Dinsdag 30/05/2023

Reportage

Filipijnse huishoudsters worden wereldwijd misbruikt

Op een school in de Filipijnse hoofdstad Manilla trainen vrouwen voor het certificaat huishoudelijk werk. Zonder dat diploma krijg je geen werkvisum. Beeld Ezra Acayan
Op een school in de Filipijnse hoofdstad Manilla trainen vrouwen voor het certificaat huishoudelijk werk. Zonder dat diploma krijg je geen werkvisum.Beeld Ezra Acayan

De Filipijnen zijn wereldwijd hofleverancier van huishoudelijke hulp aan huis. Jaarlijks sturen de vrouwen 28,5 miljard euro terug naar hun families. Maar vooral in het Midden-Oosten wacht hen dikwijls mishandeling en onmenselijke werktijden. Wie beschermt de werksters?

Jeroen Visser

Vanaf de eerste werkdag bij haar Saoedische werkgever stond de 25-jarige Filipijnse Sarah Fernandez elke ochtend om 3 uur op. Ze maakte het huis schoon, bereidde de maaltijden en zorgde voor het jongste kind van 6 jaar oud. Ze deed de was en de afwas, verschoonde de bedden, streek de overhemden en verzorgde haar bazin, die aan kanker leed. ’s Nachts lag ze om 1 uur weer in bed.

Zo ging het elke dag, zeven dagen per week. Overdag kreeg ze geen eten. Alleen ’s avonds mocht ze pakken van wat er was overgebleven van het avondeten. Ze hield het vol door veel water te drinken.

In september 2019 was Fernandez van Manilla naar Riyad gevlogen. Ze zou twee jaar bij de Saoedische familie – een echtpaar met vier kinderen – wonen en werken. De vader en de volwassen kinderen van het gezin hadden goede banen bij de overheid. Hun complex bestond uit twee huizen en in de garage stonden tien auto’s, die Fernandez soms ook moest wassen.

Haar loon was 400 euro per maand. Het geld zou ze naar huis sturen, voor het levensonderhoud van haar moeder en vijf broertjes en zusjes.

In de zomer had Fernandez het door de Filipijnse overheid verplichte diploma huishoudelijk werk behaald. Maar op de hel waar ze in terechtkwam, was ze niet voorbereid. “Ze lieten me in een van de badkamers slapen. ’s Nachts maakte ik die schoon, droogde de vloer af en ging liggen. Ik mocht niet aan de toiletspullen komen. Me wassen deed ik met waspoeder.”

CIJFERS

450 euro ontvangen de vrouwen gemiddeld per maand. Ze werken meestal 7 dagen per week en gemiddeld 14 tot 18 uur per dag

11.500 vrouwen werden in 2017 door de Filipijnse overheid gerepatrieerd wegens een persoonlijke noodsituatie

553 vrouwen lieten in 2017 een klachtendossier opmaken omdat ze bij hun werkgever zouden zijn aangerand

Op een nacht werd ze wakker en stond de oudste zoon, een veertiger, in de deuropening. Hij sloeg haar en betastte haar. Op een ander moment duwde hij haar hoofd in de wc-pot, omdat ze zich had verslapen.

Na een paar weken belde Fernandez haar uitzendbureau in Manilla om te zeggen dat ze weg wilde. Het bureau overlegde met de lokale agent in Riyad. Die belde Fernandez’ bazin, maar die ontkende dat de werkster slecht werd behandeld.

Thuis in Manilla diende haar moeder een repatriëringsverzoek in bij het POEA, een overheidsorganisatie die de uitzendbedrijven controleert. Bij het bureau in Riyad waren ze laaiend. Wederom weigerden ze mee te werken.

Fernandez zei tegen hen: “Als dit zo doorgaat, pleeg ik zelfmoord.”

Wereldwijd misbruik

Over het misbruik van huishoudsters in het buitenland wordt al jaren gerapporteerd door internationale organisaties. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie ILO vormen zij een van de groepen die ‘het meest kwetsbaar zijn voor misbruik’, mede doordat ze vaak bij families inwonen en daardoor buiten het zicht van autoriteiten blijven. Hoewel veel werksters in goede omstandigheden werken, schrijft de ILO, zijn ook veel van hen het slachtoffer van ‘fysiek of geestelijk misbruik, uitbuiting en mensenhandel’. Volgens mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch werken huishoudsters gemiddeld tussen de 14 en 18 uur per dag, voor een maandloon van omgerekend 450 euro.

Sarah Fernandez (links) is in Manilla teruggekeerd na een vreselijke tijd bij een familie in Saoedi-Arabië. Rechts haar moeder. Beeld Ezra Acayan
Sarah Fernandez (links) is in Manilla teruggekeerd na een vreselijke tijd bij een familie in Saoedi-Arabië. Rechts haar moeder.Beeld Ezra Acayan

De Filipijnen zijn wereldwijd hofleverancier van hulp aan huis. Jaarlijks vertrekken rond de 200.000 vrouwen naar bestemmingen als Singapore, de Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten. Vooral in de Arabische landen is de vraag groot. Een vijfde van alle Filipijnse werksters vertrekken naar deze regio.

Misbruik komt wereldwijd voor. Een EU-onderzoek naar huishoudelijke hulp in tien lidstaten concludeerde in 2011 dat werksters het risico liepen op ‘uitbuiting en mishandeling, inclusief seksueel misbruik’. Amerikaanse onderzoekers concludeerden vorig jaar dat misbruik van werksters, met name Filipijnse, ‘wijdverbreid’ was.

In de Arabische landen lijkt de situatie het ergst. Human Rights Watch interviewde de afgelopen tien jaar honderden Filipijnse en andere buitenlandse werksters in het Midden-Oosten, die tot 21 uur per dag moesten werken en niet of nauwelijks vrije dagen hadden.

Ook de Filipijnse overheidscijfers spreken boekdelen. In 2017 werden bijna 11.500 vrouwen door de Filipijnse overheid gerepatrieerd vanwege een persoonlijke noodsituatie. Klachten worden bijgehouden door het OWWA, een Filipijnse overheidsorganisatie die wordt gefinancierd via een verplichte jaarlijkse bijdrage van migranten en werkgevers. In 2017 maakte de dienst 34.000 klachtendossiers op, waaronder 12.000 voor contractbreuk, 4.000 voor mishandeling, 553 voor aanranding en 162 voor verkrachting. “De vrouwen nemen bij vertrek een grote gok”, zegt Carlos Conde van Human Rights Watch in Manilla. “De kans dat het goed of fout gaat is ongeveer even groot.”

In publicaties over misbruik richt het vizier zich op de families, de werkgevers die de Filipijnse huishoudelijk werkers slecht behandelen. De uitzendbureaus die de werksters aan een plek helpen, of de Filipijnse overheid die de werksterindustrie actief promoot, blijven vaak buiten schot. Moeten zij meer doen om de vrouwen beter te beschermen? En hoe zit het met de scholen waar de toekomstige nanny’s en werksters hun verplichte ‘basiscursus’ volgen? Waarschuwen die hun studenten genoeg voor wat hen in de gastgezinnen kan overkomen?

Altijd blijven lachen

De file hobbelt gestaag voorbij op een van de toegangswegen richting het centrum van Manilla, waar ‘nannyschool’ Prince ZMT is gevestigd. Het is een van de vijfhonderd gecertificeerde scholen in de Filipijnen waar vrouwen trainen voor het certificaat huishoudelijk werk. Dit diploma is een voorwaarde voor het krijgen van een werkvisum. Ook vrouwen die al eens in het buitenland zijn geweest, moeten opnieuw examen doen.

De basiscursus huishoudelijk werk duurt twintig dagen. Het curriculum is door de overheid opgesteld en bestaat uit schoonmaken, bedden opmaken, wassen, strijken en koken. De vrouwen, veelal afkomstig uit de provincies, slapen tijdens de cursus in een gebouw van de school. Het lesgeld varieert, maar komt gemiddeld uit op zo’n 130 euro, een groot bedrag voor de gemiddelde Filipino. Sommige scholen, waaronder ZMT, vragen geen cursusgeld maar berekenen dit door aan de toekomstige werkgever.

Filipijnse vrouwen leren koken, schoonmaken, wassen en strijken tijdens de basiscursus huishoudelijk werk. Beeld Ezra Acayan
Filipijnse vrouwen leren koken, schoonmaken, wassen en strijken tijdens de basiscursus huishoudelijk werk.Beeld Ezra Acayan

Binnen is de klas ingericht als een huis, inclusief een zithoek, een was- en strijkvertrek en een slaapkamer. In de eethoek bereiden zo’n twintig studenten zich voor op het examen dat een dag later zal worden afgenomen. ‘Bedienen aan tafel’ is een van de praktijkonderdelen.

“Pardon meneer, mag ik het servet op uw schoot leggen? Uw heldere soep is gereed.”

Naast de gedekte eettafel staat Rheamy Plagata (31). Ze draagt een paars schort. Plagata is afkomstig uit de zuidelijke provincie Mindanao en heeft een dochter van 8. Ze werkte al eens eerder in het buitenland, in Singapore, van 2014 tot 2018. Nu gaat ze terug, om geld te sparen voor een eigen zaak. Het is voor minimaal twee jaar. “Als mijn werkgever me goed behandelt, blijf ik misschien langer.”

“Kan ik uw bord weer weghalen, meneer? Mag ik het hoofdgerecht opdienen?”

Jovelyn Lagansua (31) staat klaar met de zoetzure rijst. Van 2017 tot 2019 werkte ze in Koeweit. Ze sliep in het washok en had één keer per maand vijf uur vrij. Die tijd gebruikte ze om geld naar huis te sturen en naar de kerk te gaan. Haar baas was vriendelijk, maar ook chagrijnig. “Soms werd ze kwaad en schreeuwde ze, omdat ze vond dat ik mijn werk niet goed had gedaan. Het kleinste stofje moest weg zijn. Soms moest ik dan huilen. Als ze dat zag, omhelsde ze me.”

“Mag ik het dessert serveren, meneer?”

Lyn Marie Bona (33), afkomstig uit een van de centraal gelegen eilanden, de Visayas, serveert amandelgelei. Ze staat op het punt voor het eerst in het buitenland te gaan werken. Haar man en zoontje van 1 jaar blijven achter. Later zal ze vertellen: “In Singapore moet je altijd lachen omdat ze geloven dat het geluk brengt. Daarom heb ik tijdens het sollicitatiegesprek voortdurend geglimlacht.”

De vrouwen hebben al afscheid genomen van hun families. Ze kunnen het zich niet veroorloven om voor vertrek nog naar huis te gaan. “Geld is in de Filipijnen altijd het probleem, meneer”, zegt Bona, tijdens een gesprek in de zithoek waar met een stofzuiger wordt geoefend. “Ik had thuis een kantoorbaan. Daarmee verdiende ik 7.000 peso’s (127 euro) per maand, maar dat was niet genoeg om van rond te komen. Melk is duur en ik wil dat mijn zoontje het beste merk krijgt.”

Bona, die een tweejarige ICT-opleiding heeft gevolgd, hoopte op een administratieve functie in het buitenland, maar die vond ze niet. Huishoudelijke hulp worden was het enige alternatief. Ze gaat 400 euro per maand verdienen. “Met het geld dat overblijft, wil ik een huis kopen. En mijn man wil zijn eigen restaurant beginnen. Hij is een goede kok.”

Niemand hoeft deze vrouwen te vertellen dat de kans groot is dat ze een zware tijd tegemoet gaan. “Het is het enige waar we het buiten de lessen over hebben”, zegt Bona. “Of onze werkgever ons goed zal behandelen. Zelf hoop ik vooral dat mijn werkgever me toestaat om in mijn eigen tijd een telefoon te gebruiken.”

Sommige vrouwen verwijzen naar ‘Koeweit’. In december 2019 werd de Filipijnse werkster Jeanelyn Villavende door haar Koeweiti werkgever doodgeslagen. Villavende had een paar maanden eerder tevergeefs aan de bel getrokken bij haar uitzendbureau, omdat ze werd mishandeld en te weinig betaald kreeg. Ze wilde gerepatrieerd worden, maar het uitzendbureau weigerde mee te werken. Haar familie had in oktober voor het laatst contact met haar. Vanwege deze zaak mochten begin dit jaar tijdelijk geen werksters afreizen naar Koeweit.

Stressmanagement

ZMT-directeur Richard Orpilla (38) is een man met een innemende glimlach en een blinkend horloge. Hij weet dat zijn studenten voor een grote uitdaging staan. “Helaas is de realiteit dat overwerk en slaapgebrek veel voorkomen. Dat zeggen we ook eerlijk tegen onze studenten.”

Om studenten weerbaarder te maken, plakt de school een extra week aan de cursus vast. In die week krijgen de vrouwen onder meer les in ‘stressmanagement’ en – sinds het incident in Koeweit – zelfverdediging. Hiermee is Prince ZMT een uitzondering; de meeste scholen volgen het standaard curriculum. Orpilla: “Ons advies is: zorg dat je over een telefoon beschikt, zodat je altijd een bericht kunt sturen naar familie of het uitzendbureau. Doe altijd je kamer op slot en schrijf het adres op van de Filipijnse ambassade.”

null Beeld Ezra Acayan
Beeld Ezra Acayan

Het belangrijkste advies dat Orpilla zijn studenten meegeeft, is echter van een andere orde: vertrouw op God. Is dat écht het belangrijkste? Ja, zegt hij. “Hoewel ik niet religieus ben, denk ik toch dat het geloof je de steun geeft die je nodig hebt.”

De opstelling van Orpilla, zegt Carlos Conde, valt de scholen niet eens te verwijten. “Ja, de werksters zouden beter voorbereid moeten zijn, maar het is niet de primaire taak van deze scholen”, zegt Conde. Volgens Human Rights Watch moet er eerder kritisch worden gekeken naar de bureaus die vrouwen rekruteren en uitzenden. Die moeten, zo schrijft de Filipijnse wet voor, ‘de toestand van de werkster in de gaten houden en bij klachten of problemen onmiddellijk in actie komen’. Conde: “Ze zouden veel beter moeten controleren hoe het met de vrouwen is zodra ze bij een familie aan het werk zijn.”

Een verdieping lager dan Prince ZMT zit het kantoor van Maanyag. Het is een van de ongeveer 3.500 geaccrediteerde uitzendbureaus in de Filipijnen. De meeste werken nauw samen met scholen, omdat ze op die manier een deel van het collegegeld opstrijken. Formeel mogen de uitzendbureaus zelf niets in rekening brengen bij hun uitzendkrachten.

De eigenaren van ZMT en Maanyag zijn familie van elkaar. Via de wachtkamer, die vol zit met toekomstige nanny’s, en via een kleine ruimte met tientallen administratief medewerkers, belanden we in het lichte, ruime kantoor van eigenaar en directeur Myrna Luz Manansala. Tegen de muur staat een gedecoreerde stoel in de vorm van een troon.

Manansala noemt het verwijt van de ngo’s, dat de uitzendbureaus te weinig doen, te makkelijk. In samenwerking met lokale partners in het land van bestemming zoekt zij naar geschikte families, en probeert daarbij altijd goede voorwaarden voor haar uitzendkrachten af te dwingen. Als voorzitter van de vereniging van uitzendbureaus die nanny’s leveren aan Brunei, zegt ze, is ze dat aan haar stand verplicht. “Maar het is moeilijk om vanaf hier de houding van werkgevers te beïnvloeden. Wij zijn afhankelijk van de lokale bemiddelingsbureaus.”

Bovendien, zegt Manansala, kloppen de verhalen over misbruik niet altijd. “We moedigen uitzendkrachten aan om ons te vertellen over problemen, maar die moeten wel reëel zijn. Soms blijkt er sprake van een mismatch. Het komt ook voor dat vrouwen niet wíllen werken.”

Nieuwe afspraken in Koeweit

De Filipijnen en Koeweit hebben na de moord op de poetsvrouw in Koeweit en de daaropvolgende uitzendstop nieuwe afspraken gemaakt. Er komt een standaard­contract, waarin staat dat werksters niet meer dan twaalf uur per dag mogen werken en ten minste één dag per week vrij moeten krijgen. Ook hebben ze recht op acht uur slaap en gebruik van hun ­telefoon.

Ook in Libanon is zicht op verbetering. In juni heeft de Libanese minister van Werkgelegenheid beloofd een standaard­contract op te stellen, gebaseerd op aanbevelingen van een werkgroep waar Human Rights Watch en de ILO deel van uitmaakten.

Alleen betere contracten zijn niet genoeg, benadrukt Human Rights Watch. Overheden moeten bij klachten sneller in actie ­komen en werkgevers die in de fout gaan, straffen. Daarvoor moeten werksters ook onder de reguliere arbeidswet gaan vallen. “Werkgevers zouden nooit met misbruik weg mogen komen.”

Nog iets dat ze signaleert: dat de uitgezonden vrouwen het lastig vinden om voor zichzelf op te komen. “Dan horen we van een hulp die zes kinderen verzorgt, het huis schoonmaakt én moet koken – dat is onmogelijk. Als je dat tolereert, krijg je problemen.” Soms, zegt Manansala, moet je ook gewoon een tikkeltje slimmer opereren. “Als je goed voor de kinderen zorgt, zullen die je in bescherming nemen. En als dat allemaal nog niet helpt, is er in die landen óók een wet. Als die niet wordt nageleefd, kun je altijd bij de ambassade aankloppen.”

Gevangenisstraf

Maar dat is nu juist het probleem: in veel Arabische landen vallen werksters uit het buitenland niet onder het reguliere arbeidsrecht. Libanon, Koeweit en Saoedi-Arabië onderwerpen arbeidsmigranten aan een grimmig wettelijk regime: het zogenoemde kafalasysteem. Bij ‘kafala’, dat zoveel als adoptie betekent, mag een huishoudelijke hulp niet zomaar het huis van haar werkgever verlaten, want dan verliest ze haar verblijfsvergunning. Paspoorten worden meestal in beslag genomen. Vrouwen die toch vertrekken, riskeren een gevangenisstraf of deportatie. Als ze al hun stem laten horen, doen ze dat bij de uitzendbureaus in Manilla. Als die een zwarte lijst zouden aanleggen van alle werkgevers die de fout in gaan, zegt Carlos Conde, zou er een belangrijke stap in de bestrijding van het misbruik worden gezet.

Bij nannyschool Prince ZMT krijgen de vrouwen ook een week les in stressmanagement en zelfverdediging. Beeld Ezra Acayan
Bij nannyschool Prince ZMT krijgen de vrouwen ook een week les in stressmanagement en zelfverdediging.Beeld Ezra Acayan

Maar de bureaus hebben weinig reden om snel in actie te komen, omdat ze dan met de lokale partner moeten onderhandelen over de kosten van ontbinding van het contract. Dat financiële verlies wil niemand vrijwillig dragen. Volgens Julien Debonneville, die onderzoek deed naar de Filipijnse migratie-industrie, verdienen de bureaus tussen de 300 en 4.000 euro per student, afhankelijk van het land van bestemming, de werkgever en het wereldwijde aanbod van werksters.

En zo moet de oplossing uiteindelijk van de Filipijnse overheid komen. Zeker, in vergelijking met andere landen die arbeidskrachten de grens over sturen, gebeurt er al veel. Filipijnse ambassades hebben allemaal een speciale afdeling voor arbeidsmigranten. Die controleert de contracten en biedt soms een schuilplaats aan werksters in nood.

Buitenlandse uitzendbureaus moeten een welzijnsmedewerker inhuren die contact houdt met de werksters. Vaak is dat een Filipino. En elke drie maanden moeten de bureaus in de Filipijnen rapporteren over de toestand van de uitgezonden vrouwen.

Niet té kritisch zijn

Klachten worden bijgehouden door het OWWA, een Filipijnse overheidsorganisatie die wordt gefinancierd via een verplichte jaarlijkse bijdrage van migranten en werkgevers. Jaarlijks opent deze dienst zo’n 30.000 nieuwe klachtendossiers. Migranten bij wie een ‘groot fysiek of geestelijk lijden’ wordt vastgesteld, komen in aanmerking voor repatriëring. Het uitzendbureau moet in dat geval de terugreis van de arbeidsmigrant betalen. In 2018 gebeurde dat bijna 13.000 keer; 6.875 uit Koeweit en 2.950 uit Saoedi-Arabië.

Helpt het? Niet als je naar de misbruikcijfers kijkt, die zijn al jaren stabiel. De Filipijnse overheid, zegt Carlos Conde van Human Rights Watch, moet in gesprek gaan met landen, met name in het Midden-Oosten, om de wetgeving voor arbeidsmigranten te verbeteren, daders te vervolgen en het kafala-systeem aan te pakken. “Ze moeten dit samen met andere landen aankaarten, bijvoorbeeld in de Verenigde Naties.”

De vraag is waarom dat nog niet gebeurt. Volgens Conde kan de Filipijnse overheid niet té kritisch zijn, omdat de arbeidsmigranten een duizelingwekkende hoeveelheid geld naar huis sturen: 28,5 miljard euro, oftewel een tiende van het bruto nationaal product. ‘Er wordt nu al weleens gezegd dat Filipino’s te veel geld vragen”, aldus Conde. “Het laatste wat Manila wil, is een land als Saoedi-Arabië tegen zich in het harnas jagen.”

Sarah Fernandez werd uiteindelijk in december 2019 op een vliegtuig naar Manilla gezet. Het lokale uitzendbureau betaalde de vlucht en vroeg haar een document te tekenen waarmee ze afzag van verdere claims. Dat weigerde ze, ook omdat ze van de Saoedische familie nog geen enkel maandloon had ontvangen.

Kookles op de nannyschool. De meeste vrouwen hebben al afscheid genomen van hun families. Ze kunnen  het zich niet veroorloven voor hun vertrek nog naar huis te gaan. Beeld Ezra Acayan
Kookles op de nannyschool. De meeste vrouwen hebben al afscheid genomen van hun families. Ze kunnen het zich niet veroorloven voor hun vertrek nog naar huis te gaan.Beeld Ezra Acayan

Ze doet haar verhaal in haar huis in Rizal, een arme voorstad van Manilla. Met haar moeder, oma en haar jongere broers en zussen woont ze in de met golfplaten afgedekte ruimte tussen de twee buitenmuren van de buren. “Ik had graag geld verdiend om het op te knappen”, zegt ze.

Met hulp van Roberto De Castro, een voormalig arbeidsmigrant die de afgelopen jaren honderden geplaagde werksters en hun familie hielp, heeft ze bij de geschillencommissie in Quezon City een claim tegen haar uitzendbureau ingediend. Fernandez en het uitzendbureau zijn inmiddels opgeroepen voor een mediation-bijeenkomst. “Ze boden 175 euro, dat heb ik geweigerd.”

Haar geld verdient ze nu met de verkoop van rijstepap, voor haar huis. Het is bij lange na niet voldoende om haar gezin mee te onderhouden. Als huishoudelijke hulp wil ze nooit meer aan de slag, maar een terugkeer naar het buitenland sluit ze niet uit. “Misschien dat ik het probeer als fabrieksarbeider.”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234