Maandag 27/03/2023

InterviewAnnie Van Paemel en Dirk Verhofstadt

Een Antwerpse chef-kok in Auschwitz: ‘Sommige Vlamingen schreven naar huis: ‘Het is hier ongelofelijk goed, we zijn allemaal al dikker geworden’’

Dirk Verhofstadt en Annie Van Paemel. Beeld Wouter Van Vaerenbergh
Dirk Verhofstadt en Annie Van Paemel.Beeld Wouter Van Vaerenbergh

‘Ik wist dat mijn ouders in Auschwitz geweest waren, maar het onderwerp was taboe.’ Dankzij een vergeten stapeltje liefdesbrieven reconstrueerde Annie Van Paemel (64) samen met Auschwitz-kenner Dirk Verhofstadt (65) de levensloop van haar ouders. Haar vader Willy, een Antwerpse chef-kok, werd als twintiger verplicht tewerkgesteld in de keukens van Auschwitz III. Haar moeder Yvonne reisde hem uit liefde achterna. Omgeven door de stank van verbrand mensenvlees raakten ze verzeild aan de vergeten kant van de wereldoorlog: die van een op winst beluste industrie die de Holocaust mee mogelijk maakte.

Sam Ooghe

Annie Van Paemel: “Ik heb dat stapeltje brieven als kind vaak zien liggen op een schap in de kleerkast van mijn moeder. Ze waren ingepakt in zijdepapier, met een strikje errond. Het had iets mysterieus, des te meer omdat ik ze niet mocht lezen. ‘Pas wanneer de tijd rijp is’, zei mijn moeder. Die tijd kwam nooit. Na het overlijden van mijn ouders begreep ik waarom: het waren liefdesbrieven, en die geef je niet zomaar aan je kind.

“Tijdens mijn jeugd was Auschwitz nooit ver weg. Het was een beladen onderwerp. Ik wist dat mijn ouders er geweest waren, en dat ze er soms over spraken met vrienden die ze kenden uit het kamp. Maar pas toen ik de brieven las, begon ik het écht te begrijpen. Mijn vader had ze geschreven toen hij in Auschwitz III aan het werk was als chef-kok en mijn moeder alleen achterbleef in het bezette Antwerpen. Niet veel later zou ze mijn vader dolverliefd achternareizen.”

Dirk Verhofstadt: “Na een lezing over mijn vorige boek (‘Kleermaker in Auschwitz’, red.), sprak Annie me aan over het verhaal van haar ouders. Ze had de brieven, maar ook tientallen foto’s, krabbels, loonbriefjes en een dagboek van haar vader. Ik wist dat we het verhaal volledig moesten uitspitten. Mijn bibliotheek staat vol boeken over de Holocaust, bekeken vanuit het perspectief van de daders of de slachtoffers. Maar Willy en Yvonne vallen daar ergens tussen. Hij werd verplicht om voor de nazi’s te werken, zij reisde vrijwillig naar Auschwitz. Ze zagen de gruwel van akelig dichtbij, maar verhongerden niet of vroren niet dood.”

null Beeld Wouter Van Vaerenbergh
Beeld Wouter Van Vaerenbergh

Wie was Willy Van Paemel?

Van Paemel: “Mijn vader was in de jaren voor de oorlog een veelbelovende kok in de fleur van zijn leven. Hij maakte snel carrière in de Antwerpse horeca, maar toen brak de oorlog uit en werd hij opgeroepen als soldaat. Nauwelijks enkele dagen na het begin van de Duitse inval werd hij krijgsgevangen gemaakt. Over die periode weten we veel, omdat mijn vader een dagboek bijhield.”

Verhofstadt: “Tijdens dat krijgsgevangenschap werd Willy voor het eerst geconfronteerd met de brutaliteit van de Duitsers. Hij leed honger en had het koud, schreef hij. Hij werd geslagen, geschopt en vernederd door de bewakers. Mensen rondom hem pleegden zelfmoord.”

Van Paemel: “Mijn vader had toen niet veel persoonlijke bezittingen, maar hij hield wel altijd zijn kookboek bij zich. Om te studeren en te dromen over lekkerder eten dan wat hij voor de kiezen kreeg. Die verbeelding gaf hem kracht. Wanneer hij honger had, pende hij eigen recepten neer: een flan die hij noemde naar het vreselijke kamp waar hij verbleef, bijvoorbeeld. Dat was ietwat cynisch, maar het bewijst dat hij ook in een periode van zware ontbering zijn humoristische zelve bleef. Want dat was mijn vader: een optimist, een grapjas.”

Verhofstadt: “Samen met de andere Vlamingen werd hij vrij snel teruggestuurd naar huis, in tegenstelling tot de Franstalige gevangenen. Dat paste in de Flamenpolitik van Hitler: hij wilde de Vlamingen gunstig stemmen in de hoop dat ze zich zouden aansluiten bij de nazi’s.”

Kon hij in het bezette België weer aan het werk in Antwerpen?

Van Paemel: “(knikt) Hij kookte voor een hotel op een boogscheut van het Centraal Station. Daar leerde hij ook mijn moeder kennen, die er als boekhoudster werkte.

“De sfeer in de stad was volledig omgeslagen. Er heerste oorlog, de Duitsers zwaaiden de plak. Tot hun afgrijzen zagen mijn ouders hoe hun Joodse vrienden met steeds meer agressie te maken kregen.

“De oorlogstijd was dubbel voor mijn ouders. Ze flaneerden door de straten en de Antwerpse Zoo, ze bezochten de cinema, ze genoten van elkaar. Het waren hun jonge jaren, waarin ze onbevangen en dolverliefd door het leven gingen. Maar tegelijk leefden ze in een bezet land en in een stad die zeker in de latere jaren van de oorlog zwaar gebombardeerd werd. Angst en vrolijkheid gingen hand in hand. Mijn moeder vertelde me dat de mensen nooit méér plezier maakten dan tijdens de oorlog. Ze dansten, dronken en vreeën, want het kon altijd de laatste keer zijn. Dat was wellicht de enige manier om de grimmige realiteit te verdringen.”

Verhofstadt: “Tot er op een dag een nazi in het hotel stond waar Willy werkte: of hij niet wilde werken als chef-kok in Duitsland? Omdat Willy daar geen zin in had – zijn ervaring als krijgsgevangene indachtig – veranderde de vraag prompt in een bevel. De Duitser zei dat hij wist waar Willy’s broer en ouders woonden en dat hij maar beter op het afgesproken tijdstip in het Centraal Station zou staan. Met pijn in het hart nam hij afscheid van zijn ouders en Yvonne, zonder te weten waarheen hij reisde, laat staan wanneer hij iedereen zou terugzien. Zo is het gebeurd met tienduizenden jonge Vlamingen. In eerste instantie probeerden de nazi’s hen te lokken met hoge lonen, daarna kwam de dwang.”

null Beeld Wouter Van Vaerenbergh
Beeld Wouter Van Vaerenbergh

JODEN OP BESTELLING

Willy belandde in Auschwitz, maar niet om er vergast te worden.

Verhofstadt: “Hij was geen Jood of zigeuner, maar een nuttig radertje in de Duitse oorlogsmachine.

“Vandaag de dag trekken miljoenen bezoekers alleen naar het concentratiekamp in Auschwitz en het nabijgelegen vernietigingskamp in Birkenau, maar Auschwitz was véél meer dan dat. Er stond ook een enorm fabriekscomplex, waarrond tienduizenden arbeiders en krijgsgevangenen leefden in houten barakken.”

Van Paemel: “Mijn vader was zwaar onder de indruk van de grootschaligheid: dat had hij in België nooit gezien. Hij schrijft dat hij als chef-kok samen met zijn team dagelijks voor bijna 3.000 mensen moest koken. Hij kreeg daarvoor middelen die in oorlogstijd zo goed als verdwenen leken: kaas, vis, spek...”

Verhofstadt: “Hij kookte er in een grootkeuken. De gevangenen en werkkrachten kregen een maaltijd die anders was naargelang hun plaats op de ladder. Terwijl de Duitsers en de meeste West-Europeanen een stevige soep met vlees en groenten aten, kregen de arbeiders uit het oosten voedsel met veel minder voedingswaarde. Ze kregen een waterige bouillon met half bedorven groenten en soms een klein stukje vlees. De soep voor de Joden was gewoon erbarmelijk.”

Wat waren de Duitsers van plan met de fabriek in Auschwitz?

Verhofstadt: “Ze wilden op massale schaal buna – synthetisch rubber – produceren. Duitsland stond al sinds de 19de eeuw aan de wereldtop van de chemische industrie. Hun wetenschappers deden ontdekking na ontdekking. Tijdens de Eerste Wereldoorlog begonnen de fabrieken zich specifiek toe te leggen op de productie van oorlogsmateriaal, zoals rubber voor de voertuigen of synthetisch salpeter voor explosieven.

“Na de Eerste Wereldoorlog werden alle belangrijkste Duitse chemische fabrieken, waaronder bekende namen als BASF, AGFA en Bayer, in één groot concern ondergebracht om het geheel efficiënter te maken: IG Farben. De Duitse overheid investeerde massaal in die industrie, en ook de opkomende Adolf Hitler was fan. De leiding van IG Farben wilde eerst niets te maken hebben met Hitler, maar na zijn machtsovername draaide het concern 180 graden. IG Farben ontsloeg alle Joodse medewerkers, deed massale stortingen aan de nazipartij en kreeg veel overheidssteun terug. De samenwerking was bijzonder innig. Bijna alle bestuursleden van IG Farben waren lid van de nazipartij, sommigen zelfs van de SS. Toen Duitsland landen als Polen of Tsjechië binnenviel, mocht IG Farben zomaar de lokale chemische fabrieken overnemen.

“Het concern werd dé oorlogsmachine van de nazi’s: het produceerde massaal brandbommen, aluminium, smeerolie, vezels voor de uniformen, maar vooral synthetische olie en rubber voor tanks, duikboten en vliegtuigen. Hitler had de oorlog nooit kunnen beginnen zonder IG Farben.

“De bestuurders hebben bloed aan de handen: ze werden steeds agressiever om zoveel mogelijk winst te maken. Toen Hitler de oorlog begon met Rusland en nog meer oorlogsmateriaal nodig had, startte IG Farben op eigen initiatief met de bouw van de gigantische fabriek in Auschwitz III, niet toevallig vlak bij het concentratiekamp. Ze betaalden een kleine som geld per dwangarbeider aan de SS. Wie niet hard genoeg werkte of uitgeput was, werd naar het vernietigingskamp in Birkenau gestuurd. IG Farben draaide op goedkope arbeidskrachten, omdat nieuwe, veelal Joodse arbeiders toch met duizenden bleven arriveren per trein.”

De fabriek van IG Farben in Auschwitz. Dirk Verhofstadt: ‘Hoe meer Joden de Duitsers vergasten, hoe meer winst het concern maakte en hoe meer dividenden de aandeelhouders kregen.’ Beeld BELGAIMAGE
De fabriek van IG Farben in Auschwitz. Dirk Verhofstadt: ‘Hoe meer Joden de Duitsers vergasten, hoe meer winst het concern maakte en hoe meer dividenden de aandeelhouders kregen.’Beeld BELGAIMAGE

Maakte IG Farben ook winst met Zyklon B, het gifgas waarmee de nazi’s miljoenen Joden uitroeiden?

Verhofstadt: “Ja, zeer veel zelfs. IG Farben had een belangrijk aandeel in het bedrijf dat Zyklon B produceerde. Met andere woorden: hoe meer Joden de Duitsers vergasten, hoe meer winst het concern maakte en hoe meer dividenden de aandeelhouders uitgekeerd kregen.

“Bovendien voerde het concern medische experimenten uit op gevangenen. Bayer kocht bij de SS vrouwelijke kampgevangenen om een nieuw verdovingsmiddel te testen. De correspondentie van het bedrijf is hallucinant: het meldt kurkdroog dat alle gekochte vrouwen gestorven zijn na de proeven en wil graag ‘een nieuwe bestelling’ plaatsen.”

Hoe verging het Willy Van Paemel in die gruwelijke context?

Verhofstadt: “Hij kon zich relatief vrij bewegen, maar hij was zich bewust van de ellende rondom hem. De stank van verbrand mensenvlees uit Birkenau hing altijd over Auschwitz. Iedereen wist wat er gaande was. Willy zag geregeld colonnes Joden uit het concentratiekamp marcheren om wegen te onderhouden of moerassen droog te leggen. Mensen die er slecht aan toe waren, en die vrijwel allemaal snel zouden sterven.”

Van Paemel: “Als kind toonde hij me in de keuken hoe hij vroeger aardappelen schilde. Met zes houwen sneed hij dikke schillen af. Zo maakte hij van de aardappel een perfecte kubus. Hij knipoogde daarbij naar mijn moeder. Ik heb nu pas ontdekt waarom: mijn vader liet voedselresten achter aan de omheining waar de gevangenen passeerden. De dik gesneden aardappelschillen waren een extra bron van voeding. Mijn vader moet gaandeweg dus steeds meer beseft hebben dat de Joden verderop in erbarmelijke omstandigheden leefden.”

Zijn goede daden waren wellicht niet ongevaarlijk.

Van Paemel: “Inderdaad, al had hij een manier gevonden om de bewakers te misleiden. Hij had een zwerfhondje gedomesticeerd en dat dier ‘Rabiot’ genoemd. Dat is Frans voor ‘overschot’. Mijn vader hoopte dat wanneer hij ‘Rabiot’ riep, de Joden in de buurt zouden begrijpen dat er eten klaarlag voor hen. Terwijl de Duitsers gewoon dachten dat mijn vader zijn hondje riep.”

Verhofstadt: “Willy rookte op een bepaald moment een sigaret met een bewaker. Toen een Jood de weggegooide peuken opraapte, schoot de Duitser de gevangene gewoon door het hoofd. Willy greep de bewaker bij de arm, maar kreeg het geweer in zijn maag waardoor hij neerviel. ‘Macht das nie wieder,’ dreigde de Duitser, ‘de volgende keer ga jij eraan.’”

BLINDE LIEFDE

Willy had een hondje en elke dag vrije tijd: wat deed een mens zoal in Auschwitz?

Verhofstadt: “Eigenlijk is Auschwitz een kleine Poolse stad. Willy en de andere Vlamingen die voor de nazi’s werkten, gingen tijdens hun vrije uren naar het café of de bioscoop. Er was ook een restaurant voor Duitsers, maar als Vlaming raakte je er ook wel binnen. Willy en co. kregen een redelijk goed loon uitbetaald, al was hun werk verplicht. Veel Vlamingen stuurden geld op naar hun families in België. Sommigen schreven naar hun naasten: ‘Het is hier ongelofelijk goed. We zijn allemaal al dikker geworden.’”

Van Paemel: “Mijn vader kreeg wekelijks een strip tegoedbonnen voor boterkoeken in het stadje. Wanneer hij die bonnen inwisselde, zo schreef hij naar mijn moeder, had hij meteen al het gebak van de bakker mee.”

Verhofstadt: “Willy was niet gelovig, maar andere Vlamingen woonden misvieringen bij en waren onder de indruk van hoe devoot en gepassioneerd de Polen hun geloof beleefden.

“In Auschwitz was er ook plaats om te sporten. Er werden voetbalmatchen georganiseerd, niet zelden met honderden toeschouwers. Er waren nationale teams van de krijgsgevangenen en arbeidskrachten – zoals de Welshmen of de Vlamingen – en ook de SS en IG Farben vaardigden een elftal af. We vonden ook een foto van een Vlaming, Louis Bastiaensens uit Kapellen, die een loopwedstrijd over 2.000 meter won. Er was duidelijk ruimte voor ontspanning.”

Willy Van Paemel overtuigde zijn lief Yvonne zelfs om naar Auschwitz af te reizen.

Van Paemel: “De Duitsers hadden mijn vader beloofd dat hij op verlof kon naar huis, maar hij besefte na een tijdje dat dat niet zou lukken. Hij was als chef-kok te belangrijk voor de Duitsers, die bovendien merkten dat slechts een deel van de Vlamingen na hun verlof terugkeerde naar Auschwitz. Maar mijn ouders waren dolverliefd. Ze móésten elkaar zien.

“Mijn moeder meldde zich vrijwillig aan bij de Duitsers met de boodschap dat ze in Auschwitz wilde werken als keukenhulp. Ze was toen amper 20 jaar! Wat bezielt zo’n jonge vrouw om haar geliefde te volgen naar een onbekend oord? Ik heb het me vaak afgevraagd. Er is maar één antwoord: blinde liefde. Haar vastberadenheid om bij mijn vader te zijn, was onaantastbaar.”

Gevangenen in Auschwitz. Beeld Alamy Stock Photo
Gevangenen in Auschwitz.Beeld Alamy Stock Photo

Wist ze wat er gebeurde in Auschwitz?

Van Paemel: “De brieven van Willy waren gecensureerd, dus hij kon niet veel vertellen. Maar ook in Antwerpen werd het leven zwaarder. Mijn moeder zag hoe Joden opgepakt en gedeporteerd werden, en ze maakte de zware bombardementen mee op de woonwijk Oude God (de dodelijkste explosies van de oorlog in België, waarbij meer dan 900 doden vielen, red.). Het gevaar en de dood waren ook thuis alomtegenwoordig.

“Eigenlijk gaat het verhaal van mijn ouders niet alleen over de oorlog of over de gruwel van de nazi’s. In mijn ogen is het ook een prachtig liefdesverhaal. Ondanks de vreselijke dingen die rondom hen gebeurden, klampten ze zich vast aan elkaar. Mijn moeder dacht: als ik dan toch moet sterven, laat het dan in de armen van Willy zijn. Daarom nam ze de trein naar één van de vreselijkste plaatsen ter wereld. En het lukte: ze sliep dan wel in een ander barakkenkamp, maar in Auschwitz waren ze weer herenigd. Soms mocht ze meewerken in de keuken en daar was ze zeer gelukkig mee. Ze heeft nooit spijt gehad van haar keuze.”

Hoe beleefden ze het chaotische einde van de oorlog?

Verhofstadt: “Ze waren goed op de hoogte van de stand van zaken, onder meer omdat er vaak nieuwe Britse krijgsgevangenen arriveerden in Auschwitz III met nieuws. Amper twee dagen na de Amerikaanse landing in Normandië waren ze al op de hoogte. Er brak prompt een feestje los in de eetzaal waar Willy werkte. Zulke berichten gaven iedereen in de kampen enorm veel hoop.

“Toen ook de Russen naderden, werd Auschwitz in recordtempo ontmanteld. IG Farben-medewerkers hebben tot het laatste moment zoveel mogelijk documenten vernietigd. Willy en Yvonne waren bij de laatste gevangenen en werkkrachten die nog overbleven. Daarna volgde een ware helletocht. Ze moesten dag en nacht stappen in vriestemperaturen, werden gescheiden en weer herenigd, ze sliepen in stallen van boeren, en moesten schuilen voor bombardementen. Alles om weer thuis te komen.”

Van Paemel: “Over die periode, net na Auschwitz, wist ik al helemaal niets. Mijn ouders zijn meermaals door het oog van de naald gekropen, zo bleek. Ze hoorden dikwijls geweerschoten en waren volledig aan zichzelf overgeleverd. Het kon elke dag gedaan zijn met hen.”

Verhofstadt: “Pas maanden na hun uittocht uit Auschwitz kwamen ze weer aan in België. Daar werden ze er eerst nog van verdacht collaborateurs te zijn, omdat ze zo lang in Duitsland hadden gewerkt. Gelukkig werden ze snel vrijgelaten. Toen Willy thuiskwam, heeft hij drie dagen geslapen en nog een week in het ziekenhuis gelegen.”

Van Paemel: “Hij begon daarna snel weer te werken als kok. Ze trouwden in 1945 en namen samen het hotel van zijn ouders over in Blankenberge. Ze hadden een zeer goed huwelijk.”

U werd geboren in 1956, Annie. Waren uw ouders verbitterd door hun ervaringen?

Van Paemel: “Helemaal niet. Er werd mij voortdurend ingepeperd om nooit in een slachtofferrol te kruipen, om iets te maken van mijn leven. Om tevreden te zijn met wat ik heb en voor alles hard te werken. Mijn ouders waren best optimistische mensen, en zeker mijn vader heeft nooit zijn gevoel voor humor verloren. Hij kon erg lachen met Fawlty Towers, en dan vooral de aflevering ‘Don’t Mention the War’ waarin John Cleese de draak steekt met de Duitsers. Humor hielp hem zijn verleden te verwerken. Hij leerde om van zijn demonen karikaturen te maken.”

Verhofstadt: “Al zag hij in de eerste decennia na de oorlog in vrijwel elke Duitse generatiegenoot een medeplichtige met bloed aan zijn handen. En hij was blij dat er niet te veel Duitsers op bezoek kwamen in zijn hotel.”

Van Paemel: “Als er Duitsers kwamen logeren, duurde het niet lang voor het woord ‘Auschwitz’ viel. Daarom zeiden mijn moeder en ik hem na een tijdje dat Duitse klanten Spanjaarden waren. Tot hij soms zei: ‘Amai, we hebben veel Spanjaarden de laatste tijd!’ (lacht)

“Ik besefte goed dat mijn ouders een groot trauma met zich meedroegen. Mijn vader heeft zijn geheim nooit opgebiecht aan mij, en ook mijn moeder wilde er niet echt op ingaan. Wel wilde mijn moeder Auschwitz ooit nog bezoeken, omdat het ondanks de gruwel toch een plek was met een grote betekenis voor haar en haar huwelijk. Om gezondheidsredenen is dat bezoek nooit doorgegaan. Ik bezocht Auschwitz wel, toen ik als moreel consulent voor Defensie werkte. Het liet een verpletterende indruk na op mij.”

Volgden ze het proces tegen de IG Farben-toplui in 1947?

Verhofstadt: “Ja, zeker Willy. Dat proces was een regelrechte farce. De bewijslast was overdonderend, ondanks de documenten die de laatste IG Farben-toplui nog hadden verbrand in de laatste dagen van Auschwitz. En toch ontkenden de beklaagden alle betrokkenheid. Ze wisten zogezegd niet eens dat er een vernietigingskamp in de buurt was, terwijl de geur ervan in de lucht hing en ze nota bene zelf het gifgas leverden.

“Tot ieders verbazing kregen de IG Farben-bazen vederlichte gevangenisstraffen van maximaal acht jaar. Meer nog: zo’n drie jaar na die uitspraak kregen ze van West-Duitsland, dat de juridische macht weer in eigen handen kreeg, allemaal amnestie. Ze zaten dus slechts korte tijd in de gevangenis. Dat is aberrant en onwaarschijnlijk. Des te meer omdat er kort voor het IG Farben-proces wel nog doodstraffen uitgesproken werden voor nazi-artsen.”

Hoe kan dat?

Verhofstadt: “Meteen na de Tweede Wereldoorlog barstte de Koude Oorlog los. Op de beklaagdenbank in het IG Farben-proces zaten een tiental zeer getalenteerde chemici en bedrijfsleiders. In de strijd tussen Oost en West kon elk blok die mensen goed gebruiken. Ze kwamen dus niet alleen snel vrij, velen onder hen bezetten snel weer sleutelposities in de bedrijfswereld. Nog geen tien jaar na Auschwitz zaten ze opnieuw aan de knoppen bij Bayer, BASF en co.. Alsof er niets gebeurd was.”

Tot zover de morele overwinning van de geallieerden op de nazi’s.

Verhofstadt: “Inderdaad. Het verhaal is van begin tot einde samen te vatten met één woord: gelddorst. Mensenrechten en rechtvaardigheid waren ondergeschikt aan winstbejag.”

Zijn er ooit excuses gekomen van de bedrijven die IG Farben vormden, zoals Bayer, BASF en AGFA?

Verhofstadt: “Neen, laat staan dat ze schadevergoedingen hebben betaald. Otto Ambros, de grote fabrieksbaas in Auschwitz die er bovendien nog een concentratiekamp liet bouwen, overleed in 1990. BASF publiceerde toen een overlijdensbericht met een groots eerbetoon aan hem. (schudt het hoofd) Volgens mij moet een internationale coalitie excuses eisen van die bedrijven. Ze moeten erkennen wat er gebeurd is in het verleden, opdat het in de toekomst niet meer kan gebeuren. Maar dat is niet eenvoudig, omdat de rol van IG Farben uit het collectieve geheugen verdwenen is. De industriële site en de barakken verdwenen meteen na de oorlog: Polen uit de buurt gebruikten al het materiaal om hun woningen herop te bouwen. Vandaag rest er niks meer van de plek waar Willy en co. al die jaren werkten.”

ZWARTE ZONDAG

Van Paemel: “Ik zag mijn vader vroeger vaak uit het raam staren en mijmeren, en dan wist ik dat Auschwitz nooit veraf was. Maar gaandeweg is hij tot het besef gekomen dat hij geen verantwoordelijkheid droeg, dat hij zich niet moest schamen: hij was er onder dwang tewerkgesteld.”

Was hun levensverhaal reconstrueren confronterend?

Van Paemel: “Het was soms lastig. Ik was zwaar onder de indruk toen ik besefte wat ze meegemaakt hadden op zo’n jonge leeftijd. Zeker als kind stond ik daar helemaal niet bij stil. Toen ik dat allemaal las, werd ik meer dan eens overmand door emoties.”

Zouden ze gelukkig zijn met hun verhaal in jullie boek?

Van Paemel: “Ik denk het wel, ja, omdat het ook hun liefdesverhaal is. In Auschwitz hebben ze banden voor het leven gesmeed. Mijn moeder had de liefdesbrieven van mijn vader kunnen verbranden, maar ze wist dat ze ooit misschien nog konden gelezen worden door ons. Dat stapeltje lag er niet zomaar.”

Verhofstadt: “Vandaag zouden Willy en Yvonne tot hun afgrijzen merken dat extreemrechts helemaal terug is, dat het neonazisme in opmars is. Dat zou hun ongelofelijk tegen de borst stuiten.”

Van Paemel: “Absoluut. Mijn vader stierf in 1999, mijn moeder in 2008. Op Zwarte Zondag in 1991, toen het Vlaams Blok een grote verkiezingsoverwinning boekte, waren ze in alle staten. Ze dachten meteen terug aan de jaren 30. Het begon ook toen klein, eerst met harde woorden, daarna met geweld. De autoritaire regimes die vandaag opkomen: ik huiver ervoor, omdat mijn ouders mij er steeds voor gewaarschuwd hebben. ‘Pas op: onze rechten en vrijheden zijn niet vanzelfsprekend.’ Ik denk aan landen zoals Hongarije en Polen, waar de vrijheid van meningsuiting en de rechterlijke macht aan banden worden gelegd. Of aan de Braziliaanse president Bolsonaro die mensen aan covid laat sterven wegens persoonlijke en economische belangen. En aan Poetin die zijn politieke tegenstanders uit de weg laat ruimen. Zijn dat geen parallellen met de jaren 30?”

Verhofstadt: “Of denk maar aan de aanval op het Capitool in de VS, onder het goedkeurend oog van Trump: wie had dat een paar jaar geleden gedacht? Dichter bij huis zit Dries Van Langenhove in de Kamer, iemand die op foto’s poseert met een wapen en dikwijls feiten ontkent. Of denk aan gewezen N-VA- en Vlaams Belang-politica Carrera Neefs, die in Duitse traditionele klederdracht bloemen neerlegde aan het graf van een SS’er. Primo Levi, die Auschwitz overleefde, schreef ooit: ‘Het is ooit gebeurd, dus het kan opnieuw gebeuren.’ Dat mogen we nooit vergeten.”

Daarom vind ik het des te opvallender dat u, Annie, aan het einde van uw carrière aan de slag ging bij Defensie. Daarvoor was u leerkracht.

Van Paemel: “Ik snap die bedenking. Mijn vader was door zijn verleden allergisch voor alles wat te maken had met militarisme. Als moreel consulent voor Defensie leverde ik samen met sociaal werkers en psychologen bijstand aan de militairen. In België zelf, maar ook tijdens buitenlandse missies in pakweg Kosovo en Afghanistan. Ik was een klankbord en luisterend oor voor de militairen.”

U hield dan wel geen wapens vast, maar u was toch ook een deeltje van een oorlogsmachine?

Van Paemel: “Mensen hebben soms een vertekend beeld van Defensie: alsof het alleen draait om schietoefeningen en in de pas lopen. De meeste Belgische buitenlandse missies zijn humanitair van aard. Militairen zijn begaan met hun medemens. Zo zag ik in Kaboel Duitse soldaten die troosteloos waren omdat de taliban een schooltje had vernield dat zij kort ervoor hadden opgebouwd.

“Een militair wordt aangeleerd een wapen te gebruiken, maar moet tegelijk hopen dat dat nooit nodig zal zijn. Alleen zij hebben een mandaat om de wapens op te nemen om de rechten en vrijheden van burgers te verdedigen. Stel je voor dat iederéén wapens zou gebruiken om ruzies op te lossen. Als je Defensie op democratische wijze organiseert, maak je de samenleving net vredevoller.”

Dirk Verhofstadt en Annie Van Paemel, Chef-kok in IG Auschwitz, Houtekiet

Boekcover Beeld RV
BoekcoverBeeld RV

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234