Onderwijs
‘Er gaan steeds meer rode lichten branden’: PISA-resultaten zijn nieuwe opdoffer voor Vlaams onderwijs
Een nieuwe tegenslag voor het Vlaams onderwijs. Dat zijn de nieuwste PISA-resultaten. Ze tonen dat onze 15-jarigen weer een daling maken. Vergeleken met de vorige editie is het geen diepe val, maar de dalende trend zet zich nu wel al jaren voort.
“Er gaan steeds meer rode lichten branden die ons vertellen dat er moet ingegrepen worden.” Dat was de reactie van professor onderwijskunde Martin Valcke (UGent), die de vorige PISA-testen in 2015-2016 had begeleid voor Vlaanderen. Nu drie jaar later blijkt dat de resultaten opnieuw een stukje naar beneden zijn gegaan. Daartoe werden 4.882 15-jarige leerlingen uit 172 scholen getest over heel Vlaanderen.
Was die daling te verwachten? Ja, want in drie jaar tijd keer je zo’n situatie niet om. De gevolgen van nieuwe beleidsinitiatieven laten zich pas na ettelijke jaren voelen. Bovendien hadden tussentijdse internationale testen, denk aan de PIRLS-test die peilt naar de leesvaardigheid bij Vlaamse 10-jarigen, al aangetoond dat onze leerlingen significant slechter scoorden voor (begrijpend) lezen.
Wat is PISA?
Het Programme for International Student Assesment (PISA) is de driejaarlijkse internationale ranking die de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) afneemt bij 15-jarigen in geïndustrialiseerde landen. De test is een van de belangrijkste maatstaven om uitspraken te kunnen doen over onderwijskwaliteit op de lange termijn.
Dat blijkt opnieuw uit de nieuwste PISA-test. Die focussen deze keer op leesvaardigheid en de resultaten zijn – net als bij PRILS in 2016 – verslechterd. Voor de eerste keer sinds het begin van de test in 2000 vallen de Vlaamse 15-jarigen voor leesvaardigheid uit de top 10 van OESO-landen. Een op de vijf leerlingen bij ons haalt het minimumniveau niet: ze kunnen teksten niet goed gebruiken en kunnen er de belangrijkste elementen niet uithalen.
Beneden de taalgrens blijven de cijfers min of meer stabiel, zij het dat het niveau er een stuk lager is dan in Vlaanderen. Voor lezen gaat men er in de Franstalige Gemeenschap licht op achteruit, voor wetenschappelijke geletterdheid dan weer licht op vooruit en wiskunde blijft een status-quo. De twee landsdelen groeien naar elkaar toe, maar dat ligt vooral aan de daling in Vlaanderen.
Gigantische terugval
Al valt de Vlaamse daling nog mee in vergelijking met de gigantische terugval die onze noorderburen voor lezen kennen: in Nederland behalen de 15-jarigen een score van 485 punten tegenover 505 in 2016. Bij ons is die daling minder groot: 502 nu tegenover 511 in 2016. Ter referentie: de OESO beschouwt 40 punten als het equivalent van één schooljaar aan kennis en vaardigheden.
Dat minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) de nadruk legt op die daling in onze leesvaardigheid, door te zeggen dat “het 5 over 12 is”, hoeft niet te verbazen. De resultaten van deze PISA bevestigen het kwaliteitsframe dat de N-VA nu al jaren over ons onderwijs legt. “Deze resultaten kan en mag je niet wegwuiven”, zegt Weyts. “We moeten nú ingrijpen en de kwaliteit opkrikken. Ten eerste moeten we focussen op Nederlands, want taal is de sleutel tot alle andere kennis.”
Weyts krijgt hiermee het perfecte excuus voor zijn voorstellen voor een bindende taaltest aan het einde van het kleuteronderwijs en een mogelijk taalbadjaar. Voorstellen die de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), die alle onderwijsactoren verenigt, in zijn recentste advies uitspuwt na de kritiek erop van enkele wetenschappers. Ze pleit wel voor extra inspanningen voor taal, maar lust deze instrumenten niet. Dat een doorgedreven aandacht voor taal en leesvaardigheid kan werken, bewijst Engeland. Dat land legt zich sinds tien jaar sterk toe op leren lezen en mag daar nu de vruchten van plukken. Landen als Polen en Estland tonen dan weer aan dat een algemene stijging mogelijk is.
Toch bewijzen deze PISA-resultaten ook het gelijk van zij die hameren op een sterker gelijkekansenbeleid in het onderwijs. Nergens in de wereld is het verschil tussen arme en rijke leerlingen zo groot als in Vlaanderen. Voor lezen bedraagt het verschil tussen de 25 procent slechtst presterende leerlingen en de 25 procent sterkst presterende leerlingen 110 punten. Dat staat gelijk aan bijna drie volwaardige schooljaren aan leerstof. Het is dus mogelijk dat iemand die het vierde jaar secundair afrondt qua niveau eigenlijk net aan het tweede middelbaar begint. Het is een probleem dat het Vlaamse onderwijs al jaren met zich meesleept zonder daar een goed antwoord op te vinden.
Boeiend debat
Tegelijk zou het een brug te ver zijn om te beweren dat ons onderwijs geen kwaliteit meer levert. We zitten nog steeds boven het OESO-gemiddelde. Kijk bijvoorbeeld naar de wiskundige prestaties van ‘onze’ 15-jarigen. Het goede nieuws is dat zij nog steeds tot de Europese top en subtop op wereldvlak behoren. Het slechte nieuws is dat zij hun Europese koppositie kwijt zijn. Ook de neerwaartse trend van de toppresteerders in wiskunde is alarmerend: tussen 2003 en 2018 daalde die significant.
Deze PISA-testen liggen in de lijn van de verwachtingen. Al een paar jaar moeten deskundigen vaststellen dat de leerprestaties, vaak gezien als een maatstaf voor kwaliteit van ons onderwijs, stukje bij beetje dalen. Een trend die ook andere Europese landen moeten vaststellen overigens. Toch blijft het moeilijk om de oorzaak van die daling aan te wijzen. Wetenschappers vragen al langer om meer data beschikbaar te stellen om zo een grondige analyse te kunnen maken.
Dat is meteen ook een deel van de reden waarom de Vlaamse regering deze legislatuur de stap naar meer gestandaardiseerde testen wil zetten. “Ons onderwijs moet meer in de spiegel kijken. Met in heel Vlaanderen dezelfde proeven die meten of we erin slagen om leerwinst te boeken”, zegt Weyts. “Op korte termijn zullen er niet meteen meetbare resultaten zijn, maar we moeten de tanker wel keren.”
Het dossier van de gestandaardiseerde proeven belooft nog een fikse dobber te worden. Net gisteren plaatste de Vlor grote vraagtekens bij Weyts’ idee voor een centraal examen. “Het is helemaal geen evidentie dat de toetsen net- en koepeloverschrijdend worden opgesteld”, klinkt het in zijn laatste advies. “Het roept in elk geval de vraag op naar de ijkpunten om leerwinst te monitoren en om de toetsen op te stellen. Zijn dat eindtermen (minimumdoelen die de overheid oplegt, PG) of leerplannen (de invulling van die minimumdoelen, PG)?” Vrij vertaald: wie krijgt de eindverantwoordelijkheid? Het onderwijsveld of het Vlaams Parlement? Hetzelfde geldt voor het opstellen van nieuwe eindtermen voor het lager en secundair onderwijs. Een boeiend debat dient zich aan.