Fietsen tussen cultuur en commercie
Tien dagen per jaar wordt het anders zo rustige Waddeneiland Terschelling het decor van Oerol, Nederlands populairste theaterfestival. Voor de cultuurminded toerist is die artistieke invasie een extra, rustzoekers zien de horden komen met opgetrokken wenkbrauwen. Koers naar Schylge, het eiland met twee gezichten.
Lekker waddenweertje, niet?' De steward grijnst me bemoedigend toe van onder zijn grijze snor, terwijl ik nog dieper probeer weg te zinken in mijn regenjas, waar een venijnige wind onophoudelijk aan rukt. Ik zou ook binnen kunnen gaan zitten, maar de afvaart van onze veerboot wil ik niet missen, ook al ligt het snoezige Harlingen-Haven er een stuk minder dromerig bij dan wellicht het geval is onder een stralende zon. Maar niet opgeven dus, want wie op Terschelling - in het Fries de tongbreker Schylge of Skylge - wil verblijven, doet er goed aan zich van bij het begin wat nederigheid aan te meten tegenover de natuurkrachten. Op het eiland, zo lijkt deze man me met een knipoog te willen waarschuwen, voert de wind het hoogste woord.
Het is net dat wat me naar Terschelling brengt: de krachtmeting tussen de mens, die te midden van de bossen en de duinen zijn kunst neerpoot, en de grillen van wind, neerslag en zee, die in staat zijn al die ijdelheid in een paar minuten tijd weg te vagen. Oerol presenteert theater- en dansvoorstellingen op locatie: in tenten, bunkers, schuren, in de branding of onder de blote hemel. De culturo die hierheen komt, wil vooral niet in een zeteltje zitten - hij wil al fietsend tegen de wind optornen, in het midden van de nacht een duinpan beklimmen voor een nachtelijke performance of door verhalenvertellers meegenomen worden naar de bossen. Jaarlijks zakt voor het festival een indrukwekkende 60.000 man af naar Terschelling. Als ik om me heen kijk op de veerboot zie ik een gemengd publiek, gaande van jonge gezinnen met kinderen tot kwieke vijftigers in fleece-outfit en uitgerust met stoere wandelsticks. De Oerollers van het eerste uur weten na meer dan dertig jaar hoe het moet.
Festival of Fools
Meer dan dertig jaar? In 1981 start Joop Mulder, uitgeweken Amsterdammer en eigenaar van de Terschellinger kroeg De Stoep, met een festival. De rebelse vibe van de grootstad zit Mulder in het bloed, en hij nodigt een aantal artiesten uit voor een eilandse versie van het Festival of Fools. De eerste editie speelt zich af in de straat voor zijn café en is een mengeling van straattheater, slam poetry, clownerie en muziek. Het duurt de volgende jaren niet lang voor artiesten en publiek de kroeg verlaten om oerol - Fries voor 'overal' - uit te zwermen over het eiland. Het is het begin van een locatiefestival dat eerst op, maar gaandeweg steeds meer met het eiland werkt, onder de noemer sense of place. Het unieke bos-, duin en polderlandschap wordt niet gebruikt als passief decor, maar als inspiratiebron voor en medespeler in de voorstellingen. Het uitzwermen naar al dat moois gebeurt trouwens vanzelfsprekend met de fiets. Wie op West-Terschelling van de veerboot stapt, heeft de fietsverhuurwinkels voor het uitkiezen. Wij lopen binnen bij Tijs Knop en komen buiten met een glanzend stalen ros met maar liefst 27 versnellingen. Voor een Vlaamse die het gewoon is om met een tweedehandse rammelkar te rijden, is dit chique Nederlandse rijwiel een ongekende luxe.
Maar geen overbodige luxe, zo blijkt al snel. Al tijdens mijn eerste dag op het eiland ontdek ik dat ik een klassieke beginnersfout heb gemaakt: bij het boeken van mijn tickets heb ik geen rekening gehouden met de locatie van mijn voorstellingen. Terwijl ik het langwerpige eiland op en neer fiets, van West-Terschelling tegen de wind in over Midsland helemaal naar Oosterend en weer terug, voel ik mijn lijf steeds luider protesteren. Intussen word ik geregeld gemoedelijk voorbijgesnord door flinke medioren op elektrische fietsen, de bagagedrager voorzien van dekentje, thermos en zitkussentje. En al moet de fietser op Terschelling wel degelijk sterk zijn, eenzaam is hij in geen geval. Van west naar oost lopen een hoofdweg en een parallelle duinweg, beide zijn tijdens het festival heuse fietsautostrades. Wee de onervaren peddelaar die de fietsetiquette schendt door plots te vertragen of onverhoeds af te slaan: het fietsleger dat hem op de hielen zit, dist hem genadeloos met een afkeurend 'ge'tsss'. Naar de paar scootertjes die ons voorbijsteken, wordt al helemaal scheef gekeken: wat een stielbedervers. Oerollen doe je met de fiets, punt uit.
Maar de beloning voor zoveel vergoten zweet blijkt de moeite waard. Het festival brengt de meerwaardezoeker op plekken waar de gewone toerist niet komt, of toch niet op die manier, of toch niet op dat tijdstip. De derde ochtend van mijn verblijf heb ik een dansvoorstelling geboekt die zich afspeelt bij zonsopgang, in Arjensdune, vlak bij het wondermooie Duinmeertje van Hee. Tot mijn grote verbazing ben ik niet de enige halvegare die om 5 uur uit zijn bed is gekropen: met mij haasten zo'n tweehonderd andere vroege vogels zich richting Hee. Een wandeling die in een merkwaardige en bijna gewijde stilte verloopt, brengt ons naar het duin waar de dansers van choreograaf Sharon Fridmann wachten. Het hoofd dat zwaar is van vermoeidheid, de stilaan opkomende zon, de aanwezigheid van zoveel anderen en de schoonheid van de door het zand dansende lichamen missen hun impact niet. De ontroering is des te groter omdat ze gedeeld wordt, met mijn medemens én met de stilmakende natuur rondom mij. Ik begrijp het nu: dit is de magie, voor dit soort ervaringen zakken al deze mensen al zoveel jaren af naar dit eiland. Dit is, zoals spreekwoordelijk is geworden, des Oerols.
Feest van commercie
En toch knaagt er ook iets, en hoe langer ik op het eiland verblijf, hoe moeilijker ik het kan negeren. Ik zie dezer dagen ook behoorlijk wat luidruchtige twintigers die, een biertje in de hand, vooral komen chillen in het festivalhart Westerkeyn. Ik zie in iedere kroeg een vierkante meter podium waarop bandjes van soms bedenkelijke kwaliteit hun ding mogen doen. Sommige campings lijken wel een festivalweide op zich, met concertjes en vaak tenenkrullende animatie. Er zijn niet alleen Oerol-T-shirts en -goodies, er zijn ook speciale Oerolmenu's en er ligt 'Oerolbrood' in de winkels. Door critici wordt al langer gefluisterd dat Oerol zijn rebelse wortels heeft verloren, of, erger nog, zelfs zijn artistieke focus - dat de hoogmis van de cultuur heeft plaatsgemaakt voor een feestje van de commercie. En het is waar: veel bezoekers komen niet zozeer voor de kunst als voor de totaalbeleving, 'lekker oerollen', en dat betekent kamperen, eten, drinken, en feesten. De Terschellingse horeca is op de kar gesprongen, de prijzen voor huurhuisjes zijn tijdens het festival exuberant hoog. Is Oerol, en het eiland Terschelling, het slachtoffer van zijn eigen succes?
Ik spreek erover met oer(ol)vader Joop Mulder in het Oerolkantoortje, waar de kernploeg overuren draait en de vrijwilligers druk in- en uitlopen. Mulder is een pientere man, die onmiddellijk begrijpt waar ik heen wil. Maar hij kent ook zijn cijfers. Mulder: "Het is heel simpel. Het festival en de handelaars van het eiland hebben elkaar nodig, het is een partnership. Het eiland haalt gedurende deze tien dagen ruim 15 procent van zijn totale jaaromzet binnen, economisch gezien is Oerol voor hen dus van onschatbaar belang. Anderzijds dragen deze commerçanten actief bij aan het festival. Ze storten in een garantiefonds dat Oerol boven water houdt in financieel moeilijke tijden. Die samenwerking met de commerciële sector levert alleen maar wederzijdse voordelen op - daarmee ben ik een schoolvoorbeeld van de 'culturele ondernemer' die de overheid zo graag ziet." (grijnst) Toeristenvallen? De prijzen voor een overnachting op Terschelling gaan tijdens het festival omhoog, geeft Mulder toe, maar een biertje bij het plaatselijke café is voor de gewone toerist geen cent duurder.
Mensenkijken
Maar wat met de eilanders? Wat vinden deze Friezen van de invasie van een paar tienduizend 'inlanders' op hun gemeenschap van 5.000 zielen? Mulder: "De meeste bewoners hebben geen probleem met Oerol. Ze zijn blij dat ze dicht bij huis zoveel moois kunnen zien waarvoor ze anders naar het vasteland moeten reizen. En dan heb ik het niet alleen over het theater. Ik was onlangs in het bejaardentehuis. Een deel van die oudjes verheugt zich op Oerol: ze komen dan in de haven op een bankje zitten om naar de mensen te kijken. 'Ze hebben zulke kleurrijke kleren aan, Joop', zeggen ze tegen mee, 'Ze zien er zo grappig uit.' Dat is dan hun voorstelling. De klacht die hij het meest opvangt, zegt hij na even nadenken, is dat er zoveel mensen naar het eiland komen die onvoldoende kunnen fietsen. Mulder: "Ze steken zomaar over, ze blokkeren de weg. Dat zorgt nog voor de meeste ergernis." Ik staar wat schuldbewust naar mijn tenen, en neem afscheid.
Ik keer terug naar West, waar ik in de haven gelogeerd ben op de Frans Horjus. Zo'n slaapschip is beslist de meer avontuurlijke manier om op Terschelling te verblijven. Mijn kajuit is letterlijk een plank, vastgezet in een ruimte die zo groot is als een bezemkast en waar bovendien nog een piepklein wasbakje bij is gemonteerd. Maar de plank ligt best comfortabel, en ik was de afgelopen nachten zo moe dat het eigenlijk allemaal niet uitmaakte. Vlak bij de Frans Horjus, op de bankjes aan het VVV-kantoor, zitten inderdaad een aantal oudere mensen te kijken naar het gewoel van aankomende en vertrekkende Oerollers. Ik besluit Mulders optimistische verhaal af te toetsen en maak een praatje. Mulder blijkt niet overdreven te hebben: over het festival valt bij deze mensen weinig kritiek te rapen. Van geluidsoverlast of brallende festivalgangers lijken ze geen last te hebben. Een van hen haalt z'n schouders op: "Het hangt er natuurlijk van af wat je verwacht. Er zijn natuurlijk altijd mensen die zo'n festival maar niks vinden. Mensen die gestopt zijn met werken, een huisje hebben gekocht voor de rust en zeggen: 'Ik heb het verdiend, het zit in m'n binnenzak, en nou wil ik met de wereld niks meer te maken hebben.' Dan valt de wereld plots zomaar op hun dak."
Kiekendief
Die wereld valt trouwens niet alleen de tweebenige Terschellingenaren op het dak, maar ook een heleboel andere eilandbewoners. De bontbekplevier en de tureluur, de rosse grutto en de zeldzame blauwe kiekendief, of in de vlinderbranche: de zilveren maan, de citroenvlinder, de parelmoervlinder. De fauna en flora van Terschelling is behoorlijk ongerept en bijgevolg beschermd - geen wonder dat het Nederlandse Staatsbosbeheer de impact van de toestroom aan mensen op het kwetsbare eco-evenwicht nauwlettend in de gaten houdt. In de beginjaren van het festival was de relatie tussen het festival en het agentschap ronduit vijandig, vandaag wordt er in goede verstandhouding samengewerkt. Voor een broedende buizerd met jonge kuikens of een havik met een nest moet elke voorstelling wijken, al was het God de Vader zelf die de regisseur is. Het credo is dat hier geen theater wordt gemaakt op het eiland - het eiland is het theater. En voor dit theater wordt liefdevol zorg gedragen.
De respectvolle houding probeert het festival overigens ook aan het publiek door te geven. Bij voorstellingen wordt me op het hart gedrukt de aangegeven paden niet te verlaten, omdat naast het pad zeldzame mossoorten groeien. Wanneer ik de laatste dag van mijn verblijf niet aan de verleiding kan weerstaan om een bosje veldbloemen te plukken - de kleurencombinatie vormt een prachtig palet - word ik berispt door een vrouw die me van op de fiets toeroept: "Nou, wel alles mooi laten staan hoor!" Tja, zo zijn die Nederlanders dan ook wel weer. Morgen keer ik terug naar het vasteland, samen met duizenden anderen. Dan wordt Terschelling weer helemaal het domein van vogels, vlinders, konijnen, en van die robuuste eilanders.
Oerol vindt dit jaar plaats van 9 tot 18 juni op Terschelling. Info, tickets en programma via oerol.nl