Dwaaltocht door een surrealistisch Parijs
De Franse surrealistische schrijver Philippe Soupault neemt ons in De laatste nachten van Parijs (1928) op sleeptouw door een grillig en onvatbaar Parijs, dat op elke straathoek nieuwe ongerijmdheden verbergt. Eindelijk vertaald.
In de krabbenmand van de Franse surrealistische beweging vervulde dichter en schrijver Philippe Soupault (1897-1990) een meer dan opmerkelijke bijrol. Samen met opperceremoniemeester André Breton en Louis Aragon roerde hij na de Eerste Wereldoorlog de trom en predikte hij mee de triomf van de klankrijkdom, het absurde en het tomeloze. Onder invloed van dichters als Apollinaire, Jacques Vaché, Arthur Rimbaud en vooral Les Chants de Maldoror van Comte de Lautréamont wilden de heren de taal bevrijden en werd de droom volop gecultiveerd.
Dat leidde tot de écriture automatique, het vastleggen van beelden zoals ze ongecensureerd door het hoofd schoten. Soupault en Breton leverden met de bundel Les champs magnétiques in 1920 het eerste echte literaire visitekaartje van de surrealisten af. Maar zoals bekend verzandde de beweging in een waar moddergevecht, waarbij haat, nijd, afrekeningen en sektarisme schering en inslag waren en André Breton geleidelijk iedereen de deur uit veegde.
Soupault, die evenzeer door het dadaïsme was aangetrokken, huldigde het non-conformisme ("Grote kans dat ik mijn leven lang rebels zal blijven", schreef hij) en rekende daarmee ook af met het bourgeoismilieu waaruit hij afkomstig was. Toen de surrealisten voor de orthodoxe lijn van het communisme kozen, haakte Soupault af. Later werd hij ook officieel uit de beweging gestoten.
Met de nu vertaalde roman De laatste nachten van Parijs (1928) offreerde Soupault, twee jaar na zijn royering, niettemin een onvervalst staaltje surrealisme, met Parijs als alomtegenwoordig decor van verwarrende, nachtelijke dooltochten. Zij het dat Soupault er een op het eerste gezicht traditionele hoofdstukindeling op nahoudt en niet - zoals bijvoorbeeld bij Nadja van André Breton - typografie, foto's of tekeningen invlecht. Ook de taal is kristalhelder, met een weliswaar ongeëvenaarde beeldenrijkdom. Als leidmotief geldt de hit van Mistinguett uit 1927, 'ça c'est Paris!'
Mysterie en melancholie
Voor De laatste nachten van Parijs putte Soupault uit de talloze wandelingen die hij door Parijs maakte met de Amerikaanse dichter William Carlos Williams, met Jacques Rigaut en ook nog met André Breton. Wie poogt een plot te achterhalen in deze roman of kop of staart te detecteren, komt van een koude kermis thuis. Dat stoort evenwel op geen enkel moment. Soupault laat de grootste ongerijmdheden plaatsvinden zonder dat je een wenkbrauw optrekt. Het mysterie en de dwang van de melancholie liggen op elke straathoek, zitten verscholen in de bruggen, in de statige gebouwen, in hotelkamers, ja zelfs in het onrustige vloeien van de Seine. "De woorden die uit de huizen ontsnappen hebben een kwikzilveren glans, en die zich verbergen in de scheuren van de huizen zijn gewoon fosforescerend."
Nagenoeg alle Parijse plekken worden door de blik van Soupault vervormd, ja, zelfs de Eiffeltoren, "hij werd levender dan ik, (...) gesteund door mijn geheugen varieerde ik eindeloos zijn gedaante, alsof ik hem door een kaleidoscoop bekeek".
Het hoofdpersonage laat zich gewillig meetronen door de straatmadelief Georgette, zijn "sneeuwwitte gezellin". Ze belanden in een onvatbare onderwereld, waar prostituees, dieven en moordenaars de plak zwaaien, een Parijs vol verborgen oproepen en boodschappen. "We weten dat in Parijs alleen de dood machtig genoeg is om die ongerichte passie te doven, om een einde te maken aan een doelloze wandeling. Door een lijk botsen we op het eeuwige." Georgettes verdwijning staat in de sterren geschreven, en naarmate het boek vordert nemen de absurditeit en de ontsporing toe.
Taalavontuur
Alweer is het de fijne neus van uitgever Coppens en Frenks die dit haast vergeten kleinood in de aandacht wurmt, zoals ze eerder al onder meer terecht Albert Cossery en Maurice Pons in het Nederlands introduceerde.
Vertaalster Mirjam de Veth situeert in een omstandig nawoord leven en werk van Soupault. Ze wijst er op hoezeer hij getekend was door zijn ervaringen in de Eerste Wereldoorlog. Daar aanschouwde Soupault als soldaat in de ziekenhuizen de trauma's, de verwondingen en het leed. Hij hield er een diepe walging voor familie, staat en kapitaal aan over. Dáár lag de kiem van zijn tegendraadse, verwrongen literatuur.
INFO:
Philippe Soupault, De laatste nachten van Parijs, Uitgeverij Coppens en Frenks, Amsterdam Vertaling en nawoord Mirjam de Veth, 157 p., 24,95 euro.