De Koerden die de baas zijn over kamp Al-Hol hadden geen keuze: ze móesten de IS-vrouwen en hun kinderen wel vrijlaten. Een gewaagde stap: duizenden aanhangers zoeken nu hun familie op in Europa, terwijl IS aan een opmars bezig is. ‘In de tijd van IS was het leven voor ons goed.’
De auto’s staan voor, de uittocht begint. Alles moet mee. Koffers, buggy’s, poes Harhour, matrassen, dekens, zakken met linzen en meel. Niemand verlaat het kamp met lege handen. De Verenigde Naties doneren voedselpakketten aan de ex-gevangenen. De enorme pakketten reizen in aparte vrachtwagens mee naar de vrijheid.
“Mijn familie zal een schaap voor me slachten”, lacht Juhaina (22), moeder van twee kinderen, getrouwd met een vermoedelijke IS-strijder die in de gevangenis zit. “Nee”, giechelen haar vriendinnen, jonge vrouwen in allesbedekkende zwarte gewaden. “Ze zullen jou slachten, lieverd. Want jij hebt voor problemen gezorgd.”
Twee, soms drie jaar geleden zijn ze opgepakt op de laatste vierkante kilometers van het toen ineenstortende kalifaat van Islamitische Staat (IS). Nu mogen ze naar huis: bijna 30.000 vrouwen, kinderen en een enkele man uit kamp Al-Hol in het oosten van Syrië.
In Europa is het lot van enkele honderden vrouwen en kinderen in Syrische kampen al inzet van rechtszaken en verhitte politieke discussie. Wat betekent het om duizenden mogelijke IS-aanhangers vrij te laten in het instabiele Syrië?
“We gaan echt”, meldt Asma (23) per mobiele telefoon aan haar familie. Ze wordt platgebeld – haar ringtone klinkt steeds. Een zangerig deuntje, bekend van IS-propagandafilmpjes. “Deze muziek is voor ons gewoon.”
Niet alle Syriërs verlaten Al-Hol tegelijkertijd. Het konvooi dat de Volkskrant zag vertrekken, bestaat uit ruim 300 personen. Zo’n konvooi vertrekt momenteel eens per anderhalve week. In dit tempo zal het jaren duren voordat iedereen vrij is. Toch is het de bedoeling dat elke Syriër die hier weg wil, ook daadwerkelijk vertrekt. Voorheen was vrijlating alleen mogelijk in individuele gevallen, als een familielid borg stond. Nu gelden geen voorwaarden meer.
Gewaagde stap
Het is een gewaagde stap, vooral omdat IS in het dal van de Eufraat in Syrië weer aan een opmars bezig is. Ten zuiden van de stad Hasaka begint een gebied waar IS geregeld aanslagen pleegt en Koerden executeert. Dorpen als Baghuz, waar twee jaar geleden met veel fanfare de verovering van de laatste resten kalifaat plaatsvond, zijn een soort no-gozone geworden waar IS zich steeds openlijker manifesteert. De vrijgelaten vrouwen keren terug naar onder meer dit gebied.
Maar het Koerdische bestuur dat de dienst uitmaakt in Noordoost-Syrië heeft geen keuze. Met het vrijlaten van de IS-families kopen ze hun politieke voortbestaan. Het botert niet tussen de Arabische bevolking in het gebied en de overwegend Koerdische bestuurders. Koerdische milities hebben de regio na de herovering op IS in de ogen van veel Arabieren gekolonialiseerd.
Bij de Arabische bevolking is onvrede over van alles: te weinig elektriciteit, te weinig water, dienstplicht in de Koerdische SDF-militie, arrestaties op al dan niet gegronde verdenkingen van ‘terrorisme’. Geregeld zijn er protesten. De regering van de Syrische president Bashar al-Assad, wiens territorium begint aan de overkant van de Eufraat, stookt het vuurtje op waar hij kan.
Met het vrijlaten van de Syriërs in Al-Hol komen de Koerden tegemoet aan de wensen van Arabische stammen waarin mannen trouw hebben gezworen aan IS. Hun families zijn woest dat zussen, dochters en kleinkinderen moeten lijden in een tent achter prikkeldraad.
Onbeheersbaar minikalifaat
Daar komt bij: het kamp is uitgegroeid tot een onbeheersbaar minikalifaat. Ontvluchtingen zijn er aan de orde van de dag. Zaterdag brak er nog brand uit, waarbij drie kinderen de dood vonden. Binnen maken niet zozeer Koerdische bewakers de dienst uit, maar zelfbenoemde IS-rechters. Dit jaar alleen al zijn meer dan twintig gevangenen vermoord. De daders zijn vermoedelijk radicale medegevangenen. “Ze hebben pistolen”, zegt kampwoordvoerder Jaber Seyed. “Wij zijn bang. Hulporganisaties zijn bang. Veel van deze vluchtelingen zijn van IS en tegen ons.”
“Kamp Al-Hol is een ramp”, zegt sjeik Huweidi al-Shlash, een tribale leider in Raqqa, de vroegere hoofdstad van IS. Hij en andere sjeiks deden de Koerden afgelopen najaar een verzoek dat die niet konden weigeren. Alle Syriërs in Al-Hol komen vrij. In ruil daarvoor blijven Arabische stammen vooralsnog het Koerdische bewind steunen. “We willen een opstand onder de bevolking voorkomen.”
Sjeik Al-Shlash ontvangt thuis in Raqqa, nadat hij zich ervan vergewist heeft dat de journalist van de Volkskrant geen Amerikaan is. “Amerikanen schop ik de deur uit.” Zijn ontvangstkamer oogt als een oudtijdse ridderzaal. Voor een haardvuur nestelen mannen in traditionele gewaden zich op kussens. De koffie gaat rond in twee kopjes voor talloze aanwezigen. Corona bestaat hier niet.
Sinds de Ottomaanse tijd proberen regeringen paal en perk te stellen aan de invloed van sjeiks. Toch lopen de wandelgangen van de macht in Syrië ook in de 21ste eeuw deels via hun ontvangstkamers.
IS kwam hier graag. “Ik moest ze uitnodigen, dat hoort bij mijn functie. De leiders van IS zaten waar jij nu zit, op hetzelfde kussen.” Als je de sjeik vraagt hoe je zijn naam spelt, gespt hij het stalen horloge los dat zijn rechter pols siert. Zijn naam blijkt in de wijzerplaat gegraveerd. “Een geschenk van Islamitische Staat.”
‘IS is minder erg dan de Amerikanen’
In Syrië is niet alles zo eenvoudig als het lijkt. Dat geldt ook voor sjeik Al-Shlash. Hij is niet onverdeeld gelukkig met IS. Maar IS toont zich in zijn ogen als het minste kwaad. “De Amerikanen bombardeerden Raqqa plat. Ze verwoestten mijn gemeenschap. De anti-IS-coalitie bombardeerde een school waar honderden vrouwen en kinderen hun toevlucht hadden genomen. IS? Zeker, ze hebben duizenden mensen vermoord. Maar meestal geen vrouwen en kinderen. Voor mij zijn ze dus minder erg dan de Amerikanen en hun anti-IS-coalitie.”
Mensenrechtenorganisaties pleiten al langer voor een mildere omgang met de talloze Syrische families in Al-Hol. Iedereen die op het laatst in het kalifaat verbleef, is door de Koerden naar het kamp gebracht op verdenking van banden met IS. Ook als men alleen de pech had om op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats te wonen.
“Ik wil dat je weet dat niet iedereen die in het kamp woont, slecht was”, zegt een 43-jarige vrouw die zich Umm Mohammed noemt, Moeder van Mohammed. Sinds eind vorig jaar is ze vrij. “Om het gebied van IS te ontvluchten, moest je geld hebben en dat hadden wij niet.”
Umm Mohammed is weliswaar uit het kamp weg, maar het kamp blijkt niet uit haar leven verdwenen. Bijna alle schamele bezittingen in haar woninkje in een volkswijk van Raqqa komen uit haar oude tent in Al-Hol: de matrassen op de grond, de grijze dekens voor de raamopeningen. Zelf heeft de moeder van vijf kinderen geen baan. Haar man is in de tijd van IS overleden. Kostwinner is haar 12-jarige zoon Eimad. Hij werkt in een groentestalletje.
Buiten het kamp
Ja, hoe moeten al die vrouwen in hun levensonderhoud voorzien? Hun mannen zijn vaak gesneuveld of zitten in de gevangenis – Arabische sjeiks begrijpen dat de vrijlating van IS-strijders voorlopig een brug te ver is. Werkende vrouwen zijn in Syrië gebruikelijk. Maar een werkende vrouw die ook nog eens op zichzelf woont, daar wordt in deze conservatieve regio met wenkbrauwfronsen naar gekeken.
Gelukkig is voor elk probleem een oplossing. “Die vrouwen gaan gelijk trouwen”, zegt Jalal al-Aeiaf, die in het gemeentehuis van Raqqa is belast met de vrijlatingen. Inderdaad is daar Oudha, een weduwe van achttien jaar met een zoontje van vier. “In het kamp ben ik verloofd met een neef. Via de telefoon. Ik wist dat ik me moest verloven voordat ik vrijkwam, want geen man in huis is een probleem. Nu gaat hij voor ons zorgen.”
Ouhda en haar 25-jarige zus Bushra behoren tot de eerste lichting vrouwen die afgelopen najaar zijn vrijgelaten onder het nieuwe regime. Het leven buiten het kamp heeft het voorkomen van de zussen niet veranderd. Ze dragen niet alleen een nikab voor het gezicht, maar ook een khimaar, een sluier die de ogen bedekt, net als in de tijd van IS. “Mag ik eerlijk zijn?”, vraagt Bushra. “In de tijd van Islamitische Staat was het leven voor ons goed. We hadden het toen beter dan nu. Moge God de overwinning aan de moslims schenken.”
De autoriteiten in Al-Hol stellen dat de meerderheid van de vrijgelaten vrouwen IS nog altijd een warm hart toedraagt. “Maar we kunnen mensen niet binnenhouden vanwege hun ideologie”, zegt de kampwoordvoerder. “Veel vrouwen zijn met IS, maar ze hebben verder geen misdrijven gepleegd. In het kamp verandert niemand. De samenleving zal sommigen misschien wel veranderen.”
Afscheid
“Opschieten!”, schreeuwt een bewaker. Hulpverleners van de Syrische Rode Halve Maan, een organisatie met nauwe banden met de Syrische regering, en Koerdische strijders met de beeltenis van de omstreden PKK-leider Abdullah Öcalan op hun uniform, controleren gebroederlijk voor de laatste keer de namenlijst.
Op een bankje zit de 18-jarige Mayam ingeklemd tussen drie vriendinnen. Afwisselend giechelen en snikken de meiden vanachter hun zwarte nikab. Mayam mag weg, maar haar vriendinnen nog niet. “Hier vindt iedereen elkaar aardig”, zegt de 36-jarige Naima, die haar spullen naar een vrachtwagen zeult. “Ik denk dat het buiten moeilijker wordt.”
In de chaos van het afscheid heeft Thanna (30) voor iedereen een aardig woordje. Staat ze zelf op de lijst voor vertrek? “Nee. Ik wil hier niet weg.” Ze trekt aan haar nikab. “Vanwege dit. De kleren. Hier spreekt niemand je daarop aan. Maar als ik vrijkom, zal mijn familie daar grappen over maken.”
Thanna raakte streng in de leer door de koranlessen van IS. “Vervelend was wel dat Europese en Russische zusters erdoorheen kletsten.” Ze gunt andere vrouwen natuurlijk hun vrijlating. Maar de aandacht die zo’n wereldlijke gebeurtenis krijgt, vindt ze niet goed. “Iedereen hier spreekt alleen nog over wanneer ze mogen vertrekken. Maar dan spreek je niet meer over het geloof.”
‘Europese jongens uit kamp naar heropvoedingsinstituut’
Het Koerdische bestuur in Noordoost-Syrië is van plan om jongens van dertien jaar en ouder in de kampen te scheiden van hun moeder en onder te brengen in een ‘rehabilitatiecentrum’. “Dat geldt ook voor Europese kinderen”, zegt Ilham Ahmed, president van het bestuur in Noordoost-Syrië. “We gaan de jongens elders onderbrengen. Ze waren acht, negen jaar toen ze in het kamp kwamen. Nu worden het tieners. Ze kunnen niet langer blijven, want ze maken meisjes zwanger.”
In een apart gedeelte van kamp Al-Hol, de ‘Annex’, verblijven circa 9.000 buitenlandse vrouwen en kinderen die opgepakt zijn bij de val van het kalifaat. Vorig jaar vonden massaal ontsnappingen plaats vanuit de Annex.
Inmiddels is de beveiliging van de Annex zichtbaar verbeterd: met nieuwe hekken, camera’s en een metersdiepe slotgracht. Desondanks stellen de kampautoriteiten dat nog steeds vrouwen naar buiten worden gesmokkeld. De meeste Europese vrouwen zijn onlangs overgebracht naar kamp Roj, dat kleiner en beter beheersbaar is. De Koerden willen Europese IS-gangers berechten voor plaatselijke rechtbanken. “Door corona heeft dit vertraging opgelopen, maar dit is nog steeds het plan”, zegt Ahmed.