Hemelpostaan Hugo Camps
Guy Verhofstadt wuift Hugo Camps uit: ‘Ik leerde je vrezen als hoofdredacteur’
In Hemelpost zeggen we vaarwel aan hen die in 2022 zijn komen te gaan. Guy Verhofstadt, ex-premier, schrijft een brief aan Hugo Camps, de schrijver en columnist die op 29 oktober overleed. Hij werd 79 jaar.
Mijn beste Hugo,
We hebben nooit echt afscheid genomen. Dat zou niet bij je gepast hebben. Te dichtbij. Maar een briefje als dit is gepaster: jij leefde in taal, het was zowel jouw schild als jouw aanraking. Het zal onze manier blijven om naar jou terug te grijpen.
Die taal van jou is vaak als ‘barok’ omschreven maar dat weet ik nog zo niet. Ik zou ze eerder ‘deconstructivistisch’ willen noemen: het met elkaar verbinden van woorden, adjectieven en substantieven die op het eerste gezicht absoluut geen uitstaans hebben met elkaar, maar die door ze te linken nieuwe beelden oproepen, waarbij de lezer regelmatig tegenvoets wordt genomen. ‘De hel van de nutteloosheid’. ‘De ruïne van het leven’. Zo zoekend en onzeker, vastheid vindend in de meest extreme of controversiële combinatie van begrippen – zo wierp je een andere blik op de werkelijkheid, om die in de volgende paragraaf misschien alweer te verstoren of vernietigen. Onnavolgbaar.
Geen wonder dat het leven als politiek journalist je niet lag − journalist in de letterlijke zin van het woord: iemand die in een krant of op radio of tv min of meer trouw verslag uitbrengt over waargebeurde feiten. Dat was je te eng. Met plezier paste je de werkelijkheid aan om ze interessanter te maken, met meer drama en meer diepgang, tot ze in je taal paste.
Ik leerde je kennen − zoals zovelen in de Wetstraat: vrezen − als hoofdredacteur van Het Belang van Limburg, toen je interviews met de politieke coryfeeën van die tijd furore maakten. Steevast haalden ze op maandag de headlines van het ochtendjournaal. ‘Bom in de Wetstraat’. ‘Meerderheid spat uiteen’. ‘Regering wankelt’. Om dan een uur later door de betrokken politicus plomp te worden tegengesproken. Niet toevallig gebeurde dat telkens met CVP-politici. Het Belang en jij, dat sloeg destijds natuurlijk als een tang op een varken. De krant was katholiek, provincialistisch, verzuild, onderdanig. Alles waar je lak aan had.
Echt Camps werd je pas in Nederland, bij Elsevier, via ruim uitgesponnen interviews die altijd stukken beter en emotioneler lazen dan wat de ondervraagde er zelf van gebakken had. Niet zelden werd de geïnterviewde alzo de spreekbuis van jouw twijfels, van jouw emoties. Als je als geïnterviewde je eigen interview achteraf las, dacht je: zo heb ik het misschien niet gezegd, maar zo heb ik het wel bedoeld. Metaforen en woorden werden je in de mond gelegd, die achteraf deel van je eigen woordenschat zouden worden.
Het spiegelbeeld van die interviews waren columns waarin niet zelden de duivel in jou losbrak. Soms hamerstuk, soms schotschrift, soms pure poëzie, soms geschreven in de overdadige stijl van een wagneriaanse opera. Altijd kort. Gebald. Gestuikt. En met hoe minder woorden je dat deed, des te beter was je.
Zo was je ook zelf. Getormenteerd, gekweld door de kwaadaardige trekken van de mensheid, het verval van het idealisme en het ineenschrompelen van visies en van werelden. Zowel je interviews als je columns waren tegengif tegen het tijdperk waarin je leefde.
Maar ik leerde ook de trotse man kennen. Die wil ik me blijven herinneren, de fiere man die, hoewel de pleinvrees van het leven hem nooit verliet, het nooit opgaf om de kleinheid van het mens-zijn, zijn kleinheid ook te proberen overwinnen.
Rust zacht.
(‘Hemelpost’, naar een idee van HP/De Tijd)