InterviewGenderhistorica Gita Deneckere
Genderhistorica Gita Deneckere over 75 jaar vrouwenstemrecht: ‘We geraken verder met nuance dan met polarisering’
Een zichtrekening openen mochten vrouwen nog niet in 1948. Maar precies 75 jaar geleden kregen ze wel het recht om te gaan stemmen. Historica Gita Deneckere overloopt wat de voorbije decennia voor vrouwen hebben gebracht. ‘De wet stelde vrouwen toen nog gelijk met kinderen en idioten.’
Slechts 30 seconden, zo lang was Tom Waes in Het verhaal van Vlaanderen bezig met landen op te noemen waar er in 1939 al stemrecht was voor vrouwen. Waes eindigde met “Thailand, Cuba, Brazilië en de Malediven”, maar de lijst nog veel langer. Bij ons zou het nog bijna tien jaar duren voor vrouwen effectief mochten gaan stemmen.
Met de wet van 27 maart 1948, nu dus 75 jaar geleden, was stemrecht voor hen een feit. Dat Belgische vrouwen er zo lang op moesten wachten, lag volgens historica Gita Deneckere aan een samenspel van factoren. “In de negentiende eeuw ijverden vooral de socialisten al voor universeel stemrecht”, zegt Deneckere. “Maar gaandeweg werd het stemrecht voor vrouwen meer en meer een discussiepunt.”
Door electorale redenen werd het op de lange baan geschoven. In ons land bestond sinds de onafhankelijkheid in 1830 het cijnskiesrecht, waarbij enkel een rijke elite mocht stemmen omdat zij belastingen betaalden. In 1893 volgde het algemeen meervoudige stemrecht: alle mannen vanaf 25 jaar mochten stemmen, gezinshoofden en hogeropgeleiden kregen meer dan één stem.
Die aanpassing had onder meer als gevolg dat de macht van de katholieke partij werd verstevigd. “De liberale en socialistische partijen wilden die katholieke dominantie doorbreken en staken het vrouwenstemrecht daarom in de koelkast”, zegt Deneckere. “Ze dachten dat vrouwen nog sterk onder invloed stonden van de pastoor en dus op de katholieken zouden stemmen.”
Vrouwen kregen pas in 1948 het volledige stemrecht, maar waren vanaf 1921 wel al verkiesbaar. Mannen konden dus wel al op vrouwen stemmen?
“Dat klopt en dat hebben ze ook gedaan. Dat leidde tot enkele vrouwelijke witte raven in de politiek tijdens het interbellum. De eerste vrouwelijke senator werd verkozen in 1921, het eerste vrouwelijke parlementslid in 1929. In die periode waren er ook een aantal vrouwelijke burgemeesters. Steevast was daar controverse rond en werden zij belachelijk gemaakt in karikaturen. Gelukkig konden zij hun mannetje staan. (sarcastisch)
“In 1920 konden vrouwen voor het eerst stemmen in de gemeenteraadsverkiezingen. De politieke klasse zag die verkiezingen als een eerste proefstuk. Gaandeweg verdwenen de twijfels en na de Tweede Wereldoorlog kregen vrouwen het volwaardige stemrecht.”
We kennen allemaal de Britse suffragettes, die in de jaren 1900 demonstreerden om te mogen stemmen. Was er in ons land ook zo’n beweging?
“In ons land was er de Ligue belge du droit des femmes. De beelden van de suffragettes zitten nog in het collectieve geheugen omdat zij met spectaculaire acties op straat kwamen. De feministes van de Ligue werkten eerder achter de schermen en deden aan parlementair lobbywerk. Zij hebben op die manier enkele hervormingen teweeggebracht in het huwelijks- en vermogensrecht en zo de positie van vrouwen verbeterd.”
Niet te vergeten: het zou nog tot lang na de Tweede Wereldoorlog duren voor vrouwen zelf een zichtrekening konden openen of een rechtszaak beginnen.
“Inderdaad, door de aandacht voor het stemrecht blijven die stappen wat onder de radar. Die verandering kwam door het afschaffen in 1958 van de ‘maritale macht’, die een man over zijn vrouw kreeg wanneer ze samen in het huwelijk traden. Dat principe zat ook al verankerd in de Code Napoléon, waarop ons burgerlijke recht is gebaseerd. Gehuwde vrouwen waren juridisch handelingsonbekwaam en werden gelijkgeschakeld met kinderen en ‘idioten’.”
Wat heeft het stemrecht in 1948 precies teweeggebracht?
“Het heeft alleszins niet gezorgd voor een grote doorbraak van vrouwen in de politiek. De jaren vijftig en zestig waren de hoogdagen van het kostwinnersmodel. De norm was dat de man ging werken, terwijl de vrouw thuisbleef voor de kinderen. Als een vrouw toch ‘moest’ gaan werken, dan haalde dat de status van het gezin onderuit, want het betekende dat de man niet genoeg verdiende. De vrouwelijke politici die in die periode opstonden, hielden zich ook bezig met ‘typisch vrouwelijke’ domeinen, zoals zorg of onderwijs.”
In 1965 werd het eerste vrouwelijke regeringslid, Marguerite De Riemaecker (CVP, voorloper van cd&v), minister van Gezin en Huisvesting.
“Inderdaad, dat is een heel duidelijk voorbeeld.”
Welke rol hebben technologische evoluties, zoals de wasmachine, gespeeld om de talloze uren huishoudelijk werk te verminderen zodat vrouwen de tijd hadden om te gaan werken?
“Je mag het belang van die ‘huishoudelijke revolutie’ niet overschatten. Als we kijken naar de reclame voor die nieuwe toestellen, dan was die juist heel erg op vrouwen gericht. De adverteerders versterkten het stereotiepe beeld van de vrouw als koningin van het huishouden. Zelfs in socialistische propaganda kwam dat naar voren. Pas met de acties ‘Stem vrouw’ in de jaren zeventig zijn er meer vrouwen in de politiek getreden.”
Op quota was het dan nog twintig jaar wachten.
“Inderdaad, in 1994 was er de wet-Smet-Tobback die bepaalde dat maximaal twee derde van de kandidaten op een kieslijst van hetzelfde geslacht mochten zijn. In 2002 werd de gelijkheid van man en vrouw verankerd in de grondwet en is de pariteit ingevoerd: het verschil tussen het aantal mannen en vrouwen op een lijst mag niet meer dan één zijn. Dan is het aantal vrouwelijke politici sterk gegroeid. Vandaag zijn er 90 vrouwelijke kamerleden en senatoren op een totaal van 210.”
Zal het aantal vrouwelijke parlementsleden dalen als de quota verdwijnen?
“Ik denk van niet. Op een bepaald moment zullen quota overbodig worden en dan kunnen ze voor mijn part verdwijnen. Doordat er meer vrouwen in de politiek stappen, verandert de mentaliteit en wordt het normaal dat vrouwen op kieslijsten gaan staan. Vrouwelijke politici brengen ook veranderingen in de organisatiecultuur met zich mee – zoals minder lange avondvergaderingen. Ook zulke dingen kunnen vrouwen over de streep trekken om zich politiek te engageren.”
Ik herinner me dat er bij de invoering van die quota aan de Universiteit Gent tien jaar geleden wel wat discussie was. Hoe zat dat precies?
“De quota zijn in 2012 opgelegd door een Vlaams decreet. Ik was toen zelf betrokken bij de eerste verkiezingen voor de raad van bestuur waarbij ze golden. Ik haalde toen de meeste stemmen, maar omdat er een genderevenwicht moest zijn binnen die raad is uiteindelijk de mannelijke kandidaat verkozen. Daar is er dus een positieve discriminatie geweest van een man. Ik vond dat bijzonder ironisch, maar ook wel interessant. Ik merk dat er veel vrouwelijke collega’s zijn die positieve discriminatie via quota geen goede zaak vinden. Maar vanuit historisch oogpunt mogen we echt niet onderschatten wat ze teweeg hebben gebracht.”
Welke impact hebben ze dan precies op de universiteit gehad?
“Als je kijkt wat er in die tien jaar veranderd is op het bestuursniveau, dan is die impact heel groot. De quota zijn er behalve voor bestuursorganen ook voor selectiecommissies. Er zijn geen quota bepaald om meer vrouwen aan te werven, maar het is duidelijk dat er een grotere openheid is naar vrouwelijke kandidaten als de selectiecommissies gemengd zijn. Onder meer omdat er meer vrouwen in die commissies zetelen, gaat het aantal vrouwelijke professoren in stijgende lijn.”
Maar als er meer vrouwelijke dan mannelijke professoren zijn aan een faculteit, dan leiden quota wel tot discriminatie van vrouwen?
“Momenteel is er aan geen faculteit een meerderheid van vrouwelijke professoren. Bij Letteren en Wijsbegeerte, onze faculteit dus, zijn er verhoudingsgewijs meer vrouwelijke professoren dan in andere faculteiten, maar er is geen meerderheid. We zien wel dat er meer vrouwelijke dan mannelijke studenten zijn en we hebben ook een meerderheid aan vrouwelijke onderzoekers. Maar hoe hoger je opklimt in de hiërarchie, hoe minder vrouwen je zult tegenkomen.”
Nu we toch bij de bestuurszaken zijn aanbeland. De leerstoel Etienne Vermeersch wordt door besparingen geschrapt. Wat brengt de toekomst?
“Dat weet ik niet. We moeten nog zien wat de raad van bestuur er concreet over beslist. Los van de besparingen denk ik dat een evaluatie van de leerstoel nodig was om te kijken of de verwachtingen effectief zijn ingelost. De leerstoel is zonder veel transparantie opgericht en voor vier jaar aan Maarten Boudry toegekend. Dat leek toch wat op de oude bestuurscultuur die vroeger aan de universiteiten bestond.”
U heeft in 2014 de masteropleiding Gender en Diversiteit mee opgericht. Hoe gaat het daar mee?
“Wel, erg goed, we hebben die master destijds met vijf universiteiten samen opgericht, waardoor studenten van verschillende universiteiten zich ervoor kunnen inschrijven. Binnen onze faculteit is Gender en Diversiteit ondertussen uitgegroeid tot de grootste masteropleiding. In het eerste jaar stelden we als doel om 25 studenten te halen, maar dat waren er toen al meteen 76. Vandaag zijn we met 514 studenten en een relatief kleine equipe van lesgevers een beetje het slachtoffer van ons eigen succes.”
Wat is volgens u de kern van genderstudies?
“Het is niet eenvoudig om dat in twee woorden uit te leggen, maar het gaat over de manier waarop lichamelijke verschillen tussen de seksen (m/v/x) vorm krijgen in rolpatronen, wetgeving, ideologie of beelden. We bestuderen hoe verhoudingen tussen mannen, vrouwen en andere genderidentiteiten in elkaar zitten en hoe die historisch evolueren. We kijken bijvoorbeeld hoe beeldvorming rond mannen en vrouwen een weerslag heeft in de politieke representatie of participatie, denk aan de geschiedenis van het vrouwenstemrecht. Het kritisch benaderen van macht is een essentiële component.”
Hoe kijkt u naar Joris Luyendijks theorie over de zeven vinkjes? Witte, hoogopgeleide, heteroseksuele mannen hebben het makkelijker in het leven.
“Eigenlijk zet hij daarmee het concept van intersectionaliteit naar zijn hand (het idee dat maatschappelijke ongelijkheid zich voordoet langs verschillende assen die elkaar kruisen, zoals gender, sociale klasse, ethniciteit, religie..., YV). Maar door de manier waarop hij zijn boek over de zevenvinkjesman naar buiten heeft gebracht, demonstreerde hij zelf de werking van die combinatie van mannelijke privileges. Je zag een zeer welbespraakte, enigszins arrogante, mannetjesputter in alle televisiestudio’s zitten om eens uit te leggen hoe discriminatie werkt. Van de drempels waar veel vrouwen over moeten als ze voor een groot publiek willen spreken, heeft hij duidelijk geen last.”
Hij is ook in Londen gaan wonen met zijn gezin om eens te beleven wat het is om tot een minderheid te behoren.
“Ja, ook dat is best wel arrogant. Ik begrijp dat hij zich als een antropoloog in anderen wil verplaatsen, maar een goede antropoloog weet dat hij moet nadenken over zijn eigen positie en identiteit. Ik zeg niet dat enkel vrouwen over discriminatie van vrouwen zouden mogen spreken, want ik ben ook geen fan van dat extreme hokjesdenken. Maar ik vond dat bij Luyendijk die zelfreflectie ontbrak.”
Aan de andere kant zijn er stemmen als Bart De Wever. Hij fulmineert tegen ‘de huidige intellectuele cultuur’ en woke.
“Ik denk vooral dat Bart De Wever zijn pamflet Over woke geschreven heeft om zelf te polariseren en zo stemmen te winnen bij conservatieve kiezers. Met dat boek is hij ondertussen ook aan een tournee bezig op de universiteiten.”
Wat merkt u ondertussen zelf op de universiteit van dat soort denken?
“Ik merk vooral hoe genuanceerd studenten tegen deze kwesties aankijken, eerlijk gezegd. In mijn lessen over gendergeschiedenis zitten opmerkelijk meer mannelijke studenten dan tien jaar geleden. Zij geven aan dat ze zich helemaal in hun comfortzone voelen, dat ze wel heel nieuwsgierig zijn over het onderwerp. Ik denk dat we verder komen met nuance dan met polarisering.”
Bio
- In 1964 geboren in Gent.
- Doctoreerde met een onderzoek naar sociale geschiedenis en collectieve actie in de negentiende en twintigste eeuw.
- Schreef tal van publicaties, waaronder Sire, het volk mort, 1900, Leopold I en Uit de ivoren toren.
- Richtte mee de interuniversitaire masteropleiding Gender en Diversiteit op.
- Is sinds 2018 decaan van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte aan de UGent.