AchtergrondInstellingen
‘Extra belminuten en minder spanningen’: de pandemie bracht ook wat op in gesloten instellingen
De eerste lockdown was erg frustrerend voor jongeren in een instelling, maar ze hebben ook wat gewonnen bij het crisisjaar: extra belminuten en minder spanningen met de opvoeders. Dat blijkt uit het nieuwe jaarrapport van de Commissie van Toezicht.
“Dat er geen bezoek meer kon, dat was het hardste. Ik en nog heel veel jongeren hebben daar echt van afgezien”, getuigt een jongere in het jaarverslag 2020 van de Vlaamse Commissie van Toezicht voor jeugdinstellingen. Tijdens de eerste lockdown werd ‘gesloten instelling’ nogal letterlijk geïnterpreteerd: opgeschorte familiebezoeken of buitenactiviteiten en lessen die geschrapt werden, maar ook plaatsingstermijnen die verlengd werden of quarantaines waardoor pas aangekomen jongeren zeven tot negen dagen alleen in hun kamer moesten blijven. Na de zomer versoepelde dat beleid.
De strenge coronamaatregelen in die periode lieten hun sporen na, leest het rapport, en gelukkig ook op een positieve manier. Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens, voorzitter van de commissie, stelt dat corona voor een digitale versnelling zorgde. Doordat fysiek bezoek niet meer kon, werd beeldbellen overal versneld ingevoerd. “Jongeren konden vaker en op verschillende momenten beeldbellen met thuis. Dat apprecieerden ze enorm”, aldus Vrijens. Die flexibele aanpak lijkt een blijver.
Jongeren vertellen ook over de lossere sfeer in coronatijd. “De opvoeders hadden meer tijd voor ons. We mochten meer beeldbellen naar huis en dat gaf rust. Ze lieten zelfs al eens een kebab of pizza leveren.” Een begeleider beaamt dat er meer tijd was om met de jongeren bezig te zijn. “We voelden meer connectie en leerden de gasten ook beter kennen.” De conclusie van de commissie over die positieve evoluties: ‘Misschien hoeft alles niet altijd zo strak te verlopen?’
Kafkaiaanse regeltjes
De Commissie van Toezicht voor jeugdinstellingen werd in het leven geroepen in 2017 en bestaat uit zogenaamde maandcommissarissen, vrijwillige burgers die het reilen en zeilen in de elf instellingen mee opvolgen. Jongeren komen er terecht na een beslissing van de jeugdrechter, door een verontrustende thuissituatie of als pleger van feiten.
Dat gebeurde door de pandemie best vaak. In Knack stelde des Konings Ine Van Wymersch van het parket Halle-Vilvoorde recent dat “het aantal minderjarigen die ernstige feiten plegen, waarvoor je in de gesloten instelling van Everberg wordt geplaatst, in de eerste drie maanden van dit jaar is verdubbeld: 18 van januari tot maart 2021, tegenover 9 in dezelfde periode in 2020.” Alsook: “Het aantal verontrustende opvoedingssituaties is toegenomen, en de situaties die ons worden gemeld zijn veel ernstiger en gevaarlijker.”
De druk op jeugdinstellingen is dus groot, en het rapport blijft heel wat werkpunten bevatten. Het gaat dan over dezelfde pijnpunten die ook al in eerdere jaarverslagen naar boven kwamen. Jongeren worstelen met kafkaiaanse regeltjes waar ze geen touw aan vast kunnen knopen: “Sta ik hier buiten een sigaretje te roken met een kop thee, dan krijg ik een opmerking omdat ik een kop thee mee naar buiten nam”, zegt iemand. In een andere instelling labelt een opvoeder een televisieprogramma als ‘ok’ en de ander niet, of mag poolen ’s avonds maar niet in het vrije moment in de voormiddag.
Vragen daarover worden nog te vaak beschouwd als ‘tegenspreken’. Jongeren blijven eveneens aanklagen dat te veel momenten worden aangegrepen voor een verplicht kamermoment. Volgens de commissie kan het helpen om vragen niet als ‘opstandigheid’ maar als ‘feedback’ te beschouwen en zouden de vele kamermomenten beter gemonitord en besproken moeten worden met jongeren. “Jongeren naar hun kamer sturen mag geen automatische reflex zijn omdat het gemakkelijk is.”
In vergelijking met 2019 merken de maandcommissarissen wel vooruitgang op vlak van participatie voor de jongeren, via bewonersraden, jongerenraden of groepsgesprekken. Ook het sanctiebeleid - in de eerste tussentijdse verslagen werd gewag gemaakt van ‘niet menswaardige’ isolatiecellen - lijkt progressie te maken, al blijft de motivering en duur van straffen een heikele kwestie.
De tendens van het rapport is voorzichtig positief. En ook de jongeren kijken met best wat relativeringsvermogen naar de pandemie. “In lockdown zitten? Niets meer buiten kunnen doen? Wel, ik bekijk het zo: nu zijn we eindelijk gelijkwaardig aan de rest van de buitenwereld. We missen niets want de buitenwereld staat ook stil”, getuigt een jongere in het rapport. “Nu ervaart iedereen wat het is als je vrijheden ingeperkt worden en iemand anders zegt wat je wel en niet mag doen.”