Concertverslag
Future Islands in de AB: stranden op een onbewoond eiland
“Er is iets grondig mis met mij,” bekende Samuel T. Herring in juni tijdens een gesprek met De Morgen. Vrijdag en zaterdag leek het probleem zich evenwel te hebben verplaatst naar de rest van de band. Wat een intens optreden had kunnen worden, mondde uit in een duf en routineus dansfeestje.
Lag het aan de geluidsmix die alle reliëf meedogenloos uit de set boende? Of is de act van Future Islands - belegen synthpop opnieuw hip doen klinken - intussen alweer een versleten gimmick geworden? Nog steeds keken we afwisselend met amusement en verwondering naar frontman Herring, die zichzelf als een bronstige gorilla op de borst mepte, voortdurend het hele podium afdweilde, zichzelf promoveerde tot de onbetwiste premier van het Ministry of Silly Walks en met een intense, haast radeloze blik de zaal afspeurde. Waanzin, wanhoop en onversneden passie zijn dan ook de voornaamste grondstoffen op Future Islands, liet hij onlangs weten.
Helaas stond die bewering haaks op de houding van de overige groepsleden. Routineus ploegden zijn compagnons de route zich door de set. Zo stond bassist William Cashion een concert lang verveeld aan de vloer genageld, en scheen Gerrit Welmers slechts één synth-riedeltje uit zijn mouw te willen schudden. Bijna onafgebroken boorde een hoge, ijle sirene zich formulaïsch door de set, en tijdens de eerste songs leken de leden zelfs afzonderlijk een andere song in te zetten. Wat een zootje.
Tuimelen van de toonladder
De sympathy vote kregen deze synthromanciers uit Baltimore evenwel vanaf het begin. Door zijn legendarische televisie-optreden bij Dave Letterman wordt Herring - de schlemielige adoptiezoon van Morrissey, Marlon Brando en Sven De Ridder - onvoorwaardelijk warm aan de borst gedrukt door fans. Daarmee zag je het publiek zelfs geen kik geven toen de frontman wéér eens onfortuinlijk van de toonladder tuimelde bij de hoge noten, en dan maar zijn toevlucht zocht tot een diepe grunt. Een voorspelbaar truukje van de foor, dat bij eerdere passages in ons land ook al te makkelijk én flauw overkwam.
Zagen wij dan - in tegenstelling tot de rest van het publiek - een slecht concert? Nou, néé. Maar wel één waar theatraal gedrag het te vaak won van de catchy refreintjes, die luilekker of bloedeloos werden afgehaspeld. En eenzelfde pompende dynamiek (de tourdrummer had er wél zin in) maakte de songs te gauw inwisselbaar tijdens de set. Anderzijds klonken ‘Inch of Dust’ en ‘Tin Man’ - ouder werk, van voor hun grote doorbraak - wél spannender dan op In Evening Air (2010), toen je nog een zoekende groep hoorde.
Aantrekken en afstoten
Maar in dat frustrerende spel van aantrekken-en-afstoten werden we uiteindelijk pas in de laatste rechte lijn naar de bisronde écht verleid tot een one-way-ticket naar Future Islands. ‘Seasons (Waiting on You)’ vormde een voorspelbaar hoogtepunt in de set, en ook de bisronde zelf met ‘Black Rose’ en ‘Little Dreamer’ was er een om in te kaderen.
Zonde dat de groep voordien zo vaak een onbeduidend spektakelstukje neerzette. Net alsof je een avondje Future Islands had geboekt, maar strandde op een onbewoond eiland: de verveling loerde voortdurend om de hoek. Dat alleen Herring zichzelf zichtbaar verloor in de muziek (en achteraf ook als enige nog een sympathiek praatje sloeg met fans buiten de zaal), deed je dan ook vooral reikhalzend uitkijken naar een soloproject. Eén waarbij hij zich laat omringen door gepassioneerde muzikanten, en zich bedient van songs die eens wat vaker van kleur verschieten. Een charismatische frontman is helaas géén groep, zoals dit weekend bleek.