ColumnDe megastad
Het fenomeen ‘dictee’ is in Turkije onbekend
Metropolen bieden een groeiend deel van de wereldbevolking onderdak. Hoe houden de mensen het daar leefbaar? Correspondenten doen wekelijks verslag vanuit hun megastad. Deze week: Rob Vreeken in Turkije.
Een richtsnoer in mijn leven is ‘When in Rome, do as the Romans do’, een gezegde dat wordt toegeschreven aan Ambrosius, bisschop van Milaan van 374 tot 397. Waarom een kerkvader in Noord-Italië in de 4de eeuw na Christus Engels zou spreken weet ik niet, niettemin getuigen de woorden van praktische levenswijsheid. Vandaar dat ik als correspondent in Istanbul ben begonnen Turks te leren.
Tweemaal per week heb ik les van Ayça. Onder haar hoede gaat mijn Turks met sprongen vooruit. In het dagelijks leven heb ik daar in die zin profijt van, dat ik bij de bakker nu precies kan uitleggen wat ik wil. Met een zo inheems mogelijke gelaatsuitdrukking wijs ik naar het brood van mijn keuze en zeg: ‘Bu’. Dat wordt uitgesproken als ‘boe’ en betekent ‘die’.
Mocht dat geen indruk maken: Turks is een verdomd moeilijke taal. Het heeft een heel andere grammatica en zinsbouw dan het Nederlands. Zo wemelt het Turks van de achtervoegsels van vaak één lettergreep en soms zelfs één letter, die worden vastgemaakt aan een kernwoord, het ene achtervoegsel wordt aan het andere geplakt. Waar andere talen verschillende woorden gebruiken die goed te onderscheiden zijn, wordt in het Turks van alles aan elkaar geregen tot één onnavolgbare achtervoegselbrij.
Een bekend woordgrapje in Turkije is Çekoslovakyalı-laştıramadıklarımızdanmısınızet? Dat betekent zo ongeveer ‘Behoort u tot degenen die wij niet Tsjecho-Slowaaks hebben weten te maken?’ De vergelijking met ‘Hottentottententententoonstellingenfeestcommissie’ gaat niet op. Daarin zijn zomaar wat zelfstandige naamwoorden aan elkaar gelijmd, terwijl het Turkse woord grammaticaal betekenisvoller is, met werkwoordvervoegingen en al.
Het werkwoord met al die achtervoegsels staat altijd helemaal aan het eind van de zin. Dat heeft tot gevolg dat pas dan duidelijk wordt wat de spreker wil zeggen. “Tolken die bij staatsbezoeken president Erdogan simultaan moeten vertalen, zijn daarom niet te benijden”, zegt Marc Guillet, oud-correspondent in Istanbul.
Hij heeft, na dertien jaar Turkije, ook een prettige boodschap voor wie Turks wil leren: de uitspraak is supereenvoudig. Het is een volstrekt fonetische taal. Woorden worden uitgesproken zoals ze worden geschreven, en andersom. Dit dankzij vader des vaderlands Atatürk, die in 1928 het Arabisch schrift verving door het Latijnse alfabet. Gevolg daarvan is ook dat het fenomeen ‘dictee’ in Turkije onbekend is. Guillet: “Je kunt in het Turks geen fouten maken.”
Ook daarom heeft mijn docent Ayça dus alle reden supertrots op mij te zijn. Als tegenprestatie leer ik haar nu Nederlands. Elke week lezen we een verhaaltje uit Jip en Janneke (het origineel, niet de vertaling Jip ile Janneke). Dat gaat zo goed dat we spoedig verder kunnen in Wiplala.
Marc Guillet is onlangs teruggekeerd naar de Lage Landen, hij woont nu in Gent. “Ik wilde niet met pensioen in een land waar ik de taal niet vloeiend spreek”, zegt hij. “Want ja, mijn harde schijf zit vol. Ik ben al 68!”
O.
O jee.
Ik ben ook 68.