Duivels en draken op de drempel van een nieuwe tijd
Vergeten kunstenaars zitten met een probleem: zelfs wanneer ze van onder het stof worden gehaald, dreig je ze nog uit het oog te verliezen. Neem nu renaissancemeester Jan Rombouts, rond wie het Leuvense museum M een aardige tentoonstelling heeft gebrouwen.
De expositie loopt al sinds november, maar de weg naar het grote publiek heeft zij nog niet gevonden. Dat is jammer, want wat er in Leuven werd gerealiseerd, loont de moeite. Het verhaal achter de tentoonstelling vertoont detectiveachtige trekjes, terwijl de samengebrachte werken stuk voor stuk interessant zijn. En de expositie is meteen een mooie illustratie voor de stelling dat wat in een hip museum gebeurt, niet altijd spectaculair hoeft te zijn.
In de vroege 16de eeuw belandt de Leuvense schilderkunst, die nog met een voet in de middeleeuwse traditie staat, in een kleine stroomversnelling. De renaissance komt eraan, en dat is bijzonder duidelijk in de werken van een lokale schilder die signeert met het monogram 'IANR'. Onlangs bracht wetenschappelijk onderzoek aan het licht dat het gaat om Jan Rombouts (ca. 1480-1535), een kunstenaar die van veel markten thuis is. Naast schilderijen maakt hij tekeningen, ontwerpen voor brandglasramen en etsen. Een en ander gaat gepaard met complexe composities, figuren in beweging en levendige kleuren. Rombouts' werk oogt veel moderner dan dat van zijn tijdgenoten.
Intrige
Kunsthistorici decreteerden lang dat Rombouts' jongere collega Jan van Rillaer schuil ging achter het raadselachtige monogram. Deze man is de dupe van de recente ontdekkingen, want hij ziet zijn oeuvre in rook opgaan. Geen enkel werk wordt vandaag nog aan hem toegeschreven, al heeft hij echt niet stilgezeten. Deze Leuvense stadsambtenaar werd immers geacht de praalwagens voor de jaarlijkse Ommegang te ontwerpen en tal van andere klusjes op te knappen. Tot daar de intrige met bescheiden Umberto Eco-allures, die ons moet warm maken voor de expo.
De topwerken van 'IANR' worden al 500 jaar gekoesterd in de stad waar ze zijn ontstaan. Vandaag maken zij deel uit van de M-collectie. Voeg er enkele internationale bruiklenen aan toe en een boeiend, stevig gedocumenteerd ensemble is het resultaat. In de eerste zaal herinneren panelen van Albrecht Bouts en tijdgenoten eraan dat in het kleine Leuven minstens 27 schilders actief waren met het fabriceren van altaarstukken en kleinere devotietaferelen: vak- en maatwerk voor de gloednieuwe kloosters en kerken in de stad. De tweede ruimte is gewijd aan Rombouts' vrijwel volledige oeuvre op paneel. Enkele taferelen zien eruit alsof ze gisteren zijn geschilderd; ze werden dan ook speciaal voor deze expositie gerestaureerd. Vooral in de rand van de soms monumentale choreografieën gebeuren spannende dingen: er zijn even goed elementen uit de renaissancearchitectuur te zien als draken of heerlijke, mild surrealistische duiveltjes die door de lucht klieven.
In de volgende zaal komt stadsschilder Jan van Rillaer subtiel tot leven. Uit archiefstukken blijkt dat de man niet alleen praalwagens bouwt, maar ook loterijaffiches en uithangborden schildert en zelfs geregeld de windhaan op de Sint-Pieterskerk moet vergulden. In juni 1553 klaagt hij bij het stadsbestuur over het salaris dat hij krijgt voor het werk aan de Ommegang - temeer omdat hij voor dat karige bedrag ook vier keer per jaar de liturgische gewaden dient te luchten om ze motvrij te houden. Zijn bede valt niet in dovemansoren en het volgende jaar krijgt hij de helft meer.
Prominente plaats
Ook heel wat glasramen naar Rombouts' ontwerp werden voor deze tentoonstelling samengebracht, maar het is een reeks werken op papier die het parcours afsluit. Daaruit leren wij dat 'IANR' zijn mosterd haalt bij de grote Albrecht Dürer en Lucas van Leyden. Dat beiden in een hogere categorie spelen, is goed te zien wanneer hun etsen met die van de Leuvenaar geconfronteerd worden. Alle drie ondertekenen zij trots met hun monogram, dat steevast een prominente plaats in de compositie inneemt. De middeleeuwen zijn voorbij, een nieuwe tijd breekt aan. Een waarin de kunstenaar zijn eigen hanige zelf zal zijn.