Vijf vragenGerlant van Berlaer
‘Het blijft de moeite om te vechten voor Djalali’
De Iraanse rampenarts Ahmadreza Djalali zit maandag exact vijf jaar opgesloten in zijn thuisland. Zijn collega en goede vriend Gerlant van Berlaer (UZ Brussel) hoopte eerst tevergeefs dat het om een snel op te lossen misvatting ging.
Weten we hoe het is met mijnheer Djalali’s gezondheid na het vier maanden lange verblijf in de isoleercel?
“Neen, we weten al een tijdje niets meer. Er zijn natuurlijk al lang dezelfde klachten, zoals het schrikbarende gewichtsverlies na een aantal hongerstakingen en een dorststaking. Er is in 2018 ook een bloedafname geweest na de operatie van een liesbreuk. Via zijn vrouw hebben we toen gehoord dat er iets mis was met zijn witte bloedcellen. Dan denkt de arts in mij direct aan leukemie. Maar eigenlijk werd dat nooit opgevolgd.
“Het toont hoe de lokale autoriteiten niet inzitten met zijn gezondheid. Anderzijds werd Djalali ter dood veroordeeld en leeft hij na vijf jaar nog. Dat toont hoe hij bij leven belangrijker is voor het regime. Al is het voor ons ook een beetje een wonder dat hij nog leeft. De vraag is: hoelang nog?”
Wat is er nog realistisch?
“Het is zeker niet zo dat alle hoop verloren is. Het is niet ondenkbaar dat hij weer gezond kan worden als hij vrijkomt. Dat kunnen we zeggen op basis van de verhalen van mensen die ook vastzaten in de Evin-gevangenis waar Djalali vastzit en na lange tijd toch vrijgekomen zijn. Het blijft dus zeker de moeite om te vechten.”
U hebt duidelijk nog hoop.
“Ja, omdat het moet. Ik dacht vijf jaar geleden dat het proces wel snel zou aantonen dat Djalali onterecht beschuldigd werd. Achteraf gezien is dat een naïeve kijk op de zaak vanuit een westerse democratie. Intussen is duidelijk dat de rechterlijke autoriteiten in Iran hun gat vegen aan alle internationale rechtsregels – ik kan het niet anders zeggen.”
Kan u dat uitleggen?
“Na vijf jaar opsluiting moeten we intussen een kat een kat noemen. Iran sluit bewust mensen op met een dubbele nationaliteit of met nauwe banden met het Westen. Niet omdat ze iets misdeden, wel om ze als pasmunt te gebruiken om bijvoorbeeld eigen spionnen vrij te krijgen. In de zaak-Djalali vraagt Iran de uitwisseling van Assadollah Assadi, de diplomaat die in 2018 een aanslag beraamde in Parijs en hier veroordeeld werd.
“In het verleden zijn er al landen gezwicht voor die druk. De vraag is of we dat moeten blijven doen. Want zolang we mensen uitwisselen, zal Iran zijn strategie aanhouden. Dat is het politiek-strategische spel waar Djalali midden in zit. Ik begrijp dat we niet zomaar kunnen zwichten voor zulke bedenkelijke strategieën. Maar ik wil mijn collega wel vrij.”
Wat zou er nog moeten gebeuren volgens u?
“Het is belangrijk om Djalali’s dossier in elk contact met Iran boven te halen. We weten dat het regime dat heel vervelend vindt. Ook is de geopolitieke situatie door de verkiezing van Amerikaans president Joe Biden wel wat veranderd. In juni zijn er verkiezingen in Iran. De huidige regering wil daar kunnen voorleggen dat de economische sancties tegen het land opgeheven worden en onderhandelt daar nu over. Tijdens die onderhandelingen moet de zaak-Djalali op tafel komen. Om die reden hebben we alle Amerikaanse en Europese politici en diplomaten op de hoogte gebracht van zijn zaak. Wees maar zeker dat ze Djalali kennen.”