Woensdag 22/03/2023

Het eeuwige GEWELD van jonge mannen

'American Psycho' van Bret Easton Ellis sloeg 25 jaar geleden in als een bom. Heeft het verhaal over seriemoordenaar Bateman vandaag nog zeggingskracht? Schrijver Jamal Ouariachi, fan van het eerste uur, duikt opnieuw in het boek.

Bret Easton Ellis heeft tegenwoordig een podcast. Daarin voert de Amerikaanse schrijver van de schandaalroman American Psycho (1991) lange gesprekken met gasten uit de wereld van de literatuur, muziek en vooral film. Heel wat klinkende namen zijn al langsgeweest: Kanye West, Matthew Weiner, Molly Ringwald, Mark Danielewski en Quentin Tarantino, om slechts een handjevol voorbeelden te noemen.

Elke aflevering begint met een ongeveer vijftien minuten durend voorgelezen essay van Ellis. Nogal reactionaire stukken, vaak, waarin hij afrekent met vertegenwoordigsters van de derde feministische golf, zelfverklaarde discriminatieslachtoffers, helikopterouders, safe spaces op universiteiten, en alles wat verder maar naar politieke correctheid zweemt.

Hij zegt soms zinnige dingen, maar dat gebeurt steevast op het sarcastische, aftroevende toontje dat we zo goed kennen van Populistisch Rechts, van schreeuwers op Twitter en Facebook, van Boze Witte Mannen. Dat stelt nogal teleur, van de schrijver die ooit ultiem cool was door zijn ongrijpbaarheid.

Om te begrijpen waar die haat tegen politieke correctheid vandaan komt, moeten we terug in de tijd. Het is dit jaar vijfentwintig jaar geleden dat American Psycho verscheen. Nog vóór de publicatie destijds hekelden journalisten de martel- en moordpraktijken waar het boek vol mee zou staan. Uitgever Simon & Schuster besloot zich terug te trekken - een daad van nog altijd onbegrijpelijk laf opportunisme. Sonny Mehta van Vintage durfde het wél aan: die was wel wat gewend na de Rushdie-affaire, die een kleine twee jaar eerder begonnen was. De National Organization for Women riep op tot een boycot en toen American Psycho dan eindelijk verscheen, werd Bret Easton Ellis overspoeld door haatmail en doodsbedreigingen.

Vanwaar alle ophef?

American Psycho speelt zich af in de wereld van Wall Street in de jaren 80: snelle jongens die uitzinnig veel geld verdienen en van gekkigheid niet weten hoe ze het moeten uitgeven. Hun gesprekken gaan vrijwel uitsluitend over het reserveren van een tafel in de hipste restaurants van de stad, over het scoren van coke in populaire nachtclubs, over de duurste merkkleding en hoe je die dient te dragen, over schoonheidssalons, elektronica, visitekaartjes.

Status, uiterlijk, geld: dat zijn de grote obsessies van die mannen en hoofdpersonage Patrick Bateman is een van hen. Hij is een zevenentwintigjarige zakenbankier die een dubbelleven leidt als seriemoordenaar. Prostituees, scharrels opgepikt in de disco, ex-vriendinnen, collega's die belangrijker accounts beheren dan hij, zwervers in de verpauperde straten van Manhattan: Bateman martelt ze, vermoordt ze, snijdt ze aan stukken - waarbij overigens door het hele boek heen de mogelijkheid openblijft dat dit alles zich slechts in zijn verbeelding afspeelt. Niet voor niets komt hij overal mee weg.

American Psycho is een bij vlagen hilarische schets van een milieu en een tijdperk, en tevens een gedetailleerd antropologisch onderzoek naar spirituele en intellectuele leegte. Maar ondanks de humor is het een verschrikkelijk boek om te lezen vanwege al dat extreme geweld. Moet het daarom verboden worden? Absoluut niet. Is Ellis een vrouwenhater? Nee, want hij is niet Patrick Bateman. Maar Ellis heeft dat soort kritiek maar al te vaak over zich heen gekregen. Begrijpelijk dat de schrijver zoveel jaar na dato nog altijd bijna getraumatiseerd reageert op elke uiting van politiek correcte kortzichtigheid.

Ontsnappingsclausules

Zelf las ik het boek voor het eerst in 1998. De internetbubbel dijde in die dagen gestaag uit. Negentien jaar oud was ik, toen ik kwam te werken bij een hip internetbedrijf. Er heerste een euforisch pioniersgevoel. Er waren uitzinnige feesten, vochtig van champagne, xtc-zweet en sappen die bij orgiën vrijkomen. Het geld kon niet op. Toen iemand me American Psycho aanraadde, bleek het boek legitimering en spiegel ineen. Want in alle eerlijkheid: het had absoluut iets aantrekkelijks, dat snellejongensleven. Maar je moest het met de nodige ironie benaderen. Ironisch coke snuiven, zal ik maar zeggen.

Ook op een ander vlak bleek het boek invloed uit te oefenen: mijn onhandige romanpogingen uit die dagen vertonen onmiskenbaar een pijnlijke Bret Easton Ellis-besmetting.

Het is nauwelijks een verdediging, maar toch: ik ben niet de enige. Al sinds zijn vroegste werken (Less than Zero uit 1985 en The Rules of Attraction uit 1987) heeft Ellis een enorme invloed gehad, ook in het Nederlandse taalgebied. De doorbraakroman van wijlen Joost Zwagerman, Gimmick!, was een schaamteloze Ellis-rip-off. Het werk van Herman Brusselmans vertoont sterke verwantschap met dat van zijn Amerikaanse generatiegenoot. Robert Vuijsje heeft Ellis weleens "mijn grote held" genoemd, en meer in het algemeen krijg je nogal eens de indruk dat zo'n beetje de helft van alle debuutromans op de Ellis-leest geschoeid is: Jongeren in de Grote Stad die Drugs Gebruiken en Wezenloze Seks hebben, en dat dan genoteerd in zombie-achtig proza, steevast in de eerste persoon enkelvoud, onvoltooid tegenwoordige tijd.

Ja, ik was een periode 'in Bret', en na American Psycho heb ik me nog met verbeten vastberadenheid door de geestdodende hel van Glamorama (1998) heen geworsteld, en ook door het ultraflauwe Lunar Park (2005). Maar bij Imperial Bedrooms (2010) heb ik het na een pagina of vijftig opgegeven. De smaak was er definitief af.

Goede boeken gaan over moraal. Slechte boeken zijn moralistisch. Nu ik American Psycho voor het eerst in lange tijd herlees, weet ik niet precies tot welke categorie ik het boek moet rekenen. De satire ligt er wel heel dik bovenop, maar gek genoeg is de 'boodschap' die het boek zo nadrukkelijk probeert over te brengen, eigenlijk nog te zwak. Door het verhaal te situeren in de voor de hand liggend immorele wereld van Wall Street-mannen, biedt Ellis de lezer een ontsnappingsclausule. Het gaat niet over jou, het gaat over hén. En een tweede ontsnappingsclausule: die Wall Street-lui zijn wel immoreel en leeg, maar alleen Patrick Bateman is de psychopaat.

Sinds de bankencrisis van 2008 weten we dat de financiële sector uitpuilt van de psychopaten. Maar ook de eerste ontsnappingsclausule gaat niet op: egoïsme, narcisme en morele leegte beperken zich niet tot Wall Street: het zijn zo'n beetje de wezenskenmerken geworden van de doorgeliberaliseerde West-Europese samenleving. De obsessie met merken is volksziekte nummer 1. 'Je suis Charlie' is een marketingspreuk vermomd als morele stellingname. Dichter komen we bij de waarheid als iedereen 'Je suis Patrick Bateman' zou durven roepen.

Je hoeft maar een blik op Twitter te werpen om vast te stellen dat er in veel mensen een minipsychopaat huist. De werkelijkheid heeft glansrijk de fictie overtroffen.

Steriele kunst

Heeft American Psycho dan al zijn zeggingskracht verloren? Wel als je meegaat in de visie van Bret Easton Ellis zelf. Wie zijn reactionaire podcastpraatjes beluistert, ontkomt niet aan de conclusie dat geweld voor Ellis niets meer is dan een esthetisch decorstuk binnen een literair kunstwerk. Geweld verontrustend vinden, getuigt van belachelijke politieke correctheid.

Er klopt iets niet aan die kunstopvatting en dat komt het scherpst naar voren in de podcast waarin Ellis met filmmaker Quentin Tarantino in gesprek gaat. De twee zijn generatiegenoten en dat zie je aan hun werk: dialogen spelen daarin een prominente rol en worden gekenmerkt door een hoog ouwehoergehalte. Hun personages zijn vaak moreel verknipt en ronduit nihilistisch. Misdaad is alomtegenwoordig en er wordt gretig gestrooid met verwijzingen naar de populaire cultuur (in American Psycho, uit 1991, wordt Madonna regelmatig geciteerd, in Tarantino's Reservoir Dogs, uit 1992, draait een lange dialoog om de ware betekenis van Madonna's 'Like a Virgin'). De seks is vaak vreugdeloos als niet volkomen afgrijselijk, en zo'n beetje iedereen is permanent aan de drank, de drugs, de pijnstillers of de slaapmiddelen.

En in alle eerlijkheid: allebei zijn ze al lange tijd over hun hoogtepunt heen. Elke keer dat ik een nieuwe Ellis opensla of een nieuwe Tarantino zie (en met beide activiteiten ben ik al jaren geleden gestopt), moet ik vaststellen: dit ken ik al.

Waar de twee elkaar echt vinden, is in het representeren van geweld, namelijk op extreem gedetailleerde en gestileerde wijze, vaak met de nodige humor. Ook Tarantino heeft daar, al vanaf zijn eerste films, veel kritiek op gekregen. Stompzinnige kritiek, vaak, inderdaad geuit door de politiek correcten, die zulk geweld niet alleen afkeuren maar ook proberen te verbieden. Op YouTube is een filmpje te zien waarin Tarantino door het lint gaat als de zoveelste interviewer hem naar het geweld in zijn werk vraagt (zoek op: 'Tarantino losing it').

Het probleem is dat Ellis en Tarantino in hun reactie op die kritiek zijn doorgeslagen naar een kunstopvatting waarin geweld volkomen betekenisloos is. Geweld is niets anders dan een artistieke ingreep. En volgens mij maakt dat hun latere werken zo onuitstaanbaar oninteressant.

Kunst wordt steriel van zulke opvattingen.

Bovendien is het inconsequent. Ellis en Tarantino lijken het prima te vinden als je een traantje wegpinkt bij een ontroerende scène, of lacht om een grap, of opgetogen bent als de geliefden 'elkaar krijgen'. Die emoties zijn allemaal toegestaan. Maar verontrust raken of walging vertonen als er geweld in beeld of op de pagina gebracht wordt? Dat mag niet.

Hypocriet, want de heren weten donders goed dat geweld mensen beroert, anders zouden ze het niet zo veelvuldig en uitgebreid gebruiken in hun werk. En toch, als je als lezer of kijker dan afkeurend reageert, zou dat politiek correct slachtoffergedrag zijn?

Onzin. Het doet mij denken aan die hedendaagse discussies over de vrijheid van meningsuiting: je moet alles kunnen zeggen, vinden sommigen, en beledigen is een recht. Maar beledigingen ontlenen hun kracht juist aan het feit dat ze grensoverschrijdend zijn. De belediging kan niet bestaan zonder de begrenzing. Wie de grenzen overschrijdt, moet niet gaan piepen als daar vervolgens commentaar op komt. Wie zichzelf en zijn werk serieus neemt, accepteert de consequenties ervan.

Beste moslim

Juist als je het geweld in American Psycho serieus neemt, ontstaat er ruimte voor manieren van lezen waardoor het boek ook in onze tijd overeind blijft. Manier van lezen die géén ontsnappingsclausules bieden.

Als je het geweld bijvoorbeeld beschouwt als het eeuwige geweld van jonge mannen - geweld dat met elke volgende generatie een nieuwe gedaante aanneemt - dan krijgt het een veel tijdlozer karakter. Dan kan het bijvoorbeeld een spiegel zijn van het geweld waar we momenteel het indringendst mee geconfronteerd worden: dat van IS. En verdomd, als je het model van American Psycho over de wereld van IS schuift, blijkt het bijzonder goed te passen.

Er is de uiterlijke uniformiteit: waar de Wall Street-jongens allemaal in pak gekleed gaan en hun haar strak naar achteren kammen, daar hullen de IS'ers zich graag in een soort zwarte ninja-outfits, en als ze geen bivakmuts dragen, komt de onvermijdelijke fundamentalistenbaard tevoorschijn.

Net als de slachtpartijen van Patrick Bateman hebben die van IS een sadistisch, ja, psychopathisch karakter, en dan heb ik het niet eens zozeer over de onthoofdingen, maar bijvoorbeeld over de martelingen waarbij slachtoffers in brand worden gestoken, alles glamoureus gefilmd, zoals ook het denken van Patrick Bateman doordrenkt is van filmisch bewustzijn.

Bateman en zijn vrienden wijzen elkaar voortdurend op kledingetiquette, met adviezen als: 'Als er te veel van het vest zichtbaar is, lijkt het pak te krap, te nauw en dat moet je niet hebben.' Een typisch trekje van fundamentalisten is dat ze elkaar en anderen óók voortdurend op gedragsregels wijzen en wedstrijdjes doen wie de beste moslim is.

Zo beschouwd is Patrick Batemans agressie nu eenmaal wat er ontstaat als jonge mannen samen een groep vormen: ze dwingen elkaar tot conformisme en binnen dat conformisme troeven ze elkaar af, in uitzonderlijkheid en in gewelddadigheid.

Dit is natuurlijk maar één mogelijke hedendaagse lezing van American Psycho, maar het is er wel een waarin het geweld een betekenisvolle rol krijgt. Het geweld kan dan reden zijn om als lezer woedend te worden, om je afschuw te tonen. Niet als een verontwaardigde feminist die niet kan lezen, maar als iemand die weigert in literatuur louter entertainment te zien.

Het werk is, kortom, slimmer dan de auteur. Want terwijl Ellis volhardt in een betekenisloze esthetica, blijkt American Psycho - ondanks alle gebreken - een indringend en fascinerend literair kunstwerk te zijn dat, eenmaal gelezen, voorgoed in je hoofd blijft rondspoken en telkens nieuwe betekenissen prijsgeeft.

Bret Easton Ellis, American Psycho, verschijnt morgen opnieuw in vertaling bij Ambo Anthos, vertaald door Balt Lenders.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234