Hemelpostaan Arno Hintjens
Douglas De Coninck schrijft Arno: ‘Voor het eerst sinds je aller-allerlaatste concert hoorde ik je stem’
In Hemelpost zeggen we vaarwel aan hen die in 2022 zijn komen te gaan. Journalist Douglas De Coninck schrijft hier een brief aan Arno Hintjens. ‘Le plus beau’ overleed op 23 april. Hij werd 72 jaar.
Hey Arno,
Ja, ik heb propere sokken aan en ik ga braaf zijn vandaag. Maar dat heb ik je zo vaak gezegd.
Laatst, op een verloren zaterdag, was ik in het Ensorhuis in Oostende. Ik neem aan dat jij daar nooit bent geraakt, want in 2020 werd de opening eerst vertraagd door het virus en daarna volgde jouw diagnose. Van Peter, je broer, begreep ik dat je in de laatste maanden dag na dag de weinige resterende energie bleef investeren in je laatste concerten, om daarna nog de studio in te duiken voor Opex.
Als kind was ik wel een paar keer in het oude Ensorhuis geweest, met die schelpen, die maskers en dat blauwe behangpapier. Nu is er dus een belevingscentrum rond gebouwd. Een museum gewijd aan een schilder, met slechts een zeer beperkt aantal van zijn werken.
Bij aankomst in het belevingscentrum vragen ze eerst of je gereserveerd hebt. Als dat niet zo is, zeggen ze dat dat geen probleem is en beginnen ze je de werking uit te leggen van het apparaatje waarop je, naargelang je positie in het belevingscentrum, een nummer moet intoetsen. Een stem begint vervolgens te verklaren waar je naar staat te kijken.
Op een gegeven moment nodigt het apparaatje je uit om te luisteren naar de enige opname van de stem van James Ensor die ooit is gemaakt. Het gaat om een radio-interview van 4 minuten, tot stand gekomen in de jaren 30 van de vorige eeuw. De interviewer was schrijver en stadsgenoot Karel Jonckheere. In het fragment vertelt James Ensor over de mooie villa’s die hij in de jaren 1870 had zien bouwen “van de oude vuurtoren tot aan ’t Kursaal” en over die “rare tiepen” die tijdens de belle époque de weg naar zijn stad wisten te vinden. Hij begint een hele lijst voor te lezen van spotnamen die de Oostendenaars in die tijd bedachten voor toeristen en hoogwaardigheidsbekleders. Petit Jaco, Schele Sissen, Pietje De Klinker, Zotte Eugène, Jan Paljas, Driesje Denieper. Hij vertelt ook over hoe de zeden waren veranderd. Vroeger, zei hij, gingen mensen gewoon “in ulder blote flikker” de zee in. In elk geval heel anders dan we zien op De baden van Oostende.
Waarom schrijf ik je dit? Het gaat hierom: voor het eerst sinds dat aller-allerlaatste concert in het Kursaal, twee maanden voor je dood, hoorde ik je stem. Niet helemaal identiek, maar dezelfde schorre klank, dezelfde kleur. Dezelfde rebelse guitigheid bij een man op leeftijd. Hetzelfde Oostends. Het voelde alsof iets in de zeelucht het ene genie in de andere had doen incarneren.
Peter zei dat je tot op de dag van je dood nog geloofde dat het nog goed kon komen. Dat je zou blijven leven. Maar je leeft eigenlijk meer dan ooit. We horen nummers uit Opex bijna dagelijks op de radio. Er is een geweldig boek over je verschenen, Vive ma liberté. Het is een bundeling van interviews met je door je maat, Bart Steenhaut. Er zijn intussen al meerdere herdrukken en het boek wordt nu zelfs aanbevolen in de kerstcatalogus van de Carrefour. Dat je dat niet hebt mogen meemaken.
Superfan Guy Hollebeke, door jou ooit omgedoopt tot Apache, kwam als eerste met het idee. En nadat hij je spullen was gaan ophalen in Brussel, is Peter er nu blijkbaar in samenwerking met de stad Oostende werk van aan het maken: een Arnohuis.
(‘Hemelpost’, naar een idee van ‘HP/De Tijd’)