Engelse tuinen in Gent
Elk jaar trekken Belgische tuinliefhebbers naar Engeland met als eerste doel van hun reis tuinen te bezoeken. Logisch dus dat de South East England Tourist Board, die vandaag op de beurs 'Kortweg 2001' in Gent zijn toeristische troeven voorstelt, ook de tuinen aan bod laat komen. Donderdagavond hield Paul Geerts er op een bijeenkomst van Belgische tuin- en toerismejournalisten en Britse tuineigenaars een uiteenzetting over de uitdagingen van het Britse tuintoerisme. Hieronder een samenvatting van die bijwijlen polemische toespraak.
Elk jaar trekken enkele duizenden Belgische toeristen voor een of meerdere dagen naar Engeland met als eerste doel tuinen te bezoeken. Ze nemen er dan graag soms de ongemakken bij, zoals het niet altijd even betrouwbare weer, de niet altijd even briljante keuken, het feit dat men links moet rijden... Engeland is nu eenmaal het tuinenland bij uitstek. Of heeft tenminste die reputatie. Maar hoelang nog? Het zou Engeland wel eens kunnen vergaan zoals de Polaroid-camera: ooit de absolute top, maar door een overdreven zelfvertrouwen, zelfgenoegzaamheid en een gebrek aan vernieuwing nu bijna failliet. Zelfs de Spice Girl-Polaroid heeft hem niet kunnen redden.
De traditie
Er is waarschijnlijk geen enkel land ter wereld waar het tuinieren zo'n grote maatschappelijke impact heeft als in Engeland. Hoe men het ook bekijkt - het aantal tuinierende inwoners, het aantal tuinen, het aantal kwekerijen en kwekerijtjes, het aantal tuinen- en plantenverenigingen, het aantal boeken en tijdschriften, het aantal tv- en radio-uitzendingen - in alles spant Engeland waarschijnlijk de kroon. Wat verenigingen, boeken en tijdschriften betreft, is ook de kwaliteit doorgaans van een ongeëvenaard niveau. Een vereniging zoals de Royal Horticultural Society of The National Gardens Scheme bijvoorbeeld kent nergens ter wereld zijns gelijke. Opmerkelijk is ook het feit dat tuinen en tuinieren in Engeland rang noch stand kennen. Met enige overdrijving zou je kunnen zeggen dat het tuinieren in de Engelse genen zit ingebakken, zoals de Belgen met een baksteen in de maag worden geboren of de Fransen met eten en gastronomie. De klasse- en standverschillen zijn er natuurlijk wel, prominenter zelfs dan in de meeste andere landen. Het volstaat om de Chelsea Flower Show eens te bezoeken, de jaarlijkse hoogmis voor de tuinliefhebber, om dit vast te stellen.
Dat maakt dat je in Engeland een ongelooflijke diversiteit van tuinen aantreft, naar het model van de standenmaatschappij die Engeland ondanks het verlies van de koloniën toch is gebleven. Engeland heeft in het verleden ook een aantal grote tuindames en -heren voortgebracht, misschien niet toevallig bijna allemaal uit adellijke of gefortuneerde industriële of bankiersdynastieën. Ik denk aan de Rothschilds, de Astors, de Lords Fairhaven, of de Loder-familie, aan Vita Sackville-West en Gertrude Jekyll, om alleen maar de bekendsten te noemen. Boeken over Britse tuinen hebben soms iets van een Who is Who. Tuinieren is overigens de populairste hobby in de Britse Who is Who. Het Engelse tuintoerisme teert nog altijd op die traditie. En toegegeven, die traditie is heel rijk. Maar intussen gebeuren er nieuwe dingen in de tuinwereld die naar mijn gevoel grotendeels aan Engeland voorbijgaan.
De troeven
Laat me eerst de traditionele troeven van de Engelse tuinen proberen samen te vatten. De Jekyll-borders. De beroemde bloemenborders met ingenieuze kleurencombinaties en nog ingewikkelder plantencombinaties die Gertrude Jekyll op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw ontwierp voor haar gefortuneerde klanten, bepalen tot op de dag van vandaag het uitzicht van heel veel Engelse tuinen. De Jekylliaanse bloemenborders en de daarvan afgeleide romantische cottage garden style zijn nog altijd haast een synoniem voor de Engelse manier van tuinieren. De Sackville-toets. Vita Sackville-West en Sissinghurst hebben hele generaties tuiniers beïnvloed, ook op het continent. Binnen de vrij strakke formele 'kamerstructuur' die haar man Harold Nicholson had uitgetekend en die, om eerlijk te zijn, ten dele geïnspireerd was op wat de Amerikaanse majoor Johnston eerder in Hidcote had gedaan, zorgde Vita met haar exuberante en soms heel geraffineerde beplanting voor een romantische toets. De idyllische landschappen. "Our England is a garden that is full of stately views", dichtte Rudyard Kipling in The Glory of the Garden. Indien Engeland wat zuidelijker lag, zouden sommige delen van Kent, Surrey en Sussex en zeker van de Cotswalds toeristische topbestemmingen zijn. Peter Mayle en Frances Mayes zouden hun belevenissen dan dichter bij huis kunnen beschrijven. Maar het klimaat en het eten zijn nu eenmaal wat ze zijn. Aan de landschappen en de soms pittoreske dorpjes zal het zeker niet liggen. Die vormen een belangrijk onderdeel van de charmes van het tuintoerisme in Engeland. Soms vormen die landschappen zelfs een belangrijk onderdeel van de tuin - ik denk bijvoorbeeld aan Scotney Castle of Polesden Lacey, of aan de grote landschappelijke tuinen van 'Capability' Brown of William Kent, wier handelsmerk er precies in bestond om van het omringende landschap een 'tuin' te maken. De kastelen. Historische kastelen spreken tot de verbeelding en blijven hoe dan ook een zekere fascinatie uitoefenen op toeristen. Horen daar ook nog schitterende parken en tuinen bij, dan zijn ook veel tuintoeristen verkocht. Ongewone planten. Engeland heeft, mede door zijn rijke koloniale geschiedenis en door de generositeit van een aantal rijke plantenlievende mecenassen en visionaire kwekers, een bepalende rol gespeeld in de introductie van exotische planten. Omdat er een interessante afzetmarkt bestond, heeft Engeland ook altijd heel belangrijke kwekers gehad die steeds met nieuwe selecties konden uitpakken. Jarenlang zijn Belgische, Nederlandse, Franse en andere plantenliefhebbers aangewezen geweest op Engeland voor die nieuwe planten (of vaak ook oude planten die bij ons verdwenen waren). Een tuinenreis naar Engeland was voor velen ook een soort 'plantenjacht'. Dromen. Net zoals lifestylemagazines dromen moeten verkopen om succesvol te zijn, zo verkoopt ook de toeristenindustrie een beetje dromen. En wie droomt er nu niet van een mooie tuin? Dat er in die droomtuinen een paar tientallen tuiniers rondlopen, dat de tuin honderd keer zo groot is als de eigen tuin en een ongestoord uitzicht biedt op het omringende landschap, dat er bomen staan die er al tweehonderd jaar staan, dat er planten groeien die bij ons bevriezen en andere praktische bezwaren, hoort er nu eenmaal bij.
De toekomst
Tot zover de troeven. Maar ik vrees dat een aantal ervan ook wel eens een nadeel zouden kunnen worden. De Jekylliaanse borders zijn niet meer van deze tijd. Niet alleen omdat de smaken na meer dan honderd jaar stilaan veranderd zijn, maar ook omdat de tuinier vandaag geen legertje tuinmannen meer ter beschikking heeft om die borders te onderhouden. Ook de Sackville-toets heeft veel van zijn kracht en misschien vooral van zijn exclusiviteit verloren. Op sommige dagen hoor je er bijna meer West-Vlaams praten dan Engels. De idyllische landschappen zijn er nog wel, maar ook in The Garden of England slaat de verkavelingswoede toe.
Ook de kastelen zijn er natuurlijk nog , maar het is mijns inziens een kwalijke evolutie dat steeds meer kasteeleigenaars menen dat ze een soort pretpark moeten worden, met demonstraties van sportvliegtuigjes en luchtballons, oude ambachten, fanfares of shows van veteran cars. Een van de charmes van het tuinbezoek is vaak de rust en de sereniteit die er heersen.
De planten dan. Engeland is steeds minder het plantenparadijs wat het ooit is geweest. Enerzijds omdat er gewoon minder interessants gebeurt maar anderzijds ook omdat andere landen, waaronder België en Nederland, hun jarenlange achterstand grotendeels hebben goedgemaakt. Om bijzondere en zeldzame planten te zien of te kopen moet je niet langer het Kanaal oversteken.
En de dromen, die zullen wellicht niet zo snel veranderen. Alleen is Engeland sinds enkele jaren niet meer het enige tuindromenland.
De uitdagingen
Het Britse tuintoerisme krijgt dus af te rekenen met toenemende concurrentie. Steeds meer tuintoeristen willen ook wel eens een traditionele Franse tuin zien bijvoorbeeld, of een Italiaanse of Portugese. Of ze zoeken de exotische plantengroei van Madeira of Zuid-Afrika op. Veel van die tuinen werden in betere tijden door Britten aangelegd en enkele van die landen hebben nu eenmaal mooier weer, meer savoir-vivre, en een betere keuken.
De aantrekkingskracht van die andere landen heeft echter ook te maken met het feit dat Engeland een schrijnend tekort heeft aan toonaangevende hedendaagse tuinontwerpers. Op het vlak van de tuinarchitectuur speelt Engeland nog nauwelijks een rol van betekenis. Als ik de tuinen zie die de laatste jaren op de Chelsea Flower Show worden getoond en bekroond, dan bekruipt mij een plaatsvervangend gevoel van schaamte. Hetzelfde heb ik als ik nieuwe Britse tuinen zie in de glossy tuintijdschriften en boeken. Ofwel is het de puurste nostalgie ofwel is het een totaal ongeïnspireerd dwepen met minimalisme, hightech en andere modieuze trends. Alsof het volstaat om een spiegel, een blinkende metalen plaat of een futuristische fontein te ontwerpen om een geslaagde tuin te creëren. Als je de nieuwe Britse tuinen vergelijkt met wat de laatste jaren bijvoorbeeld in Duitsland, Frankrijk en zelfs België gebeurt, dan kun je alleen maar vaststellen dat Engeland vandaag kampt met een ernstige bloedarmoede.
Tekenend daarvoor is ook dat de nieuwe botanische tuin van Wales een beroep deed op de Amerikaanse Kathryn Gustafson. Vorig jaar werd de Nederlander Piet Oudolf op Chelsea bekroond, een absolute primeur. En de flamboyante eigenaars van Alnwick Castle hebben onder meer de Belg Jacques Wirtz ingehuurd voor hun ambitieuze tuinprojecten. Ik vind dat heel vreemd, vooral als je ziet hoe toonaangevend Engeland nog wel is op het vlak van de stenen architectuur, met figuren zoals Norman Foster, op het vlak van design of van de mode.
Het zijn slechts een paar voorbeelden, maar ze tonen aan dat er iets moet gebeuren. Engeland beschikt nog altijd over een aantal tuintroeven, maar om bezoekers te blijven aantrekken, zal het die ten volle moeten uitspelen.
'Kortweg 2001' in het Internationaal Congres Centrum (ICC), in het Citadelpark te Gent, is op zaterdag 27 oktober van 14.30 tot 17.30 uur open voor het publiek. Info over de reisbeurs op de website: www.kortweg2001.com.