InterviewLara Gasparotto
Fotografe Lara Gasparotto: ‘Mijn werk is een stijlvol braaksel van mijn leven’
Toen Lara Gasparotto in 2011 debuteerde, werd ze de grootste belofte van de Belgische fotografie genoemd. Op haar 30ste heeft ze de verwachtingen ingelost. Solstices, haar nieuwe fotoboek, is fotografische poëzie van een ongewoon kaliber. ‘‘Soms denk ik: je hele leven foto’s maken, dat is toch veel te futiel?’
Ik ontmoet Lara Gasparotto op een woonboot in Angleur, aan de rafelranden van Luik. De forellen in het Canal de l’Ourthe dartelen geregeld naar de oppervlakte om wat nazomerlucht in te slaan en – althans in mijn verbeelding – hun middelvin op te steken naar de vissers wat verderop.
Het dek van de woonboot is versierd met kleurrijke lampen, hier en daar staan bierbakken vol lege flessen. Het doet vermoeden dat er op le bateau de Gasparotto regelmatig geïmproviseerde feestjes plaatsvinden. De piraten op de naburige woonboten bellen vast niet meteen de politie als er na tien uur nog auditieve tekens van levensvreugde zijn.
BIO
• geboren in 1989 in Luik
• studeerde fotografie aan L’Ecole Supérieure des Arts Saint-Luc in Luik
• werd op 22-jarige leeftijd ontdekt door Dries Roelens van de Antwerpse galerie Stieglitz19
• had al veertien solotentoonstellingen, in België, Nederland en Duitsland
• publiceerde tot nog toe vijf boeken: Sleepwalk (2012), Rivages (2014),
Ask the Dusk (2016), Come Dawn to Us (2018) en Solstices (2019)
• woont in Angleur, een deelgemeente van Luik
Toch is Lara Gasparotto van plan om haar liederlijke huurboot binnen afzienbare tijd weer te verlaten. Ze zoekt samen met haar vriend een huis dat op een ongerepte strook platteland ligt. En waarin ze een beduidend groter atelier kan herbergen. “Mijn foto’s zijn een beetje zoals de vissen: als ze zich in een kleine ruimte bevinden, zoals hier, dan blijven ze klein; als ze meer plaats hebben, dan worden ze groter. Ik heb zin om nog eens grote beelden te maken.”
Met haar ongepolijste, allesbehalve geënsceneerde foto’s heeft Lara Gasparotto de voorbije jaren in een strak tempo harten veroverd. Haar beelden zijn snippers van haar eigen leven: aan de waan van de dag ontfutselde momenten van geluk en intimiteit, niet zelden doorgebracht in het gezelschap van bevriende vrijbuiters.
Ze is soms provocerend, soms poëtisch. Soms hard, soms zacht. Maar altijd raakt ze gevoelige snaren. Een tentoonstelling van Lara Gasparotto bezoek je niet om een eind weg te mijmeren over de rol van fotografie in een overgedocumenteerde wereld, maar om ontroerd, verward, vertederd en verstild te worden.
Op het eerste gezicht lijkt ze een vat vol tegenstellingen. Ze houdt van het platteland, maar ook van de stad. Ze houdt van reizen, maar ook van thuiskomen. En ze heeft een undergroundkantje, maar ook mainstreamtrekjes. Alleen zijn dat in haar ogen helemaal geen contradicties, maar volstrekt logische aanvullingen. “Als je over het leven praat, heb je het automatisch ook over de dood. Als je aan zwart denkt, denk je vanzelf ook aan wit. De realiteit is niet eenduidig, maar veellagig. Vandaar ook al die schakeringen in mijn werk. Mijn beelden mogen nooit alleen maar mooi zijn. Ze moeten ook bevreemden. En nu en dan zelfs verontrusten.”
U mag verder lezen, graag zelfs, maar de samenvatting van dit interview hebt u bij deze ontvangen.
Lara Gasparotto debuteerde op 22-jarige leeftijd met een solotentoonstelling in de Antwerpse Stieglitz19-galerie. Sindsdien exposeerde ze onder meer in Nederland, Duitsland en China. Zopas bracht ze haar vijfde boek uit, Solstices.
Solstices (letterlijk: ‘zonnewenden’, iets figuurlijker: ‘seizoenswisselingen’) bundelt 192 beelden, gesprokkeld tussen de winter van 2016 en de zomer van 2019. Het is een precieus boek, het is een overdadig boek, het is precies het boek dat Lara Gasparotto voor ogen had.
“Bruno Devos van uitgeverij Stockmans is een kunstliefhebber: hij geeft de auteurs van zijn boeken altijd carte blanche. En dat is heerlijk: ik heb in dit boek echt mijn ziel en zaligheid kunnen leggen. Solstices ziet er totaal anders uit dan het boek van fotograaf Max Pinckers. Of dan dat van Dennis Tyfus. Maar zo hoort het ook.”
Beschouwt ze haar boeken als belangrijker ijkpunten in haar carrière dan haar tentoonstellingen? “Expo’s zijn tijdelijk, boeken niet. Alleen al daarom leggen mijn boeken toch meer gewicht in de schaal, ja. Ze zadelen me in ieder geval op met een groter verantwoordelijkheidsgevoel. Ik wil niet dat een boek me tot het einde van mijn dagen confronteert met beelden die ik er achteraf bekeken beter niét in had opgenomen.” (lachje)
“Tegelijkertijd is elk boek ook maar een momentopname. Een fase in mijn leven. In Sleepwalk, mijn eerste publicatie, laat ik verschillende stijlen tegen elkaar opbotsen en kom ik nogal trashy uit de hoek. Ik ging in die periode heel vaak uit, maakte foto’s van mijn feestende en drinkende vrienden, werd vooruitgestuwd door een enorme urgence de vivre. Ondertussen is er meer zachtheid en uniformiteit in mijn werk geslopen, denk ik. Ik fotografeer nog altijd vrienden, maar steeds vaker ook landschappen. En zelfs kinderen, aangezien veel van mijn vrienden inmiddels ouders geworden zijn.
“De evoluties in mijn oeuvre volgen de ontwikkelingen in mijn leven. Dat geldt voor alle kunstenaars die hun eigen bestaan als primaire grondstof gebruiken. Mijn werk is eigenlijk een stijlvol braaksel van wat ik allemaal beleefd heb. Un joli vomi de tout ce que j’ai vecu. Mijn excuses voor die beeldspraak.” (lacht)
De metafoor is nochtans niet slecht gekozen: behalve autobiografisch zijn de foto’s van Lara Gasparotto namelijk ook morsig. Onaf. Kladderig. “Mijn werken lijken vaak op ontwerpen”, beaamt ze. “Ze noemden me vroeger l’enfant brouillon, het ruwe kind. Ik zat voortdurend onder de verfspetters, mijn prille kunstwerkjes waren altijd slonzig. Dat is sindsdien niet meer veranderd: mijn werk is nog altijd een beetje vuil. Maar op mezelf ben ik wél proper, mocht je je dat afvragen.” (lacht)
Als haar oeuvre haar leven is en haar leven haar oeuvre: verlaat ze haar boot dan nog zonder fototoestel? “Zelden. Ik zou er nerveus van worden. Stel dat ik mijn toestel thuislaat en onderweg iets zie wat de moeite waard is om vastgelegd te worden: dat zou me mateloos frustreren. Ik zou in zo’n geval foto’s kunnen nemen met mijn telefoon. Maar aangezien ik un téléphone de merde heb, is dat niet echt een optie.”
Ze praat snel, neemt energieke trekjes van haar sigaret en verandert regelmatig van houding. Stilzitten is duidelijk niet wat ze op een heerlijk geurende nazomerochtend het liefste doet. Hoe vreemd dat een fotografe die in haar beelden zoveel rust en melancholie legt zelf zo euh ... beweeglijk is, zeg ik. “Het juiste woord is hyperactief”, lacht ze. “En het is in mijn geval geen stoornis: ik heb gewoon heel veel energie. Mijn zus zegt vaak: ‘Lara, ga nu toch eens twee minuten zitten.’ Maar dat is moeilijk voor mij. Behalve als ik foto’s maak. Fotograferen dwingt mij om stil te staan. Om al mijn energie naar één punt te kanaliseren. Vandaar dat ik op feestjes zo graag met een fototoestel rondloop. Dan heb ik tenminste iets omhanden.”
De onrustige ziel in Lara Gasparotto neemt regelmatig de gedaante aan van een gulzige globetrotter: een aanzienlijk deel van haar werk ontstaat op omzwervingen door landen als Oekraïne, China, Mexico, Amerika en Congo. Ik vraag of ze al reizend haar beste foto’s maakt. “Nee. Ik kan ook in Luik mooie foto’s maken. Waar mijn beelden precies tot stand komen, is van ondergeschikt belang. Wat telt, is de sfeer van een foto. Niet de locatie. Je ziet aan mijn foto’s zelden waar ik ze gemaakt heb. Het gebeurt dat mensen een van mijn beelden in Wallonië situeren, terwijl ik het in werkelijkheid in Amerika gefotografeerd heb.
“Ik reis vooral om andere mensen en culturen te leren kennen. Dat helpt om jezelf beter te begrijpen. Al merk ik dat ik de laatste tijd ook heel graag terugkeer naar huis. Hoe graag ik ook reis: ik voel me tegenwoordig nog het best wanneer ik in bed lig met mijn vriend en mijn kat. Je goed voelen bij jezelf en je geliefden: misschien is dat wel de ultieme bestemming in het leven.”
In 2017 volgde Canvas haar voor de documentairereeks Hopen op de goden naar Oekraïne, een land dat door de jaren heen steeds grotere delen van haar hart geannexeerd heeft. “Er doen hardnekkige clichés de ronde over Oekraïne”, zegt ze. “Dat het ’s werelds grootste kweekvijver is voor skinheads en neonazi’s, bijvoorbeeld. Maar het is juist een land dat zich volop van zijn demonen aan het bevrijden is. En waar ontzettend veel gebeurt, ook op artistiek gebied. De jongeren van Kiev zijn ongelooflijk gecultiveerd. Ze hebben misschien minder middelen dan Belgische jongeren, maar wel meer energie. En dat vóél je wanneer je er bent. Gelukkig beginnen steeds meer mensen de opwindende kantjes van Oekraïne te ontdekken. West-Europeanen hebben altijd de neiging om te denken dat het Westen het centrum van de beschaving is. Maar ze vergissen zich.”
Nog een verkeerd begrepen land is volgens haar Congo. Ze trok er begin dit jaar samen met museologe Basika Lumonga naartoe, in het kader van het project Looking for Vivi: ville fantôme du Congo. Hun doel: aantonen dat prekoloniaal Congo niet de primitieve negorij was die sommigen er met terugwerkende kracht van maken. “Veel mensen denken dat België Congo geciviliseerd heeft. Maar Congo had al lang voor de kolonisatie een rijke beschaving. Basika en ik gaan al reizend op zoek naar de sporen van het prekoloniale Congo en proberen zo het clichébeeld dat veel mensen nog altijd van onze ex-kolonie hebben bij te stellen. Want Congo is een schitterend land, geloof me.”
Poes Fantôme komt het dek opgelopen, de vrouw des boots staat op om het dier kattenbrokjes en affectie te geven. Ik maak van onze verbale time-out gebruik om door de pdf-versie van Solstices te bladeren. Mijn ogen worden verliefd op een zwart-witfoto van een jongen en een meisje die elkaar kussen: er glipt nog net een zonnestraal tussen hun monden, hun kus wordt opgeslokt door een twinkelende halo. Het is een magnifiek beeld, en een mooie illustratie van het soort taferelen waar Lara Gasparotto graag haar lens op richt. Ik vraag haar of je kunt léren om de wereld op een dichterlijke manier te bekijken. “Ik betwijfel het”, zegt ze. “Zelf vóél ik het gewoon wanneer de zon aanstalten maakt om een opmerkelijke lichtstraal op iemands gezicht te werpen. Maar dat instinct heb je of heb je niet.
“Al moet ik daaraan toevoegen dat ik tijdens mijn jeugd natuurlijk wel wat beeldcultuur heb meegekregen. Ik ben al op jonge leeftijd naar de kunstschool gegaan, waar ik cursussen esthetische analyse heb gevolgd. Ik heb een vader die zelf ook kunstenaar is (schilder en beeldhouwer Paolo Gasparotto, red.) en die me op het gebied van beeldcompositie veel heeft bijgebracht. En ik ben opgegroeid op het platteland, waar ik de schoonheid van de natuur tot in de kleinste details heb ontleed. Dat heeft allemaal geweldig geholpen om mijn blik te ontwikkelen.”
Aan het Sint-Lucas in Luik studeerde ze schilderkunst. Ze analyseerde oude en nieuwe meesters en vroeg zich af wat ze aan hun oeuvres toe te voegen had. Toen ze inzag dat ze als fotografe sneller een eigen taal kon ontwikkelen, koos ze voluit voor de fotografie. Toch sluipt haar onvervulde schildersdroom nog in haar werk: de laatste jaren maakt ze van haar foto’s steeds vaker multimediale tableaus. Ze bewerkt ze met kleurpotloden, legt er met behulp van magneten echte stenen op of hangt er bij wijze van gordijn een half doorschijnend stukje papier voor. Tot haar werken bijna meer op schilderijen lijken dan op foto’s. Ik vraag of ze van plan is om het genre van de fotografie expo per expo opnieuw uit te vinden. “Ik zoek niet naar nieuwe expressievormen om een artistiek statement te maken of mijn geloofwaardigheid in de kunstwereld op peil te houden, ça, je m’en fous complètement. Maar ik wil wel dat mijn werk beroert, anders heeft het geen bestaansrecht. En als ik vind dat de emotie in een beeld nog beter tot zijn recht komt wanneer ik het beeld in kwestie met een kleurpotlood onder handen neem, dan doe ik dat gewoon.”
“Ik weet niet of mijn opleiding als beeldend kunstenaar er iets mee te maken heeft, maar mijn foto’s frustreren me soms. Ik vind ze niet altijd picturaal genoeg. En dus gebeurt het dat ik ze begin te fotoshoppen. Zij het wel op mijn eigen manier: met potloden, stenen en papier. Maar ik ga dat natuurlijk niet blíjven doen. Zodra iets op een trucje begint te lijken, moet je ermee ophouden.”
Zijn er kunstenaars met wie ze zich verwant voelt? Schilders die met hun penselen dezelfde wereld borstelen? Schrijvers die in hun boeken een gelijkaardige sfeer oproepen? Ze duikt in de lagere regionen van haar woonboot en komt terug met een boek over de Zwitserse schilder Félix Vallotton. “Ik wil me niet met Vallotton vergelijken – hij is honderd keer beter dan ik – maar ik vind wel dat de sfeer in ons werk vergelijkbaar is: hij schildert het dagelijkse leven met eenzelfde intimiteit als ik het fotografeer. Ook Rainer Maria Rilke raakt me. Zijn Notizen zur Melodie der Dinge vertoont een zekere affiniteit met wat ik zelf maak.
(op dreef) “En verder ben ik een enorme fan van de Vlaamse meesters. Ik kan 450 jaar na de dood van Bruegel nog altijd ontroerd worden door zijn schilderijen. Dat doet me vermoeden dat er toch zoiets bestaat als universele schoonheid. Of op z’n minst: universele emoties. Noem me naïef, maar ik vind dat een behoorlijk geruststellende gedachte.”
We praten over haar vader, die de voorbije jaren samen met filosoof Patrick Liégeois en fotograaf André Jasinski een wonderlijke reeks sculpturen maakte: Les Champignomes, een verzameling van eigenzinnige kabouters die gemaakt werden met onderdelen van champignons en vervolgens behoedzaam in brons gegoten werden. Elk van de veertig Champignomes kreeg een naam, een karakterbeschrijving en een plaats in de Champignomes-hiërarchie. Dat drie volwassen mannen zich jarenlang hebben toegelegd op het maken van een fictieve stam van schimmelkabouters: ook dát is een geruststellende gedachte, zeg ik. “C’est extraordinaire, non? En het straffe is: mijn vader heeft zijn Champignomes nog nooit tentoongesteld. Ze staan nog altijd in zijn atelier, hij vindt dat ze in hun natuurlijke omgeving moeten blijven. (lacht)
“Ach, je wint in het leven zoveel als je erin slaagt om te doen waarvan je houdt. Nogal wat mensen zijn ongelukkig met het leven dat ze leiden. Ze doen een job die ze niet leuk vinden, om dingen te kunnen kopen die ze niet nodig hebben. En als ze op vakantie gaan, moeten ze daar van zichzelf zó hard van genieten dat ze – kapot van de stress – overal over beginnen te kankeren.
“Ik toon in mijn werk een leven dat anders is. Een leven dat niks met materiële bezittingen, maar alles met vrijheid te maken heeft. De mensen die ik fotografeer, proberen te doen waar ze gelukkig van worden. Niet wat onze kapitalistische maatschappij van hen verwacht. Ik doe met mijn werk niet aan maatschappijkritiek, verre van, maar ik merk wel hoe fijn mensen het vinden om via mijn foto’s nog eens met een onthechter, autonomer leven geconfronteerd te worden.”
Slaagt ze er zelf in om het leven te leiden dat ze wil? “Toch wel, ja. Niet dat ik volstrekt onbeteugeld door mijn bestaan huppel. Ik knal ook weleens tegen grenzen en beperkingen aan. Maar het zijn mooie grenzen en beperkingen. Omdat ze een gevolg zijn van mijn keuze om te doen wat ik graag doe.”
Wellicht nog meer dan een lofzang op de vrijheid, is haar werk een ode aan de liefde en de vriendschap: de mensen die haar foto’s bevolken zijn allemaal vrienden en familieleden die een uitzonderlijk talent lijken te hebben voor het liefhebben, troosten en begeesteren van elkaar. Beschouwt ze haar intimi als de coauteurs van haar oeuvre? “Zeker. En vooral als de coauteurs van mijn leven. Mijn vrienden en familieleden zijn voor mij een grote bron van geluk. Ik kan me een leven zonder hen nauwelijks voorstellen. Ik ben ook blij dat ik karakterieel ben uitgerust om makkelijk nieuwe vrienden te maken. Ik ben heel sociaal. Behalve bij rijke mensen, neonazi’s en jagers voel ik me bij iedereen op mijn gemak.” (lacht)
Ze vindt dat we te solitair door het leven gaan. Dat het bruto nationaal geluk van de Belgen aanzienlijk zou stijgen, mochten ze elkaar wat vaker opzoeken en hun levens wat meer met elkaar vervlechten. Ik vraag of ik nu haar Italiaanse roots aan het interviewen ben. Ze lacht en zegt: “Italië zit in ieder geval in mijn bloed. Vroeger gingen we elke zondag met de hele familie pasta eten bij mijn grootmoeder. Vandaag ben ík degene die voor iedereen eten klaarmaakt. En die met de overschotten blijft zitten.” (lacht)
Haar grootvader streek in Luik neer in de jaren dertig. Hij werkte jaren als arbeider bij de inmiddels tot Arcelor-Mittal omgedoopte staalproducent Cockerill-Sambre. Toen hij in la cité ardente zijn Italiaanse vrouw leerde kennen, begon hij samen met haar een ijssalon. Ze kregen kinderen en keerden nooit meer naar Italië terug.
“Aanvankelijk waren mijn grootouders ontgoocheld in België”, zegt Lara Gasparotto. “Ze dachten dat alles hier van goud ging zijn. Het was even schrikken toen ze de zwartgeblakerde gebouwen van Cockerill-Sambre zagen. Maar mettertijd zijn ze van België gaan houden. En hebben ze hier een heel mooi leven uitgebouwd. Ondanks hun respectabele leeftijd zijn ze altijd jong van geest gebleven. Mijn grootvader is 95 geworden. (verdrietig lachje) Toen hij onlangs stierf, zei mijn grootmoeder, die zelf ook al 92 is: ‘Pauvre Papino, il est parti beaucoup trop vite.’
“Mijn grootvader zei me ooit: ‘Het moeilijkste aan ouder worden, is dat je ziel niet mee veroudert. Ik voel me nog altijd een jonge gast, maar iedereen ziet in mij een oude man. Dat voelt heel onrechtvaardig aan.’ Ik begreep perfect wat hij bedoelde. En ik vermoed dat ik later exact hetzelfde ga voelen.”
Zonder dat ik erom vraag, maakt ze de tussentijdse balans van haar eigen leven op. “Ik heb een rust gevonden die ik vroeger niet had. Ik ben de man van mijn leven tegengekomen, heb de beste vrienden ter wereld, woon bijna op het platteland, ... Ik begin stilaan het leven te leiden waar ik altijd al van droomde: ver weg van het lawaai, maar dicht bij mijn dierbaren.
“Ook artistiek breekt er een boeiende periode aan. Met Solstices sluit ik naar mijn gevoel een periode af. Het is tijd voor de volgende stap in mijn ontwikkeling. Het belangrijkste is dat mijn werk oprecht blijft. Dat het vanuit een noodzaak ontstaat. Alleen al daarom is het goed dat ik me nu en dan grondig in vraag stel. Soms denk ik: ‘Ik kan toch niet mijn hele leven foto’s blijven maken? Dat is toch veel te futiel?’ Maar tegelijkertijd weet ik dat ik mensen ontroer met mijn werk. En dat het dus toch een bepaalde legitimiteit heeft.”
We nemen afscheid, ze moet het Belgische verkeersreglement nog instuderen met het oog op haar nakende rijexamen. Ik vraag of ze het examen al vaker heeft afgelegd. Ze bedekt haar antwoord onder een glimlach die zegt: ‘Wat een onbeschaamde vraag.’ Vintage Lara Gasparotto: een beetje hard, een beetje zacht.
Lara Gasparotto, ‘Solstices’, Stockmans Art Books, 256 p., 50 euro, stockmansartbooks.be