Een schrijn voor de losbandigheid
De mezzosopraan Pauline Viardot kocht het handschrift van Don Juan en liet het als een reliek vereren in een speciaal gemaakt kistje
Halverwege de negentiende eeuw kregen drie van de grootste Europese bibliotheken een belangwekkend aanbod: of zij niet de autograaf wilden kopen van Mozarts Don Giovanni? We weten niet welke prijs Johann Baptist Streicher, in wiens bezit het handschrift door zijn huwelijk met de uitgeversdochter Augustina André was gekomen, vroeg aan de Keizerlijke Bibliotheek in Wenen, de Koninklijke Bibliotheek in Berlijn en het British Museum. We weten enkel dat die laatste zelfs na een beroep op de Britse koningin niet aan de eis kon voldoen. Eigenaardig genoeg werd het dan in 1855 voor de niet onaardige maar ook niet echt overdreven som van 180 pond aangekocht door Pauline Viardot. De Parijse Revue et gazette musicale schreef: "De nobele artieste heeft met plezier iets van een vijfduizend francs van haar diamanten besteed, om in ruil dit onschatbare manuscript te bezitten. Had de schat in waardiger handen kunnen vallen?"
Pauline Viardot gold als een van de meest gevierde mezzosopranen van haar tijd (in Don Giovanni zong ze zowel Zerlina als Donna Anna). Ze was de dochter van Rossini's lievelingstenor Manuel Garcia en de zus van de grote maar vroeg gestorven diva Maria Malibran en de beroemde zangleraar Manuel Garcia jr. In 1840 was ze getrouwd met Louis Viardot, de directeur en intendant van het Théâtre Italien in Parijs, die prompt uit deontologische redenen ontslag had genomen - iets wat je vandaag de dag intendanten niet meer ziet doen. Eerlijkheidshalve dient hier aan toegevoegd dat Viardot kon terugvallen op persoonlijk fortuin; hij bezat her en der een kasteeltje en ook een ruime woning in de rue de Douai in Parijs.
De rue de Douai is nu een gewone straat in de schaduw van het sjofele nachtleven van Montmartre. Destijds was het een betere buurt. Het huis stond vlakbij de Place Vintimille, nu Place Adolphe Max, naar de burgemeester van Brussel, maar vaker Square Berlioz genoemd, naar het standbeeld in het parkje. Heel artistiek Parijs kwam er op bezoek: Berlioz dus (die voor Viardot zijn beroemde bewerking van Glucks Orphée et Euridice schreef), George Sand, Chopin, Rossini uiteraard, Alfred de Musset, de Nederlandse schilder Ary Scheffer, Liszt, Saint-Saëns, Gounod, noem maar op. Zelfs Clara Schumann, Brahms (die voor Pauline de Altrapsodie schreef), Charles Dickens en de teruggetrokken Gustave Flaubert kwamen bij de Viardots langs. Wanneer ze in Parijs was, ontving Pauline in haar eigen appartementen. Die bestonden grosso modo uit twee ruimtes: een grote zaal met haar piano, die uitgaf op de schilderijengalerij van haar man en op de eetkamer, en daarachter een wat kleinere ruimte, die zij haar "kleine orgelkamer" noemde, omdat ze daar een orgel had laten bouwen door niemand minder dan Cavaillé-Coll. In die laatste richtte Pauline een schrijn in voor de "opera der opera's".
Om te beginnen liet zij een houten kistje vervaardigen van de levensboom of thuja, met messingbeslag en een wapenschild op het deksel. Onder het deksel bevond zich een tweede glazen deksel, waardoor men de fascikels kon zien rusten op purperen leder. Het heeft iets weg van een neogotisch reliekschrijn. Dan liet zij twee glazen deuren maken tussen de twee kamers, die oorspronkelijk met elkaar verbonden waren. Zo ontstond een soort zijkapel, waarin het schrijn, geplaatst op een piëdestal links van het orgel, het te vereren object was. Een kapel voor de "gestrafte losbandigheid", zoals de ondertitel van de opera luidt? Alleen in Frankrijk kon men op dat idee komen. De Viardots waren republikeinen.
De pelgrims stroomden toe. Tot de eersten behoorde Rossini. Volgens Louis Viardot viel hij op de knieën voor "deze heilige relikwie", doorbladerde het handschrift "in religieuze overpeinzing" en noemde daarop Mozart "de grootste, ons aller leraar, de enige met evenveel genie als wetenschap". Paulines en Louis' dochter Louise dikte dat later nog wat aan: in haar verhaal kust Rossini het manuscript en noemt hij Mozart "God zelf".
Gabriel Fauré werd in 1877 toegelaten. In een brief schrijft hij: "Donderdagavond hebben wij, met al de bewondering die zij inboezemt, de handgeschreven partituur van Don Juan bekeken." Een belangrijker resultaat van zijn bezoek was dat hij verliefd werd op een andere dochter des huizes, Marianne; ze verloofden zich maar de verloving werd later weer verbroken.
In 1886 kwam Tsjaikovski. Zijn introductie had hij wellicht via Ivan Toergenjev gekregen, die al jarenlang in een ménage à trois met de Viardots leefde. In zijn dagboek blijft hij op de vlakte: "Zag de orkestpartituur van Mozarts Don Juan in zijn eigen handschrift!!" maar in een brief aan Nadezjda von Meck is hij enthousiaster: "Ik kan het gevoel niet uitdrukken dat me overkwam toen ik dit heilige muzikale object zag. Het was alsof ik de hand van Mozart schudde en met hem praatte."
Zes jaar later verhuisde het handschrift, inclusief kistje, toch nog van de privékapel naar een instelling van de republiek. Pauline Viardot schonk het aan de bibliotheek van het Conservatoire; die verzameling bevindt zich nu in de Bibliothèque nationale. Het kistje draagt er het nummer 1548 in de muziekverzameling.