ColumnDe megastad
Er zijn in Mexico-stad voetbalteams voor spelers die een been missen, en elftallen voor daklozen, of voor gemaskerde worstelaars
Metropolen bieden een groeiend deel van de wereldbevolking onderdak. Hoe houden de mensen het daar leefbaar? Correspondenten doen wekelijks verslag vanuit hun eigen megastad. Deze week: Jan-Albert Hootsen in Mexico.
Op een minuutje of tien lopen van mijn appartement in de wijk Escandón, net buiten het centrum van Mexico-stad, verschuilt zich een voetbalveldje achter een metalen hek bedekt door klimplanten. Vanaf de Avenida José Martí valt het veldje nauwelijks op; zelf deed ik er twee jaar over om erachter te komen dat er überhaupt sportveldjes in mijn wijk zijn.
Toch is er iedere week een boeiend schouwspel te zien, als de mannen van Los Chapulines (‘De Sprinkhanen’) trainen. Alle spelers van het team hebben een of meerdere geamputeerde ledematen, waardoor ze vaak op spectaculaire wijze met krukken de bal rondspelen. Ze trainen voor hun eigen competitie; elke drie weken nemen ze het op tegen een ander team van spelers met amputaties. Hun techniek en snelheid doen nauwelijks onder voor spelers die nog wel beide benen hebben. Een publiek van tientallen mensen komt dan ook steevast opdagen om hun helden toe te juichen.
Zoals in vrijwel alle landen in Latijns-Amerika, honkballanden als Venezuela en Cuba uitgezonderd, wordt voetbal hier beleefd als een religie. Het aanbod op televisie is enorm. Dagelijks is op een stuk of zeven sportkanalen, 24 uur per dag, altijd wel ergens een wedstrijd te zien. Is het niet de Mexicaanse competitie zelf, dan wel een Europese of zelfs de Amerikaanse competitie.
In zo’n voetbalgek land is het echter flink zoeken naar plekken waar amateurs of jongeren het tegen elkaar opnemen. Wie denkt aan Brazilië, de grote regionale concurrent, denkt meteen aan voetbal op straat, op modderige trapveldjes, op pleintjes, op het strand. Rio de Janeiro pronkt graag met beelden van jongeren in arme wijken die acrobatische kunsten met de bal vertonen.
In Mexico-stad is dat een stuk lastiger. De meeste wijken hebben slechts enkele veldjes, die vaak ook nog moeten worden afgehuurd. Op pleintjes moeten grote groepen amateurspelers een kleine ruimte met elkaar delen of soms lang wachten voor ze aan de beurt zijn. En op straat voetballen? Met het alomtegenwoordige, brullende verkeer is het nauwelijks mogelijk.
De metropool mag dan qua straatvoetbal een beetje achterlopen op steden als Rio, Buenos Aires en Montevideo, die achterstand wordt weer gecompenseerd door de bonte collectie bijzondere elftallen die de stad rijk is. Er zijn teams als Los Chapulines en Pumas Reto, voor spelers die een been missen. Er zijn elftallen voor daklozen, die toernooien en zelfs een WK organiseren. En enkele jaren geleden werd in het oude centrum een ontmoeting georganiseerd tussen een team van gemaskerde worstelaars en een elftal clowns, waar geen land ter wereld er meer per honderdduizend inwoners van heeft dan Mexico.
Misschien wel het bekendste straatvoetbalelftal van Mexico-stad is evenwel Las Gardenias, een lgbtq+-team dat zijn wedstrijden speelt in het sportcomplex Deportivo Maracaná, in de ruige wijk Tepito in het oude centrum. Het team bestaat al ruim vijftig jaar, heeft een grote schare fans en is een begrip in Tepito en omliggende wijken. Dat het elftal zo’n fenomeen is, juist daar, mag gerust bijzonder genoemd worden; hoewel Mexico-stad verreweg de liberaalste deelstaat van het land is, zijn homo- en transseksualiteit nog lang niet breed geaccepteerd in de samenleving.
De bonte verzameling elftallen spelen dan ook niet alleen om de sport. Las Gardenias strijdt voor erkenning van minderheden, Los Chapulines wil laten zien dat ook gehandicapten meetellen in de samenleving en de daklozenelftallen proberen de aandacht op verborgen armoede te richten. En de clowns en de worstelaars? Die zijn vooral praktisch: in een stad met weinig ruimte voor spektakel in de straat, bieden ze er drie voor de prijs van één.