'Er is niks mooier dan de herinnering'
Makkelijker dan met Kees van Kooten wordt praten niet. 'Ik zal zelf maar beginnen lullen', zegt hij. Waarmee meteen het laatste lelijke woord gebruikt is. Woensdag hoor je Martine Tanghe en Philip Freriks het Groot Dictee der Nederlandse Taal voorlezen. Dat schreef hij. 'Wellevendheid is de deugd van een loser geworden.'
Soms kan taal eenvoudig zijn. Met deze zin, bijvoorbeeld: 'Binnen is het allerkeurigst en ruikt het naar 4711 en 1956'. Hij staat op pagina 37 van een dun boekje dat Annie heet, Kees van Kooten is in het verhaal net binnengestapt bij een mevrouw in de Anthonie Heinsiusstraat in Den Haag, in elf woorden sta je als lezer in dezelfde kamer. Je ruikt de geur. Dat is het wonder van een zin en van een taal en dat wonder zal in Kees van Kootens Groot Dictee zitten.
Dan dat lullen. Op een zachte bank in een rustige hoek van Brasserie Keyzer in Amsterdam haalt hij een schriftje uit zijn tas. Zo'n schriftje waarin we als kind leerden schrijven. Redelijk dun. Hij kocht het in mei, net nadat hem gevraagd was om dat dictee te schrijven. "Kijk", toont hij. Een titel uit de Volkskrant van 6 december. 'Radio 1 krijgt nog newsier uitstraling' staat er. "Dat is zo onzinnig. Maak er dan 'actueler' van, maar 'newsier'... Ik kan het zelfs niet uitspreken. Vroeger las je al 'sexyer', maar dat is alweer uit. Nu is het 'newsier'."
Zijn schriftje zit bijna vol. De man die met typetjes als neerlandicus E.I. Kipping en Cor van der Laak ('en wel hierom') schuimbekkend tekeer ging, plakte sinds mei foute titels en foute zinnen uit kranten. "Ik vind het verontrustend", zegt Van Kooten (72) nu. "In 500 voor Christus zei Confucius al: als er in het taalgebruik een fout gebeurt, dan betekent het dat wat men zegt, niet is wat men bedoelt. En dan kunnen er geen goede zaken ontstaan. En als er geen goede zaken ontstaan, gaan kunst en moraal ten onder. En dan kan er geen juiste rechtspraak gebeuren. En als er geen juiste rechtspraak is, dan weet het volk niet wat het moet doen."
HIj kijkt op. "Dus kunnen we foute taal niet dulden. Taal is waar het op staat."
Nog twee knipsels. Hij leest de titel luidop voor: "'Van slavernij verdacht Brits echtpaar op borgtocht vrij'. Dat is toch erg? Die mensen zijn al slaven geweest en werden nadien in de gevangenis gezet! Natuurlijk niet, dat moest zijn: 'Van slavenhouderij verdacht Brits echtpaar.' En deze: 'Na een niet al te sprankelijk duel...' Die fout zie je ook vaak met vertederd en vertederend. En als en dan. Elke taalgeleerde weet natuurlijk dat Huygens in de 17de eeuw 'als' gebruikte toen het 'dan' moest zijn en de grote taalhervormer Paardekooper, die dit jaar overleed, zei al: 'Ach, die spelling, waar maken we ons druk om?' Maar kijk hier. (een nieuwe krantentitel, dit keer boven een 'Postuum' in 'de Volkskrant' van 10 mei; RVP) Daar staat: 'Taalhervormer Paardekooper schreef liever sjem als jam'. Hier wordt precies het omgekeerde gezegd van wat bedoeld wordt."
"Gelukkig," stoomt hij verder, "heeft het in dit geval geen juridische consequenties. Maar hier wel: 'Er is geen kapvergunning voor nodig, mits ze op de lijst met waardevolle bomen staan'. Dus: je mag die bomen kappen. Mits is dus fout gebruikt. Ik wil geen mopperman zijn, maar kwade advocaten en aannemers kunnen door slordig taalgebruik wel aan iets ontsnappen. Ook ministers of gemeenteraden of banken doen dat. Men probeert indrukwekkend te schrijven en daardoor wordt het wartaal. Mijn kreet is maar één lettertje verschil: 'Van wartaal naar waartaal'."
Dan laat hij nog even de spelfouten liggen, al wijst hij en passant nog even op 'Romijnse Oudheid' in een titel. "Je zou zeggen: de eindredacteur maakte een fout, maar het staat verderop ook in de platte tekst."
Etymologie
Maar, samengevat: als straks een groep Nederlanders en een "bus enthousiaste Vlamingen" aan zijn dictee beginnen, wordt het oppassen. "Het wordt anders," zei hij in juni daarover. Vandaag: "Ik wil het in mijn dictee niet alleen over spelling hebben, maar ook over deze dingen. De spelling zit er natuurlijk in, maar de tekst mocht maar 270 woorden hebben, dat is niet veel meer dan een column van Hugo Camps. Maar ik wil ook een betoog houden waar mensen kunnen over nadenken. Ze zullen de dicteestelling moeten beamen, het gaat over het juiste gebruik van de taal en dat dat zo ontzettend veel belangrijker is dan we denken."
Waarmee we terug zijn bij Confucius? Hij knikt. "En het gaat zoals je weet héél goed met China. Zijn leer is er nog altijd een grondreligie. Ze zullen deze kreet dus ook wel kennen."
Op een congres over etymologie, vorige week nog ("tweeduizend deelnemers, van half 9 in de ochtend tot half 7 's avonds") pleitte hij ervoor om een leerkracht in het eerste leerjaar elke ochtend te laten beginnen met de herkomst van een woordje. Dit is een schoolbord, weten jullie vanwaar dit woord komt? Bijvoorbeeld. "Omdat we de taal zo hovaardig gebruiken alsof we amicaal met mensen omgaan aan wie nooit zijn voorgesteld. Dit is een tafel. In het Engels table. In het Frans table. Tabula. Maar vanwaar komt dat woord?"
"Soms zet ik mijn kleindochter van vijf op school af en dan zie ik mannen met krijtstreeppakken en bruine schoenen, negen op tien keer, bellend binnenlopen. Gaan ze op het kinderstoeltje zitten, vraagt dat kind iets, zegt hij: 'Even bezig schat'. Met de zaak of de beurs aan het bellen, wellicht. Misschien ben ik een oude sentimentele man, maar ik herinner me nog goed dat ik in 1946 naast mijn moeder liep die de kinderwagen met m'n zusje voortduwde en dat zij zei: 'Kijk, zie je de bomen? En de blaadjes? En hoor je de vogeltjes?' Dat was de eerste kennismaking met taal. Nu zie ik dertig moeders met een buggy die niet eens meer naar hun kind kijken: ze zijn aan het bellen."
Veel vragen zijn er nog niet gesteld. En de koffie is koud: zijn woorden neerschrijvend is er geen tijd om te drinken.
Gedundrukt
10 augustus 1941. Dat zegt het internet over de geboorte van deze man. Dat hij al op de middelbare school met Wim de Bie een cabaretensemble vormde, dat ze al van in 1963 - dat is een halve eeuw geleden - 'actief' zijn en dat De Klisjeemannetjes, Cor van der Laak en De Vieze Man wel erg bekende typetjes werden.
Allebei kwamen ze uit Den Haag, dat toen heel ver van Amsterdam lag. "Art Blakey en Cannonball Adderley en Miles Davis kwamen ook wel in Den Haag spelen. Alleen deden ze twee concerten op één avond. Eerst om half 8 in de Houtrusthallen in Den Haag, maar je zag ze voortdurend op hun uurwerk kijken. Want om middernacht zouden ze op het podium in het Concertgebouw staan. Dáár moest je dus zijn! Met wat geluk had iemand dan een tweedehands auto waarmee we achter de bus van Cannonball naar Amsterdam reden, maar geld om binnen te komen was er dan al niet meer. Ze speelden gelukkig zo luid dat we het tot buiten hoorden."
Andere tijden waren dat. De vonk voor 'letteren en geest' wel meegekregen. "Ik heb thuis nog een enorm plakboek waarin mijn vader álle Carmiggelt-stukjes uit het Haagsch Dagblad, alfabetisch van 'Aanrecht' en 'Afscheid' tot 'Zielenrust', heeft gekleefd. Carmiggelt was een ontdekking. Samen met Bomans. Van Bomans was ook Guy (hij spreekt het uit met de zachte Franse 'g' zoals in guillotine, hij bedoelt oud-Humo-hoofdredacteur Mortier; RVP) grote fan. Wel, als je die stukjes leest: die kunnen zo nog in Humo. Carmiggelt was geen groot dichter, maar hij schreef eens: 'Hij zag zich al gedundrukt door Van Oorschot / en mompelde: 'Ga ik dan niet teloor, God?''
"En nu hebben zijn zoon Frank en Wouter van Oorschot dat gedaan: vijftig 'Kronkels', samen driehonderd bladzijden, gebundeld onder de titel Gedundrukt. Daarbij ook dertig stukken over de oorlog, al heeft hij het niet over zijn broer die gefusilleerd werd. Ik heb ze herlezen en het mooie is dat ik alles herkende van toen ik ze las toen ik twaalf, dertien jaar was."
Een andere vonk heet Wim Kan, samen met zijn ouders ging de jonge Van Kooten naar zaal Diligentia in Den Haag waar Kan kwam spelen. "Ik herinner me dat hij die avond afsloot met: 'Als iedere mens één andere mens gelukkig maakt, dan zijn we allemaal gelukkig'. Maar dan, met een perfecte timing: 'Tenzij er natuurlijk een oneven aantal mensen is'."
"Het wonder van ons leven is dat we huizenhoog tegen mensen als Carmiggelt en Wim Kan opkeken en dat we ze later allemaal hebben leren kennen. Wim Kan zei ooit: 'O, morgen mag ik weer met Koot en Bie samenwerken'. Dat kun je je niet voorstellen als je omgekeerd begint. Met Carmiggelt hebben we nog gefilmd. Toon Hermans: die woonde om de hoek. Toon was wel een dandy, hij droeg twee petten en drie sjaals en had twee dictafoontjes bij zich om ideeën vast te leggen. Ik herinner me dat Wim en ik op zondag nog zonder ideeën zaten en dat Toon toen binnenkwam en over zichzelf zat te praten. We zagen de klok tegen zes gaan en Toon bleef maar zitten. (lacht) Als je ons ooit van tevoren had gezegd dat wij nog eens zouden denken: 'Toon ging maar niet weg...'"
Diametrale karakters
Je kan dat bij de geschenken van het leven indelen. Zonder het zo te benoemen, vindt Kees van Kooten ook zijn ontmoeting met Guy Mortier zo'n cadeau. Guy vroeg Kees een column te schrijven voor Humo - die stopte pas toen hij van Sanoma 'een schrijven' kreeg waarin stond dat zijn columns 'aan Sanoma toebehoorden en op alle mogelijke manier gebruikt en gedeeld konden worden, zelfs voor commerciële doeleinden'.
Wat bindt hem met Mortier? "Guy kan heel goed bewonderen en ik ben ijdel genoeg om erdoor gestreeld te worden. Hij kan verschrikkelijk goed en betrokken luisteren. En hij heeft een enorme geestdrift voor boeken en popmuziek. We voelden samen een verlaat soort provoschap, we waren brutaaltjes in die jaren. Hij bij Humo en wij bij de VPRO. Dat bond ons ook. En hij kan goed stimuleren en lezen. We hebben allebei de neiging om in drie sloten tegelijk terecht te komen. Toen we nog in Hilversum woonden, kwam hij vaak en dan miste hij altijd de laatste trein. Dus ging hij in het kinderbedje van Kasper (zijn zoon; RVP) slapen en at de hond steevast zijn schoen op. Nooit werd Guy kwaad!"
2013. Zijn agenda is "al vijftig jaar" die van The New Yorker. Daarin staat alles. Vroeger checkte hij zijn mails dertig keer per dag. "Toch gek, in Hilversum kwam de postbode drie keer per dag, daar wachtte ik op, maar mail verwachtte ik dus dertig keer per dag." Nu nog twee keer: "'s Morgens als ik om 6 uur wakker word en 's avonds om 20 uur."
In zijn agenda, voor vrijdag, staat: 'Wim, overleg'. "Hij is altijd gek op Den Haag gebleven en is er teruggekeerd. Toen we stopten met Koot & Bie (de laatste uitzending was op 21 maart 1998; RVP) ben ik als een gek beginnen schrijven (tientallen boeken waarbij dit jaar nog 'De verrekijker', het Boekenweekgeschenk; RVP) hij is met een blog begonnen en nog steeds met ons archief bezig. Maar we bellen elkaar vaak, schrijven en we blijven elkaar opzoeken."
"Wim had geduld met mij. En we hadden diametrale karakters." Dat is het antwoord op de vraag waarom het al die jaren klikte en klikt. "En Wim is de man van de schitterende lange pass van veertig meter, terwijl ik de man ben die drie jongens dribbelt en over de vierde struikelt. Ik heb tien verhuisdozen vol Betacam-cassettes van de VPRO meegenomen en als ik die met vijftien jaar afstand bekijkt, valt het me op wat voor een fabelachtige acteur Wim was. Dat zeg ik niet uit valse bescheidenheid, ik weet dat ik aardig wat typetjes kon neerzetten. Maar Wim bracht drama mee. Van mij viel, zelfs met veel grime, nooit een vrouw te maken. Van Wim wel: een sociaal werkster, een kruidenvrouwtje..."
Wat dacht hij toen, onlangs, de mannen van Monty Python hun rentree aankondigden? "Ik ben daar bang voor. Als ik ergens in het land ga voorlezen, wordt het me natuurlijk vaak gevraagd. Maar er is niks mooier dan herinnering. Mensen die vijftien jaar later nog een van onze scènes kunnen naspelen, dat is toch fantastisch. Ze hebben er iets aan gehad. Studenten die in het weekend naar huis gingen met de vuile was, bleven op zondagavond met de ouders en de propere was op de schoot nog op de bank naar ons kijken. Het verbond dus zelfs mensen. Dat vind ik mooi.
"Ik lees dat ze oude scènes op een nieuwe manier gaan doen, maar dat is nou net gevaarlijk. Cleese zal zijn silly walk niet meer zo makkelijk kunnen als toen. Ik hou mijn hart dus vast. En dat ze bekennen dat ze het ook om het geld doen, dat vind ik dan zo jammer."
Boeken uitdelen
En dan zijn we terug bij Annie, waarmee dit verhaal begon. De allereerste alinea zegt eigenlijk alles. Die gaat zo: 'Vooral wanneer er woedende varkensboeren op de televisie zijn of hongerbeelden uit Afrika of als het buiten glad is, ben ik blij dat mijn moeder dood is'.
"Zij heeft zien aankomen wat ik nu, met kleinkinderen van 9 en 5, voel: 'Mijn god, in welke wereld moeten die opgroeien?' Kee, mijn kleindochter van vijf, kwam van school thuis en had net over dinosaurussen en brontosaurussen geleerd. Mijn vrouw toonde haar een foto van haar moeder, de grootoma van Kee dus. En wat ze toen zei, illustreert prachtig dat een kind begrijpt wat je met taal kan doen: 'O ja, die is uitgestorven'.
Hij lacht. "Dat is het ook. Die generatie moeders die de oorlog meemaakten, sokken stopten en kilometers om liepen om thee te kopen waar ze vijf cent goedkoper was, is uitgestorven. En met hen is ook de wellevendheid verdwenen. Als ik mijn fiets ergens zet en er ligt een andere fiets op de grond, dan zet ik die recht. Of als ik zie dat bij één van die fietsen het achterlichtje nog brandt, zet ik het uit. Later komt die batterij immers toch in het milieu terecht? Maar ik heb wel eens meegemaakt dat iemand zei: blijf met je fikken van mijn fiets. Wellevendheid is de deugd van een loser geworden."
Toch geeft hij niet op. Hij luistert geamuseerd naar het verhaal van de weldoener in Koksijde die 20 euro in brievenbussen stak. Dat doet hij al jaren met boeken. Nog altijd. "Vorige zondag moest ik in Schipluiden zijn en toen ben ik via zuid-Delft teruggereden. Daar heb ik een stille straat gezocht en terwijl al die mensen naar het voetbal keken, heb ik toch makkelijk veertig boeken weggezet. Per bus één, ik sla wel eens een huis over, en ik kom nooit in hetzelfde huis terug. Maar ik heb zo veel boeken dat ik het wel fijn vind om ze uit te delen."
Misschien zorgt het bij iemand wel voor een vonk. Of voor troost. Zoals hij dat vindt in zijn huis in de Cevennes ("Het zou wel heel erg zijn als dat uitzicht me niet zou troosten") of bij het luisteren naar Eric Dolphy's 13 minuten durende versie van 'You don't know what love is'. "Dat mogen ze op mijn begrafenis spelen." Natuurlijk is er Barbara. Al 55 jaar zijn liefde. Zijn er Kim, zijn dochter, en zijn zoon Kasper. "Met Kim deel ik literatuur en met Kasper lach ik veel. Ik vind hem een van de leukste mannen van Nederland."
"O", zegt hij, bij het afscheid. "Ik heb iets van Kee verteld. Dus moet ik ook iets over mijn kleinzoon Roman zeggen. Een jongen zoals ik er eentje was: hij wil indruk op zijn ouders maken. Toen hij vijf was, bouwde hij een raketje van Lego. En in dat kleine minuscule raketje zat ook nog een heel klein poppetje. 'Wie is dat?' vroeg ik. 'Dat ben ik', zei hij. Hij zweeg even. En ik zweeg even. Ik zag hem nadenken en toen zei hij: 'Maar toen had ik wel andere kleren aan'."
Het Groot Dictee der Nederlandse Taal wordt op woensdag 18 december om 21.40 uitgezonden op Canvas