Een erudiet spel
Of hij zich nu van het Frans of het Spaans bedient, Sempruns stijl blijft uit de duizend herkenbaar. Aan virtuositeit geen gebrek
Roman van Jorge Semprun
In Twintig jaar en een dag keert Jorge Semprun zowel terug naar zijn vaderland als naar zijn moedertaal: het Spaans.
Jorge Semprun
Twintig jaar en een dag
Oorspronkelijke titel: Veinte años y un día
Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu
J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 286 p., 17,50 euro.
Hoewel van geboorte een Spanjaard woont Jorge Semprun al zijn hele leven in Parijs en heeft hij al zijn boeken in het Frans geschreven. De uitzondering op de regel vormt Autobiografie van Federico Sanchez, uit 1977. In het jaar dat in Spanje de democratische Grondwet werd aangenomen, schreef hij in het Spaans over zijn communistische verleden, zijn clandestiene verzetsdaden tegen het Franco-regime, de toenemende conflicten met zijn ideologische medestanders, het pijnlijke afscheid van de partij.
Meer dan een kwarteeuw en vele Franse boeken later voelde Semprun ineens weer de behoefte om in zijn moedertaal te schrijven. Gegeven het onderwerp lag dat ook zeer voor de hand. De handeling van het boek is in Castilië gesitueerd, men eet cocido en drinkt orujo en de hele Spaanse twintigste eeuw wordt er omgewoeld. Ook de datum waarop het verhaal zich afspeelt - 18 juli - heeft alleen voor Spanjaarden iets te betekenen: het is de dag waarop in 1936 de Burgeroorlog uitbrak.
Semprun begint zijn verhaal twintig jaar later. Op een landgoed in de provincie Toledo wordt voor de zoveelste maal een merkwaardige plechtigheid gehouden. Een groep boeren speelt na wat zich twintig jaar eerder op die fatale datum voltrokken heeft: hoe zijzelf of hun vaders in 1936 in stoet naar het hoofdgebouw van het domein trokken en er een van de drie eigenaars vermoordden. De jaarlijkse opvoering van het schouwspel is een opgelegde taak: zo worden de boeren er steeds weer aan herinnerd dat zij de oorlog verloren hebben. Het ritueel bestendigt hun status van overwonnenen en laffe moordenaars.
In 1956 gaan de boeren in staking en de landeigenaars besluiten om definitief met de traditie te breken: dat jaar zal het drama voor het laatst opgevoerd worden. Na afloop zal de vermoorde samen met een van zijn moordenaars bijgezet worden in het familiegraf. De tijd voor verzoening lijkt gekomen. (Er zijn dan ook twintig jaar en een dag voorbij: dat was onder Franco de maximum gevangenissstraf, afgezien natuurlijk van de executies, die ook plaatsvonden.)
De beslissing van de landeigenaars is echter niet naar de zin van Sabuesa, commissaris van de franquistische politie, die conform de officiële doctrine blijft vasthouden aan het bestaan van 'twee Spanjes': dat van de overwonnenen en dat van de winnaars. Elke poging tot verzoening ziet Sabuesa als een persoonlijke nederlaag. Hij is uitgenodigd voor de plechtigheid, maar houdt tegelijk een oogje in het zeil, want mogelijk levert zijn bezoek hem nieuwe informatie op in zijn onderzoek naar een zekere 'Federico Sanchez', een van de verantwoordelijken voor de studentenrellen aan de universiteit van Madrid een paar maanden eerder.
Het duurt een tijd in de roman voor de naam van Federico Sanchez opduikt en het duurt nog wat langer voor Semprun wil toegeven dat hij zelf de verteller van het verhaal is; de lezer had dat helaas allang door. Gewoontegetrouw beschrijft Semprun in zijn roman ook hoe de roman tot stand kwam. Hoe hij in 1985 gefascineerd werd door een schilderij van Artemisia Gentileschi (voorstellende de legende van Judith en Holofernes), hoe hij gesprekken voerde met deze en gene en hoe die hem op een idee brachten, hoe hij eind jaren tachtig de setting van zijn nog te schrijven roman bezocht. Het scheppingsproces maakt deel uit van het verhaal. Twintig jaar en een dag is dan ook geen simpele historische kroniek, maar een literaire 'compositie' waarbij de chronologie geweld wordt aangedaan. Voortdurend verspringt het tijdsperspectief. De moderne lezer is gelukkig wel wat gewoon op dat gebied, maar het blijft een bewerkelijk procédé.
Semprun is geen traditionele verteller die er eens goed voor gaat zitten, maar een overbewuste, steeds ironische commentaar leverende intellectueel. Het verhalen vertellen laat hij over aan zijn personages, maar hij onderbreekt ze voortdurend met citaten, uitleg over het schrijfproces, verwijzingen naar Augustinus, Ortega y Gasset of het geheime rapport van Chroesjtsjov waarin die de persoonsverheerlijking onder Stalin aan de kaak stelde. De eruditie is bijwijlen erg irritant.
Dat Semprun dit keer weer in het Spaans schreef, is voor ons eigenlijk niet van belang. Ergens in het boek staat de zin: "Het vaderland van een schrijver is niet zijn taal, maar zijn taalgebruik." Of hij zich nu van het Frans of het Spaans bedient, Sempruns stijl blijft uit de duizend herkenbaar. Aan virtuositeit geen gebrek: Semprun is een slim en bedreven genoeg, maar dat is juist het probleem. Twintig jaar en een dag is te veel een constructie en te weinig een verhaal. Het ontbreekt dit boek aan een spanningsboog. Het is alsof Semprun maar schrijft en schrijft zonder de behoefte te voelen ergens uit te komen, louter om het proces van de herinnering aan de gang te houden.
Peter Venmans