ReportageGraffiti
Graffiti-diehards: ‘Toen bleek dat er geld mee te verdienen was, werd alles streetart’
Galeries krijgen er niet genoeg van, maar op straat is graffiti op zijn retour: uit de criminaliteitsstatistieken blijkt al tien jaar een gestage daling. Maar de echt overtuigde graffiteurs blijven volharden. ‘Het gaat er niet om om voorbijgangers te plezieren.’
‘Clear!”, roept Martin. En dan: “Go, go, go!” Een arbeider van een aanpalende fabriek die hen in het gezichtsveld had, is verdwenen. Op het signaal van Martin spurten drie andere leden van CTS omhoog langs de ijzeren noodtrap die naar de eerste verdieping van een verlaten fabrieksgebouw leidt.
Martin, Greed, Ynock en Oresto zijn hun artiestennamen. Hun echte namen willen de leden van CTS niet in de krant. Er staan fikse geldboetes op graffiti, door de politie gedefinieerd als het aanbrengen van opschriften en tekeningen op (on)roerende goederen zonder toestemming van de eigenaar.
De vier zijn dertigers, met allemaal een job in de kunstsector. Toch is voor hen het illegale karakter van graffiti essentieel aan wat ze doen op straat. “Dat geeft de adrenaline, dat geeft de kick”, zegt Martin.
De fabriek waar ze gaan writen, bungelt tussen legaliteit en illegaliteit. Er is weliswaar geen toestemming van de eigenaar om de muren te beschilderen, maar allicht zou de politie hen niet meteen beboeten als ze hen zouden betrappen. “Op een verlaten plek als deze vragen ze meestal gewoon om weg te gaan”, zegt Martin.
De fabriek langs het kanaal in de zuidrand van Brussel werd ongeveer een jaar geleden ontdekt door Jer, ook een lid van CTS. Toen Jer er met de fiets – naast een rugzak vol spuitbussen het belangrijkste werkmiddel voor de graffiteurs – voorbijreed, had hij gezien dat de camera aan de buitenmuur niet meer werkte. Hij ging er opnieuw kijken, maar zag geen beweging in het pand. Toen hij op een dag over het twee meter hoge hek klauterde, vond hij een verlaten gebouw met maagdelijk onbeschreven muren.
De vondst van zo’n verlaten fabriek, onontgonnen door andere crews, is een zeldzaamheid. “Die perfecte muren, het was een cadeau”, zegt Martin. Sindsdien gaan ze er bijna iedere week heen.
CTS zijn drie letters die zouden kunnen staan voor ‘Club Top Secret’, ‘Crame Ta Street’ of ‘Carrément Trop Sexy’ zoals de leden zich vroeger wel eens omschreven. “Maar eigenlijk zijn het drie letters zonder verdere betekenis”, zegt Martin. “Het is onze naam, die we drukken op de stad.”
Graffiti ontstond in de jaren 1970 in New York waar leden van jongerenbendes hun territorium afbakenden met viltstiften en spuitbussen. In de jaren 80 sloeg de trend over naar Europa – de bekendste graffiti zijn die op de Berlijnse Muur – en kende een hoogtepunt in de jaren 90 toen veel jongeren thuis hun tag – een gestileerde handtekening, de meest basale vorm van graffitikunst – oefenden met spuitbussen uit de Brico.
“In het begin gebruikten jongeren allemaal dezelfde spuitbussen uit de doe-het-zelfzaak”, zegt Arno Arnouts (57), graffitikenner en jeugdwerker in Antwerpen. “Er werd wat geëxperimenteerd door met naalden het gaatje van de spuitkap groter te maken. Een andere techniek was om de dopjes van deobussen te gebruiken die ze in de supermarkt gingen pikken.”
Omdat graffiti zo populair werden, volgde de markt. Inmiddels zijn er speciaalzaken waar spuitbussen in 160 kleuren verkocht worden. Er zijn skinnycaps en fatcaps; spuitbussen voor de straat en voor doek waar minder druk op zit. De Xl-spuitbussen zijn dan weer ideaal voor treinen, sinds jaar en dag het summum voor een writer.
Ook galeries begonnen interesse te tonen. Nadat Banksy in 2002 in Londen zijn populaire stencilwerken Girl With Balloon maakte, werden graffiti steeds vaker streetart genoemd en kregen ze een plek in het legale circuit. De Londense kunstenaar speelt overigens zelf graag met het feit dat zijn werk kunst geworden is: denk aan het schilderij dat tijdens een veiling zichzelf versnipperde.
Vandaag is graffiti op straat op zijn retour. Uit de criminaliteitsstatistieken van de federale politie blijkt al tien jaar een gestage terugval. In 2011 werden er 5.126 pv’s opgesteld, sindsdien worden dat er steeds minder. In 2020 registreerden de politiediensten nog maar 2.424 feiten inzake graffiti, minder dan de helft van in 2011.
Een sluitende verklaring daarvoor is er niet. De daling is voor een stuk toe te schrijven aan International Crime Drop, de wereldwijde vaststelling dat de criminaliteit lijkt af te nemen. “Voorts is er meer camerabewaking en zitten jongeren vaker aan hun scherm gekluisterd. Allicht speelt ook de inzet van legale graffiti een rol”, zegt Jana Verdegem, woordvoerder van de federale politie.
Ook Arno Arnouts zag de afgelopen jaren in Antwerpen hoe er steeds minder getagd wordt. “Een deel van de Antwerpse writers die in de jaren 90 heel actief waren, zijn met pensioen”, zegt de jeugdwerker. “Ze zijn eruit gegroeid: die gasten hebben een job, een huis en kinderen die hun aandacht vragen. Een ander deel is in het legale circuit beland en heeft mee de overstap gemaakt naar kunst.”
Niet alleen Banksy is een poulain geworden van kunstliefhebbers. Ook de bekendste Brusselse straatkunstenaar Bonom, die ’s nachts gigantische muurschilderingen liet verschijnen op grauwe gevels van de stad, werkt vandaag voornamelijk in opdracht. Nadat hij betrapt werd en de magie rond zijn persoon verdween, dook hij in 2018 onder zijn echte naam Vincent Glowinski zonder masker op in het galeriecircuit.
OPZETTELIJK LELIJK
Arno Arnouts heeft die verandering van dichtbij meegemaakt. “Binnen de graffitiwereld zijn er twee stromingen, die steeds verder uiteengroeien. Er zijn de graffitispuiters die volledig legaal werken op muren waar ze hun kunstwerken mogen zetten. Daarnaast heb je de graffitispuiters die niets moeten weten van dat legale circuit. Zij houden vast aan de oorsprong van graffiti in de Verenigde Staten. Deze taggers zijn meestal actief op treinen of plaatsen opzettelijk iets lelijks om zich af te zetten tegen heel de kunststroming.”
In 2002 startte Arnouts samen met acteur Matthias Schoenaerts in Antwerpen ‘Meeting of Styles’, waar internationale crews werden uitgenodigd om op het Muntplein te komen writen. “Als jeugdwerker ben ik met kunst bezig en met preventie. Ik heb altijd geprobeerd om me ver weg te houden van illegale graffiti”, zegt Arnouts. “Uiteraard kan ik ook wel genieten van een trein van Nawas (bekende Antwerpse groep graffiteurs, red.). Hun werk bevat veel humor. Het is goed geschilderd, ik heb daar waardering voor, maar ik wil zelf wel buiten het illegale circuit blijven.”
Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. “Als je zo’n jam doet, is het belangrijk om er ook gasten bij te betrekken die ook durven illegaal te spuiten”, zegt de jeugdwerker. “Als je hen uitsluit, komen ze ’s nachts alles overspuiten.”
Het Muntplein – in Antwerpen jarenlang een ontmoetingsplaats voor writers – is vandaag een parkje met chique terrassen waar geen tag meer te bespeuren valt. “In Antwerpen zijn er steeds minder verborgen hoekjes. Ook de Zomerfabriek waar wij nog zitten, zal worden ontwikkeld. Over enkele jaren komen er dure appartementen, en dan zal het ook gedaan zijn met Meeting of Styles”, zegt Yvon Tordoir (36), aka Aerosol Kings, die sinds 2014 het graffitifestival verder uitbouwde. “Er zijn simpelweg geen goede locaties meer in Antwerpen.”
“Dat hangt samen met de brokenwindowstheorie”, zegt Arno Arnouts. “Als er iets op de muur staat, komt er snel iets bij. Maar ook de coatings die tegenwoordig overal worden opgesmeerd, maken taggen minder interessant. Als iets makkelijker verwijderd kan worden, werkt dat ontmoedigend.”
Volgens Martin van CTS is er een groot verschil tussen Brussel en andere steden. “In Antwerpen en Gent is meer stadsontwikkeling. Alles is netter, cleaner. Dat trekt minder aan”, zegt hij. Zelf kan Martin moeilijk voorbij een beschreven muur zonder er ook iets achter te laten. “Maar ik overschrijf enkel andere tags met grotere pieces. Wie meer risico neemt, heeft meer recht op de muur.”
CTS hanteert nog andere regels: er worden geen monumenten of kerken beschilderd. Een nieuwe camionette laten ze altijd rijden. Soms werken ze samen aan een groter werk, maar net zo goed doen ze dat apart. In de fabriek werken Martin, Greed, Ynock en Oresto elk aan hun eigen muur, af en toe een blik werpend op het werk van de anderen. En wordt er nog een blikje bier opengetrokken.
“Nice degradée”, zegt Greed als hij voorbij de muur van Ynock wandelt.
Voor wie doen ze het eigenlijk, die muren beschilderen? “De fabriek is iets speciaals”, zegt Martin. “Ons grote doel is om alles vol te zetten en hier dan met onze vrienden een raveparty te organiseren.”
Voorlopig zijn hun vorderingen alleen te zien op hun Instagram-pagina Qui Fait Quoi. Op de pagina is ook ander werk te zien: in de stad, langs het kanaal en op treinen. “Het gaat er niet om om voorbijgangers te plezieren”, zegt Martin. “Ik doe het vooral om aan andere graffiteurs te tonen dat ik daar geweest ben. Zij zien ook de complexiteit van het werk.”
Voor een leek zijn het vooral moeilijk leesbare letters, maar het vraagt jaren oefening voor je die goed kunt zetten, en rechte lijnen kunt trekken die mooi in elkaar overvloeien. Op de muur legt Martin eerst een witte onderlaag om het fluogroen beter te doen uitkomen. De omranding komt op het einde. Als die klaar is, worden kleine oneffenheden bijgewerkt.
In Antwerpen mogen er dan wel minder tags te zien zijn, het graffitifestival Meeting of Styles is wel nog springlevend. Deze zomer nodigt Yvon Tordoir weer honderd artiesten uit om in Berchem muren te beschilderen.“We hebben elk jaar een veelvoud aan kandidaten”, zegt Tordoir. “Er zijn ook altijd taggers die komen zagen dat zij geen kansen krijgen. Mijn antwoord is simpel: waarom zou ik een muur en materiaal geven als je niets representatiefs kunt neerzetten? Mijn generatie heeft jarenlang geknokt om dingen te maken die gezien mogen worden. Dat is voor mij altijd de insteek geweest voor mijn werk.”
In de zomer van 2019 werden er na de Meeting of Styles zestig herenhuizen in de wijk Zurenborg beklad. Voor de organisatie was dat een slag in het gezicht. “Het was echt grof”, zegt Tordoir. “Ook voordeuren en ramen werden beklad. En de politie vond een spuitbus van ons waardoor de link snel werd gelegd. Gelukkig kon ik toen uitleggen dat zo’n spuitbus snel meegenomen is. Want uiteraard willen wij niet met zo’n gedrag geassocieerd worden. Dat is alles waar wij niet voor staan.”
De rekening voor het verwijderen en de boetes kunnen oplopen tot tienduizenden euro’s. “Ik ben zelf altijd op miraculeuze wijze de dans ontsprongen”, zegt Yvon Tordoir die jaren geleden ook zijn carrière als tagger begon. “Het geheim is om staalhard te blijven ontkennen. In mijn geval was dat moeilijk: ik was op heterdaad betrapt en er waren camerabeelden, maar ik ben blijven volhouden dat het iemand anders was. En met succes.”
ADRENALINE
Ook Martin, de Brusselse graffiteur van CTS, liep al tegen de lamp toen hij als tiener aan het taggen was op de toiletten van een festival. “Dom natuurlijk. Ik heb toen twee weken een werkstraf gedaan.”
Intussen drukt hij al twintig jaar zijn stempel op de straat. Hij begon in Frankrijk waar hij als veertienjarige woonde. “Ik zag er graffiti onder bruggen. Dat fascineerde me”, zegt hij. “Ik begreep niet goed waarom mensen het deden, maar het intrigeerde mij dat ze het risico namen.”
Soms zet hij tien tags per dag, soms één per week. In de loop van de jaren moeten het er meer dan duizend zijn. Dat doet hij uit de losse pols, maar voor zijn groter werk, zoals in de fabriek in Brussel, heeft hij een schets gemaakt. “Ik hou van de adrenaline van taggen, maar het is ook heerlijk om een grotere muur te maken. Ik kan echt genieten van de rust in deze fabriek of een muur langs het kanaal.”
Voor de jongens van CTS is het ook camaraderie. Ze vertrekken samen op de fiets, halen wat blikjes bier voor onderweg. “Het is niet zo heel anders dan modeltreintjes bouwen onder vrienden. We amuseren ons.”
Hun stijl is geëvolueerd, maar de leden van CTS gebruiken bijna uitsluitend letters in hun werk. “Ik vermijd het figuratieve”, zegt Martin. “In mijn ogen start daar de streetart. Dat zijn eerder personages, en verhalen.”
De letters, het writen, is ook hoe het allemaal begon in New York, waar de bendes hun naam gingen schrijven en waar graffiti in eerste instantie een communicatiemiddel waren. “Een echte graffiteur is in mijn ogen altijd een tagger. Alles begint bij zo’n handtekening.”
“Ik mag het als jeugdwerker eigenlijk niet zeggen”, zegt Arno Arnouts. “Maar taggen is de beste leerschool voor een graffiti-artist. Je leert snel met een spuitbus omgaan.”
De discussie over graffiti en streetart vindt hij overtrokken. “In mijn ogen is het graffiti vanaf dat er een spuitbus of een borstel bij komt kijken”, zegt Arnouts. “In 1995 waren er ook al artiesten die een muur afwerkten zonder letters, maar toen sprak iedereen nog over graffiti. Pas toen bleek dat er geld mee te verdienen was, werd alles streetart.”
Toch duiken er ook in Antwerpen nog nieuwe jonge taggers op in het straatbeeld. “Vorig jaar kreeg de verwijderdienst nog 6.000 meldingen over graffiti en stickers op openbaar domein in Antwerpen. Een aantal van die meldingen is weliswaar dubbel, maar het is zeker niet voorbij”, vertelt de jeugdwerker.
“En treinen zijn ook nog altijd een gegeerd doelwit”, zegt Yvon Tordoir. Al zijn het volgens hem ook vaak buitenlanders die naar ons land komen om een trein te bespuiten. “In de VS lukt dat echt niet meer. De treinen zijn er beveiligd met prikkeldraad met pinnetjes – ook wel bekend als armageddon barbwire. Ook in Frankrijk en Duitsland zijn die treinen aartsmoeilijk: daar bestaat zero tolerance. In België gaat dat allemaal veel makkelijker: hier kun je tenminste nog met de politie hun voeten rammelen. Bovendien duurt het soms een half jaar voor een trein gereinigd wordt. In New York rijdt zo’n trein geen dag rond.”
De Belgische Spoorwegen ziet het aantal vierkante meter graffiti op treinen toenemen. In 2021 verwijderde de NMBS 175.000 vierkante meter graffiti. Kostprijs: zo’n 5,4 miljoen euro. “NMBS telt zo’n 2.500 locomotieven en rijtuigen die ’s nachts allemaal ergens worden geparkeerd”, zegt woordvoerder Dimitri Temmerman. “Op een aantal van deze plaatsen is beveiliging voorzien, zoals bewakingscamera’s. Maar door de schaal en verspreiding van ons materiaalpark is het onmogelijk om alles overal hermetisch af te sluiten. We zetten wel in op het snel verwijderen. Als de dader gevat wordt, worden de kosten op die persoon verhaald.”
Vanwaar komt die fascinatie van graffiti-artiesten voor treinen? “Die is deels historisch”, zegt Yvon Tordoir. “In The Bronx werden al metrostellen beschilderd. Maar daarnaast is het de simpelste manier om gezien te worden. Als je een muur beschildert, moeten mensen er voorbijkomen om je werk te zien. Een trein rijdt de graffiti door de stad, en wordt dus veel vaker opgemerkt.”
“Een trein is echt kicken”, zegt Greed van CTS. “Je moet de veiligheidsagenten voorbij, je moet superalert zijn. Bovendien zijn er ook veel verschillende. Ik droom nog altijd van le pigi rouge, die oude rode die je helaas nog zelden ziet. Die nieuwe hogesnelheidstreinen zijn veel minder interessant, te veel plastic, hoewel ze wel een enorm bereik hebben.”
De Brusselaars van CTS zijn allemaal de dertig gepasseerd, de meeste hebben overdag een job. Hoelang willen ze nog doorgaan met taggen? Het antwoord is resoluut. “Altijd. Het hoort bij ons leven.”