook had gekund. Dat leek me overzichtelijker en makkelijker bij het rekenen. Bovendien vond ik het beeld van een magische munt erg aanlokkelijk; misschien zou ik hem wel in een vitrine leggen.
Hoogmoed
Natuurlijk had ik niet overal bundeltjes van duizend liggen, 10.000 dollar is voor mij een significant bedrag. Maar het zou ook niet het einde van de wereld zijn als ik het verloor. En was geld dat je misliep door niet te durven niet bijna even tastbaar als geld dat je mogelijkerwijs verloor door wél te durven?
Met zulke drogredeneringen verleidde ik mezelf, totdat ik eindelijk het geld overmaakte. Op 28 november 2017 bezat ik officieel een bitcoin, ter waarde van 10.000 dollar. Tot mijn teleurstelling kreeg ik geen magische munt thuis gestuurd; de investering was geheel digitaal. Was dit een probleem? Betekende dit dat het inderdaad om luchtfietserij ging? In die weken dook overal het woord bubbel op.
Na lang nadenken meende ik van niet. Ik bezat ook reguliere aandelen, en wat wist ik daar nu precies van? Als ik de transacties volgde die de bank in mijn naam uitvoerde, kwam ik evenzeer in een digitaal limbo terecht, een stelsel van plussen en minnen, van getallen in groen en in rood, waarvan ik niets begreep. Het hele financiële stelsel is nu eenmaal abstract.
Cryptomunten zijn alleen extra abstract en natuurlijk extra volatiel. Terwijl ik me in het fenomeen verdiepte, begon ik ook dit soort woorden te gebruiken. Volatiel betekent niets anders dan onvoorspelbaar. En wat genoot ik ervan als mensen zo'n woord niet kenden en ik het mocht uitleggen, wat ik dan quasinonchalant deed.
Daar zat ik dan, november 2017, met mijn bitcoin. De prijs ging gestaag omhoog en van een internationale hype werd de munt een internationale obsessie. Goed nieuws voor mijn digital wallet. De ene kenner riep dat het een kwestie van tijd was voordat de bubbel zou barsten, de andere zei dat dit slechts het begin was van het succesverhaal van bitcoin.
Ik besloot niets te doen, maar eerlijk is eerlijk: soms kon ik niet geloven dat ik echt 10.000 euro in zo'n riskante onderneming had gestoken en moest ik mezelf bedwingen niet al mijn geld terug te vragen.
Beetje bij beetje maakte mijn onzekerheid plaats voor standvastigheid, en sloeg die standvastigheid om in hoogmoed. Op 17 december bereikte bitcoin zijn voorlopige hoogtepunt: één munt was nu 20.000 dollar waard. Mogelijke vakantiebestemmingen verschenen in mijn gedachten. Kaapverdië, Madagaskar, misschien Vuurland.
Cryptosnob
Maar toen het op de radio nog over weinig anders ging dan bitcoin, begon ik me zorgen te maken. Hoe meer huismoeders, leraren en studenten in de munt investeerden, hoe meer de reële prijs werd vertekend: bitcoin was overbought.
Ook bleek ik een regelrechte cryptosnob te zijn. Elke keer dat ik een Bertus of Anja hoorde vertellen dat ze toch maar een stukje van zo'n munt hadden gekocht, kromp mijn maag ineen. Niet omdat ik hen minderwaardig vond, maar omdat ik wist dat zij mij waren en ik hen. En dat wilde ik niet. Mijn ego weigerde een plaatsje in de financiële mainstream.
Na met K. en zijn vrienden te hebben gesproken, meende ik dat de toekomst school in altcoins: cryptomunten die een alternatief (alt) vormen voor de bitcoin. Vele van deze altcoins waren technologisch verder ontwikkeld dan de bitcoin, ze waren nog goedkoop, en het was een kwestie van tijd voordat de markt zou uitdijen.
Mijn kennismaking met cryptogeld had ertoe geleid dat al het geld als virtueel, onecht aanvoelde, ook dat op mijn bankrekening. Wat kon het dan voor kwaad om nog een beetje extra in te leggen, een klein beetje maar? Zolang ik het aan niemand vertelde, had ik niks verkeerds gedaan.
Ik legde nog eens 3.000 euro in bij de vriend van K. Maar hiermee was mijn onrust niet gestild. Ik besloot ook zelf te gaan handelen. Mijn sociale kring raadde me dit sterk af; meer nog dan dat ze de onvoorspelbaarheid van de markt – ze bedoelden natuurlijk volatiliteit – vreesden, waren ze bang dat ik me, gezien mijn verslavingsgevoeligheid, geheel zou verliezen in deze wereld. Zoals altijd zouden ze gelijk krijgen.
Ik downloadde Etoro, een app die het midden houdt tussen een social medium en een aandelenportefeuille: je kunt zelf beleggen maar ook met andere speculanten communiceren. Ik leegde al mijn digitale sokken en legde 1.000 dollar in. Op aanraden van K. kocht ik DASH, Ethereum, twee gangbare cryptomunten, en vooruit, nog een klein stukje bitcoin erbij.
Stalen zenuwen vereist
Nu kwam ik dan eindelijk in de buurt van de kern van de crypto-ervaring: de laagdrempeligheid. Iedereen kan het doen. Het is een kwestie van een app downloaden, wat geld storten en zelf gaan kopen en verkopen. Financieel succes in de cryptowereld is niet voorbehouden aan de gladde jongens, de Gordon Gekko's, de Wolves of Wall Street. Het merendeel van de speculanten gokt, handelt op basis van een vage tip, volgt een trend, of doet eenvoudigweg maar wat.
Winnaars in de cryptowereld zijn niet noodzakelijkerwijs winnaars in het echte leven. De vriend van K. die zijn 300 euro had getransformeerd in 80.000 was gewoon een jongen die voor zijn beroep rondleidingen verzorgde op de Wallen, graag in zijn joggingbroek door het huis liep en peukjes rookte onder de afzuigkap. De kern van zijn succes? Hij had een werkloze vriend een paar boeken over cryptocurrency’s gegeven en gezegd: jij gaat dit helemaal doorgronden en samen gaan we geld verdienen. Zo geschiedde. Waarover je wel moet beschikken: stalen zenuwen. Daarover later meer.
Het in de gaten houden van de cryptokoers veranderde snel van een grapje in een dwangneurose. Ik controleerde zeker elk kwartier hoe het ervoor stond. Soms staarde ik minutenlang naar de immer fluctuerende cijfers en altijd als ik naar de wc ging, trok ik mijn telefoon uit mijn broekzak.
Natuurlijk betreurde ik dit gedrag, maar het was alsof ik niet anders kon. Een blik op de koersen, even spieken, dat was toch niet zo'n ramp? Zo herken je een verslaving: niet aan de compulsie, maar aan het goedpraten ervan.
Ik moest duidelijke grenzen stellen, zei ik tegen mezelf. Ik bezwoer te zullen stoppen wanneer ik 25 procent van mijn inleg had verloren. Een bovengrens stelde ik niet. Dat laatste zou een vergissing blijken. Juist die grenzeloosheid maakt ongekend hebberig: je wilt altijd meer.
HODL en FUD
Tot mijn verrassing ging de koers telkens omhoog. Al in mijn eerste week had ik mijn 1.000 dollar omgezet in 1.200 dollar. Dagelijks luisterde ik nu naar de podcast van Crypto Bobby, een zelfverklaard crypto-analist uit Amerika, een dertiger die er duidelijk plezier in schepte dat hij, die nooit naar een Ivy League-universiteit was geweest, een onlineorakel was geworden. Crypto Bobby geloofde heilig in Ripple, een netwerk dat complexe internationale betalingen tussen financiële instellingen aanzienlijk vereenvoudigt.
Ik verkocht mijn kleine stukje bitcoin (en behield de hele) en zette in op Ripple. Door die zet zat ik de week erop op 1.700 dollar. De week dáárop, dus in drie weken in totaal, had ik mijn inleg verdubbeld, iets wat met normale aandelen vrijwel onmogelijk zou zijn geweest.
Het ritme van de koers was steeds hetzelfde: een aandeel ging steil omhoog, viel dan 10 tot 20 procent omlaag, en ging weer omhoog. Het is de truc om niet te panikeren bij zo'n val, die ingewijden ‘een correctie’ noemen. De echte cryptohandelaar blijft rustig.
Tussen de speculanten, zo zag ik op de social media, heerst solidariteit. Ze communiceren in jargon. Het standaardcommentaar bij een vallende koers is HODL!, aanvankelijk een verkeerde spelwijze van HOLD!, maar inmiddels heeft het de status van acroniem gekregen: Hold On for Dear Life. ATH betekent All Time High.
Een whale: een grote speler die de kleine spelers, het zogenoemde plankton, intimideert en uiteindelijk opvreet. To the moon drukt een euforisch vertrouwen in een bepaalde coin uit. Maar als dat mislukt, ben je rekt, ofwel wrecked: financieel geruïneerd.
En het grootste deel van de tijd verkeer je in FUD: Fear, Uncertainty and Doubt. Pas wanneer je gaat piepen als het tegenzit, verlies je het respect van de cryptogemeenschap; dan wordt je in niet mis te verstane bewoordingen gezegd dat je niet gemaakt bent voor de cryptowereld. Het financiële Wilde Westen is niet voor slappelingen.
Virtueel goud
Langzaam maar zeker beschouwde ik mezelf als ingewijde. Op feestjes veranderde ik in die ene eikel die steeds over zijn beleggingen praat. Mensen vroegen me dan of het niet allemaal een bubbel was. “Tja,” antwoordde ik dan, volleerd economisch mysticus, “alles waar mensen in geloven zonder te weten waarom, is een bubbel.”
Mijn humeur volgde in toenemende mate de grafiek van mijn coins: bij stijgingen was ik vrolijk, bij dalingen chagrijnig. Mijn geliefde zag deze transformatie met lede ogen aan, totdat ze bedacht dat ze wel erg graag bepaalde fluwelen sandalen van Yves Saint Laurent wilde hebben.
Ze vroeg me 500 dollar voor haar te beleggen, wat ik met liefde deed. Zodra ik 250 dollar extra had verdiend, zou ze er uit stappen. Zonder haar hiervan te verwittigen, stortte ik nog wat eigen geld in 'haar' wallet, want zolang het niet in de mijne zat, telde het niet echt. Ik beheerde nu vier portefeuilles, die van mezelf, die van haar, mijn ene bitcoin, en mijn altcoin-buideltje bij de vriend van K. Ik was kortom een bescheiden speler geworden.
En de zaken gingen goed. Binnen een week had ik 150 dollar voor mijn geliefde verdiend; de fluwelen sandalen waren binnen handbereik. Ik praatte mezelf aan dat ik er verstand van had, en waarom ook niet: alles wat ik aanraakte, veranderde in virtueel goud: to the moon!
Toen ik op de kerstborrel van de krant, nadat ik natuurlijk weer over niks anders had gepraat dan cryptogeld, werd gevraagd dit stuk te schrijven, nam ik me voor mijn toekomstige inkomsten onmiddellijk om te zetten in cryptomunten. Ik was onoverwinnelijk. En toen brak 22 december aan. De dag die zou voortleven als de Red Webbing; een woordspeling op Red Wedding, een van de bloederigste afleveringen van Game of Thrones.
Al toen ik wakker werd en mijn eerste slaperige blik op de koersen wierp, wist ik dat het fout zat. Mijn 1.000 dollar was geslonken tot 800. Fear, Uncertainty, Doubt. Terwijl ik koffiezette, was dit gedaald tot 600. Hoe was dit mogelijk?
Nergens was enig cryptonieuws te bespeuren. In de afgelopen twee weken was regelmatig gewaarschuwd voor het naderend barsten van de bubbel, er werd gezinspeeld op een op handen zijnde massale correctie, en sinds kort was het mogelijk 'short' te gaan op bitcoin en geld te zetten op het dalen of zelfs ineenstorten van de munt. Maar vandaag leek niets bijzonders aan de hand. Ik keek in mijn portefeuille: alles stond in het rood, werkelijk elke munt daalde sterk.
Dit kon twee dingen betekenen: ofwel de bubbel was inderdaad gebarsten, ofwel deze daling was gemanipuleerd door whales die de markt expres lieten dalen om het plankton de markt uit te jagen.
Het laatste scenario leek me plausibeler: Goldman Sachs had zojuist een apart kantoor opgezet dat zich volgend jaar exclusief zou gaan bezighouden met cryptogeld, teken aan de wand dat het financiële establishment zich achter de revolutie schaarde, zodat de cryptomarkt alleen maar in waarde zou stijgen.
Verwoeste levens
Ik keek weer op mijn telefoon: 400 dollar eraf. Ik kreeg sms’jes van vrienden, die me aanraadden 'voor de zekerheid' al mijn cryptogeld te verkopen. Wat moest ik doen?
Twee uiterst verwarrende uren later was er van mijn 1.000 dollar winst nog precies 15 dollar over, een daling van 6.666 procent. Ook mijn andere portefeuilles waren hard geraakt: in een tijdsbestek van enkele uren had ik meer dan 10.000 euro verloren. De fluwelen sandalen waren verder weg dan ooit. Verdwenen was Kaapverdië. Weg was Madagaskar. Onvindbaar was Vuurland. Het was een uitgelezen moment om in paniek te raken, wat ik dan ook deed.
In foetushouding op de bank gelegen maakte ik een ronde langs de sociale platforms. Natuurlijk waren er mensen die met de moed der wanhoop HODL! riepen, maar die waren veruit in de minderheid. Een of andere Duitser genaamd Rick zei: “EVERYBODY! YOUR MONEY IS GONE. OVER, DEAD!” Ene Anna uit Frankrijk: “This is it. We are witnessing history. The Red Webbing. Sell everything before it's too late.” Antwoord van Sebastian uit Amerika: “It is too late. All my savings are gone. I am rekt.”
Hij stond niet alleen: honderdduizenden mensen waren op dit moment geld aan het verliezen dat ze nooit hadden mogen beleggen, levens werden overhoopgegooid, sommige vermoedelijk zelfs verwoest. Een speculant uit Australië verwees naar de recente zelfmoord van iemand die 15.000 bitcoins had bezeten, ze na een daling allemaal had verkocht en zo vijftig miljoen dollar was misgelopen.
Complottheorie
Het is een merkwaardige sensatie, je geld zien verdampen. Virtueel geld is virtueel zolang je het niet verliest. Zoals Mike Tyson ooit eloquent stelde: “Everyone has a plan ’till they get punched in the mouth.”
Mijn complottheorie was mooi, maar langzamerhand werd het andere scenario plausibeler: de hele markt was voorgoed ingestort. Bij zo'n afschuwelijke val, zo ervoer ik, is het niet zozeer het verlies zelf dat ondraaglijk is, maar de onzekerheid. Je weet eenvoudigweg niet wanneer de val ophoudt.
Daarom kiest de onervaren belegger liever voor een negatieve zekerheid: verkopen op een slecht moment en dan maar een ampel maar nog net draaglijk verlies lijden. Een soortgelijk overlevingsinstinct nam ook mij in zijn bezit. Ik moest alles verkopen voor het niets meer waard was.
Maar voor ik dat deed, moest ik die vriend van K. te spreken krijgen, die, de winst van de afgelopen weken meerekenend, bijna 20.000 dollar van mijn geld beheerde. Gelukkig nam hij meteen op. “Ik geef geen advies”, zei hij. “Daartoe voel ik me niet bevoegd. Ik kan je alleen zeggen wat ik weet: als ik nooit aan panic selling zou hebben gedaan, had ik nu vier keer zo veel op mijn bankrekening staan. Dit is een klassieke shake-out: er wordt aan de boom geschud en wie hier niet hoort, valt eruit. Iedereen die nog een mooi kerstcadeau wil kopen, stapt eruit. Iedereen die bang is, stapt eruit.”
Het viel stil. “En wat doe jij?” Wat hij eigenlijk vroeg: wie ben jij? Ben jij een HODL’er, een krijger, of ben je een doorsneebangerik?
“Je hebt gelijk”, zei ik met gemaakt lage stem. “Gewoon blijven zitten.”
“Heel goed. Over een paar jaar lachen we erom.”
“Of we huilen.”
“Of we huilen”, beaamde hij.
Toen pas vond ik de sleutel tot innerlijke rust. Ik dacht aan mijn gesprekken met Nederlandse militairen in Mali, toen ik daar embedded was. Zij zeiden dat ze zichzelf voor elke uitzending inbeeldden dat ze dood waren. Alleen op die manier konden ze angstvrij en rationeel handelen. Ik visualiseerde dat ik al mijn ingelegde geld kwijt was, ik was rekt. Ogen dicht. Diep inademen.
Niets gebeurd
En op dat moment gebeurde iets wonderlijks. De val stokte. De paar dollars op mijn rekening die nog groen waren, bleven groen. En vlak daarna begonnen de koersen weer te stijgen. Ik zette opnieuw koffie en ik had weer 200 dollar. Toen het journaal over de grote cryptoval repte, gingen alle munten alweer steil omhoog. Nadat ik de aardappels had geschild, zat ik op 500. En 's avonds bij het eten waren vrijwel al mijn winsten weer terug. Het was alsof er niets was gebeurd.
De enigen die vandaag verlies hadden geleden, waren de mensen die hun intuïtie hadden gevolgd, die hadden verkocht. Dat was de les van vandaag: alle brave mensen die hun geld als reëel beschouwden, die het zich eigenlijk niet konden permitteren te verliezen, waren gestraft. En zij die tegen alle impulsen in op het laagste punt hadden ingekocht, de grote banken, de whales en de rijkeluizen, waren beloond. De cryptowereld is weliswaar voor iedereen toegankelijk, begreep ik nu, maar alleen degenen die zich de luxe kunnen veroorloven geld als speelgeld te beschouwen, zijn bestand tegen de wetteloosheid die er heerst.
En ik? Heeft deze historische dag mij veranderd?
Toch wel. Sindsdien kijk ik niet meer zo vaak naar de koersen. Ik geloof het wel. Ik heb de Red Webbing doorstaan, ik ben al eens uit de financiële dood opgestaan, mij kan niks meer gebeuren. Nog altijd geloof ik dat de behoefte aan digitale innovaties de komende jaren en decennia alleen maar zal stijgen en vrijwel alle cryptovoorspellingen sterken me in mijn overtuiging. (Crypto Bobby weet het echt heel zeker; in 2018 wordt hij multimiljonair.)
Maar ik heb een nieuwe tactiek. Over een paar jaar kijk ik wat mijn munten waard zijn, de dagelijkse koersen zal ik niet meer volgen. Die koersen zullen scherp stijgen, scherp dalen en uiteindelijk vermoedelijk weer omhoog gaan. Maar het dunne lijntje dat de koersen verbond aan mijn gemoed, is geknapt.
Op een van de eerste dagen van het nieuwe jaar zwaait ergens in Amsterdam de deur van een kledingzaak open. Mijn geliefde en ik komen binnen, schuifelen rond en leggen een paar fluwelen sandalen op de toonbank. We betalen met echt geld, dat knispert, dat muf ruikt, dat door duizenden handen is aangeraakt. Niemand die weet dat dit geld is geboren in de bubbel die voor even mijn leven was.