InterviewDe vragen van Proust
Eddy Planckaert: ‘Geef mij zes maanden om te trainen en ik klop ze allemaal!’
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Eenentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: ex-wielrenner en tv-figuur Eddy Planckaert (63). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“Achttien jaar. Nee, dat is te jong, maar 63 voel ik mij niet. Ik zie er misschien wel zo uit. Misschien zelfs nog ouder. Goh, hoe oud voel ik mij... (denkt na) Ik voel mij 53. Tien jaar jonger. Zeker.”
2. Hoe voelt u zich in uw lichaam?
“De fysiek is goed, maar ik train niet. Sinds ik gestopt ben met koersen, doe ik geen sport meer. Dat komt door tijdgebrek en uitstel. Al is tijdgebrek eerder een excuus. Mis ik dat? Ja. Heb ik er goesting in? Ja. Waarom doe ik het niet? Ik weet het niet. Ik heb daar geen antwoord op. Ik zou tijd kunnen maken, want ik heb tegenover niemand verplichtingen.
“Maar ik amuseer mij zo met de dingen die ik doe, dat dat primeert boven sport. Dan moet ik hout kappen, dan moet ik in mijn kraan kruipen, dan moet ik over een beek springen of in een boom klimmen. Ik sport zonder dat ik het weet. ’s Avonds ben ik moe en afgepeigerd, zonder dat ik daarvoor een kostuum heb moeten aantrekken. Dat is toch fantastisch?
“Stel je nu voor dat ik naar een fitnesscentrum zou gaan... Mannekes. Dat zou misschien leuk zijn als ik daarna met mijn kameraden nog wat pinten kan gaan drinken, maar ik zie het nut er niet van in. Op dat vlak ben ik misschien een zonderling, hè. Maar als ik morgen met een volgeladen kruiwagen moet rondrijden, dat is mijn fitness. Bomen verslepen, dat is mijn powertraining. Ik zie mezelf niet met een glitterbroekje en een spannend T-shirtje in de fitness staan. (lacht) Ik zeg liever: ‘Kom Christa’tje (zijn vrouw, red.), we gaan wat stokken halen voor de houtstoof vanavond’.”
3. Wat drijft u?
“Het leven zelf. Kijk, nu ben ik met de kraan bezig. Ik ben een wandelpad aan het maken rond onze eigen tuin. Het bos is helemaal verwilderd en moet opgekuist worden. Ik ontdek voortdurend nieuwe dingen. Ik zie paddenstoelen die ik nog nooit gezien heb, ik zie een slang verdwijnen onder het struikgewas, en terwijl ik het bos aan het opkuisen ben ontdek ik miljoenen bloembollen in de grond. Dat is toch fantastisch? Die hebben jarenlang niet kunnen bloeien onder die wildernis en nu komen ze vrij. De eerste zonnestralen vallen erop en ze ontpoppen zich. Dat is onvoorstelbaar, hè. Die krijgen een nieuwe kans in het leven. Daar kan ik van genieten.”
4. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?
“De eenvoud. Ik kan bijzonder genieten van alleen zijn. Ik zit nu wel weer in een mallemolen, ook al had ik gedacht dat ik daar nooit meer in zou terechtkomen. Eigenlijk ben ik iemand die graag op zijn gemak van de natuur geniet. Een zonderling is een groot woord, maar het komt in de buurt. Ik hou er ook van om te filosoferen over het leven. Dat is het.
“Ik zal je een voorbeeld geven van hoe ik ingesteld ben: stel nu dat ik niet goed kan slapen. De meeste mensen worden daar nerveus van. Tja, als je niet kan slapen, moet je je ogen opendoen, hè. Is dat nu zo erg? Zo ben ik. Ik sta dan op, ga naar buiten en doe wat yoga in het bos. Ik heb voor alles een oplossing. Veel mensen maken van alles een drama. Als je niet kan slapen, moet je daar ook van genieten. Kijk wat in het donker. Geniet van dat moment. Het leven is al kort genoeg.
“Door mijn levensfilosofie heb ik goed leren relativeren. Mensen maken van alles een probleem. Als hun auto vuil is, is dat een probleem. Mocht mijn buurman zeggen dat mijn auto vuil is, zou ik er nog een extra emmer slijk over gieten en zeggen: ‘Kijk, nu is hij vuil!’ Versta je?
“Ik heb ook mijn slechte dagen natuurlijk, maar als je je laat gaan in de negativiteit, ben je een vogel voor de kat.”
5. Hoe was uw kindertijd?
“Ik was een drama. Toen ik zes was, hebben we een zwaar auto-ongeval gehad. Een meisje was op slag dood. Mijn vader heeft een jaar in het hospitaal gelegen en is daarna gestorven op 47-jarige leeftijd. Mijn moeder heeft verder moeten leven met een korter been. Ik heb enorm veel geluk gehad dat ik er na die dag nog was, want ik zat normaal altijd bij mijn mama op schoot maar dit keer zat ik achterin omdat er een speelkameraadje meereed.
“Kort nadien ben ik raar beginnen doen. Ik begon iedere avond te bibberen. Ik had geen controle meer over mijn lichaam. Kwam dat door dat ongeluk? Ik weet het niet. De dokters dachten van wel. Maar in die tijd was er geen hulp voor kinderen om traumatische ervaringen te verwerken.
“Als je je mama uit de auto ziet stappen, vallen en haar heup breken. Als je de auto ziet roken. Als je aan de mouw van je vader gaat trekken om te zeggen dat hij mama moet helpen en hij is bebloed en reageert niet meer. Als het donker is en er is niemand. En als je dan na lange tijd de ziekenwagen hoort. Miljaarde. Jaren heb ik daar last van gehad. Als ik nog maar een sirene hoorde, kreeg ik het al moeilijk.
“’s Avonds kwamen de muren op mij af, telkens opnieuw werd ik geconfronteerd met de dood. Dat bleef maar duren. Niemand wist nog raad met mij, tot ik op mijn veertiende met yoga begon. Door yoga heb ik die negatieve energie leren ombuigen. Maar ik heb toch gesukkeld tot mijn dertigste voor ik mezelf onder controle had. Pas op, ik kan dat vreemde gevoel soms nog hebben, hè. Maar nu kan ik wel die energie vastnemen en omzetten in iets positiefs. Wat is de drempel van zot worden? Ik weet het niet.” (lacht)
6. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?
“Op mijn veertiende heb ik een boek over yoga gekocht omdat ik mezelf onder controle wilde krijgen en dat heeft mijn leven bepaald. In de koers noemden ze mij de yogi. Matje mee, naar het oosten en genieten. Ik haalde daar zoveel energie uit. Milaan-San Remo is driehonderd kilometer. Dat is lang, hoor. Maar terwijl ik aan het afzien was, dacht ik: alles is vergankelijk, zelfs de grootste pijn verdwijnt. Als ik mediteerde, voelde ik de negatieve energie uit mij vloeien en de positieve binnenstromen.
“Wanneer we gingen koersen aan de kust, ging ik ’s nachts aan de rand van de zee zitten. Waarom? Omdat die massa van de zee in het donker zo’n enorme kracht geeft. En ook een zeker angstgevoel. Dat overwinnen... dat ben ik.”
7. Vindt u het leven een cadeau?
“Nee, helemaal niet. (fel) Ik heb goed geleefd en ben positief ingesteld, maar... Ik vind het hier een gevangenis. We zitten op de aardbol en kunnen er niet af. Als je bedenkt hoe oneindig het universum is, manneke lief, wat zitten wij hier dan te doen? Je kan er het beste van maken, ja. Maar wil ik terugkeren? Liever niet, want er is té veel onrecht.
“Het leven houdt mij bezig. Ik vind het enorm spannend, fascinerend en uitdagend, maar je mag er niet te diep op ingaan want dan kom je bij onrecht terecht. Als je dan begint te filosoferen over de politiek... Ik ga nu een vies woord gebruiken, dan schijt ik mijn broek. En mocht ik God tegenkomen op straat, de man die ons geschapen heeft, ik geef hem een schop onder zijn kloten. Hij zal er niet goed van zijn. Hij kent er niets van. Ik kan dat beter. Geef mij een computer en ik zal het uittekenen. (lacht)
“Dus wat moet je doen in het leven? Er het beste van maken, maar hoe kan je nu gelukkig zijn als je een ingesteldheid hebt zoals ik en weet dat je niet ver moet rijden om mensen tegen te komen die sterven van de honger? Dat moet ik van mij afzetten, anders word ik helemaal zot.”
8. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?
“Ademen. Ik zeg altijd tegen mezelf: ‘Ademen, Planckaert!’ Zuurstof binnenkrijgen, dat doet deugd. Maar goede zuurstof, hè. Niet in de stad. Op plekken waar je merkt dat de wereld eigenlijk wel goed ruikt.
“En leute maken. Als ik in gezelschap zit, wordt er binnen de twee minuten gelachen.”
9. Wat geeft u troost?
(neemt een slok koffie) “Geef mij een kop koffie en ik ben de gelukkigste mens ter wereld. En natuurlijk mijn kinderen en kleinkinderen. Het geeft mij ook troost dat mijn kleinkinderen goed opgevoed worden. Ik voel dat die positiviteit en die eenvoud waarin wij als familie samenleven, voortgezet zal worden. Het geluk kunnen vinden in simpele dingen, dat vind ik belangrijk. Als ik hen bezig zie, dat geeft mij troost om straks gelukkig te kunnen sterven.”
10. Hoe zou u willen sterven?
“Voor mij is sterven eigenlijk het genot van het leven. Ik heb nog maar weinig mensen zien wenen als ze gaan sterven. Als ze geboren worden, iedereen. Maar als ze sterven niet. De mensen om hen heen wel. Doodgaan is het orgasme van het leven, dat is mijn gedacht.
“Dus, de dood... Als ze komt, komt ze. Ik zou zo graag een confrontatie met haar hebben. In gezonde toestand. Dat ze met mij eens komt praten aan tafel. Maar nee, het is altijd als je half op sterven ligt, dan is ze daar. Dat ze maar komt als ik gezond ben. Maar zij zal toch winnen waarschijnlijk, hè. (lacht)
“En als het zover is, zou ik willen dat ze mij in een bos smijten. Dan hebben de everzwijnen er nog iets aan.”
11. Wat is uw zwakte?
“Te veel energie geven aan anderen. Vroeger had ik dat heel sterk. Als ik een sukkelaar zag, zou ik mijn onderbroek weggegeven hebben, bij manier van spreken. Ik heb mij altijd over sukkelaars ontfermd, maar ik heb ook een paar mensen rijk gemaakt. Stinkend rijk zelfs. Gelukkig heb ik mijn Christa’tje, die mij af en toe eens wakker maakt. Tja, dat is mijn zwakte. Maar ik heb ze onder controle, hoor. Ze moeten niet meer afkomen.” (lacht)
12. Waar hebt u spijt van?
“Spijt? Van niets. (overtuigd) Ik kan daar heel kort over zijn. Ik heb zoveel meegemaakt. Als je constant alle luxe hebt en alles in het leven zit mee, dan kan je toch niet meer genieten? Ik heb zo diep gezeten. Ik wilde zelfs van de wereldbol verdwijnen. Dan is alles daarna schoon, hè.
BIO
* oud-profrenner en tv-gezicht * geboren op 22 september 1958 in Nevele * jongere broer van Willy en Walter, ook voormalige toprenners * won o.a. Omloop Het Volk, Brabantse Pijl, E3 Prijs, Dwars door Vlaanderen, Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, groene trui Tour de France, ritzeges in Tour, Vuelta en Giro * te zien in realityseries De Planckaerts en Château Planckaert * regelmatig te gast in sportprogramma’s, wieleranalist op Sporza * getrouwd met Christa, drie kinderen
“Ik heb van niets spijt, zelfs van die donkere gedachten heb ik geen spijt, want ik heb ze wel gevoeld. Je moet jezelf wel onder controle hebben. En die controle kan je maar krijgen door te filosoferen, volgens mij. Alles wat ik meegemaakt heb, heb ik zelf overwonnen. Ik ben nooit naar een psycholoog geweest. Dat geeft mij een enorm sterk gevoel, dat ik niet uit mijn lood geslagen ben. Zelfs de dood mag eraan komen.”
13. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Daarnet bijna, toen ik over mijn vader aan het vertellen was. Toen was het nipt. Het is nog maar sinds een jaar of vijf dat ik daarover kan vertellen zonder te huilen.
“Maar voor de rest? Huilen van verdriet, ik zou het niet weten. Zelfs niet toen mijn moeder gestorven is. Zij is 85 geworden. Zij was mijn god. Tot mijn 12 jaar sliep ik altijd bij mijn mama. En drie dagen voor haar dood heb ik opnieuw bij haar geslapen, in haar eigen bed. We hebben toen schone gesprekken gehad. Zij wist dat ze ging sterven, dus we hebben schoon afscheid kunnen nemen en ik heb geen traan gelaten. Omdat het bij het leven hoort.”
14 Bent u ooit door het lint gegaan?
“Kijk, ik ben gene gemakkelijke. Oei oei. Mij moeten ze niet door het lint jagen! Ik stond ooit geparkeerd ergens aan de jachthaven in Deinze, en er kwam iemand aan met een zware BMW met een boot achteraan. Begon hij te claxonneren en van zijn oren te maken: ‘Waarom moete gij hier staan?’ Ik heb mijn auto dan maar verplaatst, voor mij hoefde het al niet meer, maar hij bleef maar schelden terwijl hij op zijn boot stond om hem los te maken. Ik ben dan maar in zijn auto gekropen en heb zijn handrem losgemaakt. (lacht) Tot zulke dingen ben ik in staat. Doe eens normaal, hè zeg!
“En mocht er ooit enen aan mijn familie komen, ik breek zijn armen en benen. En daar stopt het niet bij. Niet met mij. Dat ze mij dan maar in den bak steken. Het kan mij genen bal bollen. Recht zal geschieden.”
15. Wat is uw vroegste herinnering?
“Dat mijn vader mij probeerde terug te duwen. (lacht) Nee, wat ik mij nog goed herinner is dat ik toen ik een jaar of zes was met mijn fietsje over een kip gereden ben die over de weg liep. Ik ben gevallen en er zaten allemaal van die kiezeltjes in mijn gezicht. Mijn moeder zei dat ik precies een krentenbol was. (lacht) Ik at dat toen heel graag.”
16. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?
“Papier, hè. (lacht) Ik had geen idolen. Behalve dan de indianen. Ik was zelf een halve indiaan. En nu nog, hè. Als ik morgen de wereld zou kunnen herscheppen, zou ik de indianen op de eerste rij zetten. Ze zijn behandeld als beesten, maar hebben zo veel wijsheid. ‘Pas als de laatste boom is omgehakt, de laatste rivier vergiftigd, de laatste vis gevangen, zal de mens ontdekken dat geld niet eetbaar is.’”
17. Voelt u zich schatplichtig aan iemand?
“Goh, aan mijn vrouw, ja. Ik heb wel wat stomme dingen gedaan. Maar voor de rest... Nee. Ik zou niet weten waarom.”
18. Hoe definieert u liefde?
“Liefde houdt voor mij berekening in. Ik zie mijn vrouw supergraag. Ik zag mijn moeder supergraag. Mijn vader heb ik niet gekend. Ik zie mijn kinderen en kleinkinderen supergraag. Maar je kan daar zodanig ver in gaan – en dat is natuurlijk het romantische idee – dat je jezelf volledig overgeeft aan de liefde. Dat zal ik nooit doen. Er is altijd een zekere reserve bij mij. In de liefde kan je te diep gekwetst worden en dan zit je met de gebakken peren. Aan de liefde zou je niet mogen kapotgaan.
“Volledige overgave kan voor mij alleen maar als ze van Christa en mij een Siamese tweeling maken. Of als ik haar opeet of zij mij opeet. Dat zou onbegrensde liefde kunnen zijn. Zodat ons leven aan elkaar vastgeklonken wordt. Dan geef ik mij over, anders niet.
“Christa’tje is naar buiten ondertussen. Ze hoorde ‘Siamese tweeling’ en ‘operatie’ en ze is vertrokken. Ze denkt bij zichzelf: ‘Wat vertelt die zot daar allemaal?’” (lacht)
19. Wat vindt u erotisch?
“Toen ik twintig was, vond ik vrouwen van veertig erotisch. Maar ondertussen ben ik 63, dus ze moeten niet veel ouder meer zijn. (lacht) Een vrouw tussen veertig en vijftig vind ik nog altijd het knapst. Pico bello in orde, gedisciplineerd. De klassemadam. Niks vulgair. Als ik zo’n madam zie, begint mijn hart een beetje sneller te slaan. Een propere madam die weet wat het leven is. Dat is erotiek voor mij. Daar kan ik van genieten. Een schone madam van nature, een beetje gemaquilleerd maar niet overdreven. Af. Hoe oud ben jij nu? (lacht) Vijfenvijftig? Dat geloof ik niet.”
20. Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde hebt bedreven?
“Op de wasdraad. (hilariteit) Jongens, ik heb zo veel de liefde bedreven! Christa, allee, kom hier! Help mij eens. (Christa op de achtergrond: ‘De liefde bedreven, met mij?’) Ja natuurlijk met u, Christa! Met wie anders!
“Ah ja! Ik weet het weer. In onze jonge tijd waren we eens met de auto een akker opgereden tijdens de nacht. Terwijl we de liefde aan het bedrijven waren, zagen wij ineens van alle kanten lichten opduiken. Mannen met hun geweer. Ik zweer het u. Het waren jagers die dachten dat wij stropers waren. Toen ik het raam opendeed schrokken ze: ‘Ah godverdomme, Eddy, ‘t zijde gij!’ (lacht)
“Nu ja, zo’n rare plek was dat niet. (Christa fluistert hem iets in) Dat durf ik niet te vertellen, Christa. Echt niet. Laten we het hier maar bij houden.” (lacht)
21. Welke droom hebt u nog?
“Een journaliste van een jaar of 55 tegenkomen. (hilariteit) Dat zou nog eens leutig zijn. Met haar naar de kermis gaan en samen in de rups kruipen. Want daar gebeurt het allemaal. (schatert)
“Welke droom heb ik nog? Mijn simplistische droom is om met mijn familie overeen te komen, samen te kunnen leven, een beetje te schilderen. Maar ik wil ook nog iets extremers, want ik ben een extremist tot en met. Op de grond gaan liggen en proberen te zweven. Iets wat niet mogelijk is. Dat komt nog, ik ga de wereld zo niet verlaten. Een uitzonderlijke lichamelijke inspanning.
“Vorig jaar ben ik eens gaan fietsen met Francesco, Junior en de twee kleinkinderen. Dat zou nog een schone droom zijn! Mij bewijzen tegenover die jonge gasten. Geef mij zes maanden om te trainen en ik klop ze allemaal!”