GetuigenissenAgressie
‘Dit trek ik niet tot mijn 67ste’: hulpverleners over agressie tijdens hun werk
Uitgescholden, geslagen en beschoten worden met vuurpijlen. Het is vandaag haast dagelijkse kost voor de hulp- en ordediensten. ‘Op de plekken waar wij komen, is altijd wel iemand kwaad. De pispaal ben je sowieso.’
“Natuurlijk doe ik mijn job nog doodgraag. Ik wil iets betekenen voor de maatschappij. Maar het idealisme is wel meer realisme geworden. Ik word niet betaald om doodgestoken te worden.”
Dirk* is 55, eerste inspecteur interventie van de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene, en al 27 jaar bij de politie. Niet dat hij zich ooit onsterfelijk heeft gewaand, maar sinds zijn collega Thomas Monjoie in november het leven liet nadat hij tijdens een patrouille in zijn combi werd aangevallen met een mes, draait hij zijn raam nooit meer helemaal naar beneden. “Het was een serieuze wake-upcall”, zegt hij. “De zintuigen staan op scherp. We weten dat we in onze job met geweld geconfronteerd worden, dat went zelfs. Maar een gerichte aanval op een agent? Nee.”
Victor* begrijpt het helemaal. Hij is 26, acht jaar brandweerman en ambulancier in het Waasland, gekazerneerd in Sint-Niklaas. “Ik ben veel alerter nu. Waar zijn de uitgangen hier? Wie zijn de omstanders? Wat zijn mijn opties als ik een patiënt op een parking van een discotheek moet helpen, er een groep geïntoxiceerde jongeren rond me staat met een halflege fles wodka in de hand, en bij iemand de stoppen doorslaan? Ik vertrek tegenwoordig met een dubbel gevoel naar een interventie. Er is uiteraard nog steeds de focus op de patiënt, maar die op mijn eigen veiligheid is ook vergroot.”
Daar is ook een reden voor. De berichten over aanvallen op zowel medische hulpdiensten als brandweer en politie zijn nauwelijks bij te houden. Afgelopen weekend raakten vijf agenten in Leopoldsburg gewond nadat een groepje vechtjassen zich tegen hen keerde. Een paar dagen eerder werden agenten aangevallen door omstanders toen ze een drugsdealer probeerden te arresteren in Sint-Gillis – de man kon vluchten, de agenten werden zodanig verwond dat ze tot een maand werkonbekwaam zijn. Om nog maar te zwijgen van de brandweerlieden die op oudejaarsnacht beschoten werden met vuurpijlen. Het is maar een selectie uit het nieuws. Niet voor niets staat er eind deze maand een manifestatie gepland in Brussel om de veiligheid van de hulpdiensten onder de aandacht te brengen.
Victor zag het ook al in zijn dichte omgeving. Een collega is al anderhalf jaar werkonbekwaam nadat hij zo hard op de rug werd getrapt, dat er een ruggenwervel verschoof. Een vrouwelijke collega werd pas nog aangevallen door een man die ze van suïcide probeerde af te brengen. Zelf werd hij op 15 december ook aangevallen, toen hij in zijn ziekenwagen papieren in orde zat te maken voor een man die hij net had verzorgd.
Weinig aangifte
“De deur van de ziekenwagen stond op een kier, en toegegeven, die hing een beetje over het voetpad. Plots knalt die dicht. Buiten staat een kwade man, die me op slag begint uit te schelden. Ik stap uit, wil rustig met hem praten over wat er scheelt, maar plots haalt hij uit met volle vuist richting mijn gezicht. Ik zag het gelukkig aankomen, de slag landde op mijn schouder.”
Dat patiënten met een te lage suikerspiegel agressief uit de hoek kunnen komen wanneer ze wakker worden terwijl hij hen probeert te verzorgen, dat weet hij en vindt hij normaal. Is er drugs of alcohol in het spel, dan rekent hij vooraf al op miserie en is hij altijd blij met zijn kogelwerende vest. Maar aanvallen van toevallige passanten, zomaar? “Ik heb klacht ingediend bij de politie. Die hebben de man een dag later trouwens ook ingerekend. We mogen dat niet normaal gaan vinden. We kunnen dat toch niet blijven tolereren?”
Victor is zo eerder een uitzondering. Officieel steeg het aantal meldingen van slagen en verwondingen tegen medische hulpverleners volgens de recentste cijfers van de federale politie met de helft in tien jaar tijd: van 194 in 2012 tot 284 in 2021. Van 2022 zijn alleen de cijfers van het eerste semester al beschikbaar, die gaan opnieuw in stijgende lijn. De meldingen van slagen aan politieambtenaren schommelen al jaren rond hetzelfde niveau: zo’n 900 per jaar.
Maar dat is alleen maar het topje van de ijsberg, weten we uit onderzoek van Isabel Verwee, criminoloog en verantwoordelijke van het departement Veiligheid bij VIAS institute. Ze ondervroeg begin 2022 voor het eerst meer dan 800 ambulanciers, brandweermensen, spoedartsen en -verpleegkundigen over het geweld waarmee ze tijdens het uitoefenen van hun beroep te maken krijgen. En wat bleek: amper 30 procent meldde de zwaarste feiten bij de leidinggevenden, nauwelijks 16 procent deed aangifte bij de politie.
Bij de politie ligt de aangiftebereidheid iets hoger, bleek uit een enquête van politievakbond VSOA uit 2020 bij 4.000 politiemensen: iets meer dan de helft van de fysieke agressie leidde tot een proces-verbaal. Bij verbaal geweld en bedreigingen lag dat nog een stuk lager: 67 procent liet dat gewoon zo. Omdat ze niet geloven in vervolging, of omdat ze de feiten zelf niet ernstig genoeg vonden, of het beschouwden als part of the job, aldus de respondenten van de VSOA en VIAS.
Maar er speelt ook nog wat anders, weet commandant van Brandweer Zone Antwerpen Bert Brugghemans (41). “Als je klacht indient bij de politie, heeft de dader je gegevens ook. We drukken onze mensen sowieso altijd op het hart om het adres van de kazerne op te geven, en niet hun thuisadres, maar dan nog. Het is al voorgevallen dat zo iemand naar de kazerne komt om verhaal te halen. Dat is ontzettend intimiderend. Het zou helpen mochten aangiftes in uitzonderlijke gevallen anoniem kunnen. De politie mag dat al.”
Dirk beaamt. “Want daarna word je natuurlijk herkend op straat. Een politiewagen die bekrast wordt, een kassei door de voorruit, zelf bekogeld worden met blikjes, dat gebeurt regelmatig.”
Momenteel zit de Brusselse inspecteur trouwens twee weken thuis. Arbeidsongeschikt na een misgelopen interventie vorige week. Samen met zijn partner was hij op patrouille toen ze even checkten of een uitgerukte ambulance assistentie nodig had. “Dat bleek niet zo te zijn, maar toen we het gebouw binnenkwamen, roken we wel een indringende drugsgeur in de gemeenschappelijke delen. We zijn dat gaan controleren en stonden plots oog in oog met een dealer.” Die gaat onmiddellijk het gevecht aan met de agenten, waarbij hij Dirk kwetst aan de hand en knie, voordat hij op de vlucht slaat. “We hebben wel serieuze hoeveelheden drugs gevonden, en hem kunnen identificeren, maar hij was weg natuurlijk.”
Psychologische impact
Hij vertelt het en passant, pas halverwege ons gesprek. Alsof het dagelijkse kost is dat hij aangevallen wordt tijdens zijn job. En eigenlijk is dat ook wel bijna zo. “Ik ben nu 27 jaar bij de politie en dit is pas de zesde of zevende keer dat ik kwetsuren oploop waardoor ik arbeidsongeschikt ben. Maar er gaat nauwelijks een dag voorbij waarop we niet uitgescholden worden. En slagen, stoten, bespuwd worden, dat hoort er ook bij. Het zou niet mogen, maar het is zo. Dat doet even pijn en dan ga je weer voort, ik blijf niet voor iedere slag thuis, hè.”
Het ligt volledig in lijn met de bevindingen van de VSOA. Bijna 40 procent van de ondervraagde politiemensen gaf aan in de laatste 12 maanden zelf fysiek geweld meegemaakt te hebben. Vijfenzeventig procent zegt wekelijks of zelfs dagelijks verbale agressie te ervaren, en met minstens twee gevallen van geweld geconfronteerd geweest te zijn in het afgelopen jaar. VIAS kwam tot zeer gelijkaardige conclusies bij de hulpverleners.
“Het problematische is dat het niet één keer gebeurt, maar herhaaldelijk. Dat cumulatieve heeft een heel grote psychologische impact”, ondervond onderzoekster Verwee. “En iedere vorm van agressie is er natuurlijk een te veel, maar verbale agressie wordt als een van de ingrijpendste feiten beschouwd.”
En dat blijft natuurlijk niet zonder gevolgen voor het welzijn van de betrokkenen in kwestie. Dan kunnen ervaren rotten als Dirk en Victor rationeel nog wel weten dat de aanvallen niet op hen persoonlijk gericht zijn, maar op hun uniform, een derde van de hulpverleners slaapt daardoor slecht. Zeven procent voelt zich dagelijks gestrest door de feiten. En 24 procent overwoog door de aanhoudende agressie zelfs van job te veranderen, aldus de resultaten van VIAS.
Pinar Akbas (42) is er eentje van. Ze werkt sinds vorig jaar als freelanceverpleegkundige in ziekenhuizen en woon-zorgcentra, na een carrière lang vast in dienst geweest te zijn bij verschillende zorginstellingen. “Soms kom ik ’s avonds thuis en denk ik: wat is dit in godsnaam? Ik heb een hele dag de benen van onder mijn lijf gelopen en in ruil heb ik een douche aan scheldwoorden ontvangen. Ik kan u zeggen dat dat enorm demotiverend werkt. Ik geef mezelf nog anderhalf jaar, dan denk ik dat ik er de brui aan geef.
Met veel pijn in het hart, want dit is een geweldige, uitdagende job in een zeer prikkelende omgeving. Maar dit trek ik niet tot mijn 67ste.”
Ze vertelt over hoe ze in de kerstvakantie nietsvermoedend de telefoon opnam in een woon-zorgcentrum waar ze insprong en meteen een scheldtirade van een familielid van een bewoonster over zich heen kreeg. Over hoe familieleden eisen dat een dokter wordt geroepen voor de minste zere keel van moeder of vader, omdat het geruststellende oordeel van de verpleegkundige niet geloofd wordt. Over hoe ze alles wil doen voor haar patiënten, maar overbevraagd wordt door hun omgeving. En over die keer dat zij en haar collega’s vermoedden dat de partner van een wilsonbekwame vrouw het geld van de gezamenlijke rekening wilde doorsluizen naar Zuid-Amerika, en die man zijn woede fysiek op haar wilde afreageren. Security moest haar daarna naar haar auto begeleiden.
“Er wordt een enorme claim op je gelegd”, zegt Akbas. “Ze zien een witte schort en denken: die is er om ons te dienen. En als je hen niet direct ter wille kunt zijn, krijg je te horen: ik betaal wel voor uw loon, hè. Er is geen respect voor ons, hulpverleners worden als vanzelfsprekend beschouwd.”
Meer vijandigheid
Nu weten we al langer uit onderzoek dat mensen met een publieke functie drie keer zoveel kans hebben om het slachtoffer te worden van agressie dan de rest van de bevolking. Maar wanneer zijn we mensen die ons te hulp schieten wanneer we op ons kwetsbaarst zijn, beginnen te beschouwen als objecten waarop we ons kunnen afreageren? En erger nog: wanneer hebben we het in ons hoofd gekregen dat die mensen een doelwit op zich zijn?
Uit de officiële cijfers kunnen we het niet helemaal opmaken, want die zijn door de lage registratie te weinig zeggend. De bevraging van VIAS toont wel een trend die bevestigd wordt in buitenlands onderzoek. De ondervraagden werd voorgelegd of ze het geweld tegen hun persoon de afgelopen vijf jaar hebben zien stijgen. Vijfenzestig procent antwoordde bevestigend.
Commandant Bert Brugghemans is zelf 22 jaar bij de brandweer en zag de laatste jaren ook een escalatie. “Sporadisch wordt er nu zelfs doelbewust brand gesticht, puur om ons te lokken. Antwerpen is daarin niet uniek, dat is overgewaaid uit andere grote steden. In Parijs hebben ze dat probleem bijvoorbeeld al veel langer.”
Sinds corona wordt de politie in ieder geval steeds vaker geviseerd door mensen die zich vroeger nooit geroerd zouden hebben, is het aanvoelen van politie-inspecteur Dirk. “Tijdens de pandemie voelden mensen zich geremd in hun vrijheden. Nu ligt de wereld weer open en als ze dan weer iemand tegenkomen die zegt dat iets niet mag – en de eerste die dat doet, is vaak de politie – valt dat slecht. Mensen zijn veel mondiger geworden.” Verpleegkundige Akbas trekt dezelfde scheidslijn. “Sinds corona is er een veel grotere argwaan tegenover zorgverleners.”
Misschien nog belangrijker dan de vaststelling dat het zo vaak gebeurt: waarom worden juist hulpverleners en ordediensten geviseerd? Een vraag waarvoor we te rade gaan bij socioloog Mark Elchardus (VUB). Een zeer goede vraag is dat, zegt hij, maar helaas ook een waar geen simpel antwoord op bestaat.
Om er überhaupt een antwoord op te kunnen geven, kunnen we best eerst kijken naar wie dat geweld eigenlijk pleegt. Daar is dankzij de bevragingen van VIAS en de VSOA een redelijk duidelijk zicht op.
Als een hulpverlener aangevallen wordt, is dat in 60 procent van de gevallen door de patiënt zelf en in 17 procent van de gevallen iemand uit zijn directe omgeving. Vijftien procent van de daden van agressie gebeuren echter door mensen die in het geheel niets met de interventie te maken hebben. Ook opmerkelijk: in 6 procent van de gevallen is het een collega die agressief wordt.
Om het profiel nog verder uit te kristalliseren: in 83 procent van de gevallen gaat het om mannelijke daders, doorgaans tussen de 18 en 40 jaar oud. In de helft van de gevallen was er hoogstwaarschijnlijk alcohol in het spel, in een derde drugs en in een kwart medicatie. Zevenentwintig procent van de respondenten vermoedde dat de persoon die agressie uitte, met een psychische stoornis kampte.
Het spreekt verder ook voor zich dat er in een drukbevolkte grote stad als Brussel meer gevallen geregistreerd worden dan in pakweg Sint-Maria-Horebeke, maar het probleem stelt zich wel overal.
Maar terug naar Elchardus en onze waarom-vraag: waarom worden deze mensen – die we na de aanslagen van 2016 nog collectief tot helden van onze natie bombardeerden – door die groep als een uitgelezen mikpunt beschouwd?
“Hetzelfde kun je je afvragen over verkeersagressie. Hoe komt het dat dat toeneemt? En dan moet ik zeggen als socioloog: ik weet het niet. Het is een problematische evolutie, dat staat buiten kijf, maar we hebben er de vinger nog niet kunnen opleggen wat aan de oorzaak ligt.”
Vermoedens, dat heeft Elchardus wel. “We zijn met meer mensen, wat samenleven ingewikkelder maakt. Maar dat is maar een fractie van de uitleg en ruim onvoldoende. Ik vrees dat een belangrijke reden ook is: omdat het zo goed als ongestraft kan. Je moet sowieso al behoorlijk wat uitsteken voordat je nog in de gevangenis terechtkomt, want die zitten al te vol, maar hoe vaak blijft het bij op de vingers tikken?”
Daarnaast speelt er nog een andere problematiek, meent de socioloog, die we ook al zagen bij de voetbalrellen en tijdens oudejaarsnacht. “Er is een specifieke groep die zich vervreemd voelt van de maatschappij. Die het gevoel hebben dat ‘men’ vijandig staat ten opzichte van hen. En dus staan zij ook vijandig tegenover de rest van de samenleving en de overheid in het bijzonder. En wie vertegenwoordigt die overheid nu beter dan mensen in een uniform?”
Reactie van justitie
Dirk kan zich vinden in die analyse. Meer nog, hij begrijpt het zelfs. “Waar iedereen van wegloopt, daar gaan wij naartoe. Wij komen altijd op de plekken waar het misgegaan is, en daar is altijd wel iemand kwaad. Is het niet op de situatie, dan wel op ons. Omdat we te laat zijn, omdat we niet hadden mogen komen, de pispaal ben je sowieso. En groepsdynamiek is een gevaarlijke.
“Individueel valt er met veel gasten te praten, maar zijn ze in groep, dan is dat een heel ander verhaal. Om een voorbeeld te geven: wij gaan in de eindejaarsperiode nooit met een patrouille van maar twee agenten op een groep afstappen die vuurwerk aan het afschieten is. De eersten die je tegenkomt zullen misschien nog naar je luisteren, maar gegarandeerd dat er achteraan in de groep iemand is die, zodra je je rug keert, een pijl op jou mikt. Daar heb je niets tegen te beginnen.”
Dan nog blijft hij mild. “Veel van die crimineeltjes hebben nu eenmaal ook weinig perspectief. Ze hebben geen opleiding, ze hebben geen job. Wat voor toekomst is er voor hen? Met straathoekwerk wordt daar op ingezet. Maar misschien is het nog te weinig? Of heeft het nog meer tijd nodig? Opvoeding speelt natuurlijk ook mee. Ik vind het wel hoopgevend dat we regelmatig delinquenten van vroeger tegenkomen die hun kinderen nu heel kort houden. Ze willen niet dat ze dezelfde stommiteiten begaan als zij vroeger. Maar goed, we kunnen moeilijk wachten tot het probleem zichzelf organisch oplost.”
Het meest frustrerende vindt de ervaren politieman dat gebrek aan opvolging door justitie. “Weet je: ik vertrek ’s ochtends met veel goesting naar mijn werk, maar ik kom ’s avonds ook graag weer thuis. In het begin van je carrière kun je daar nog makkelijker mee om, dat niet iedereen gestraft wordt, maar dat wordt naarmate je ouder wordt wel moeilijker. Wat heeft het nog voor zin? Pas op, dat is geen pleidooi voor meer gevangenisstraffen. Ik ben er nog niet veel tegengekomen die daar echt beter van geworden zijn.”
Het is een problematiek die in heel Europa speelt, en waarover iedereen even erg met de handen in het haar zit, weet Brugghemans. En dat de politiek aan hun kant staat, daar is hij ook van overtuigd. “Alleen mag het wat mij betreft nog wat hoger op de agenda.”
Daar staat het al, verzekert het kabinet van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld). “Wij gaan hier zeker niet licht over. Direct na ons aantreden in november 2020 hebben we al een omzendbrief uitgestuurd om het geweld tegen de politie strenger aan te pakken. Een van de richtlijnen is dat zodra er sprake is van een dag werkonbekwaamheid, er geen sprake mag zijn van seponering uit opportuniteitsgronden, zoals te weinig tijd of te weinig personeel. Bovendien hebben wij zowel de korpschefs als de vakbonden gevraagd om het ons te laten weten wanneer ze vinden dat op een voorval geen passende reactie van justitie is gevolgd. We hebben daar nog geen enkel voorbeeld van ontvangen.”
Schuldbesef
Ondertussen proberen de hulpdiensten op het terrein zelf zo goed en zo kwaad mogelijk hun voorzorgen te nemen. Bij de brandweer van Antwerpen gaat dat behoorlijk ver. Op oudejaarsnacht vertrok er geen enkele ploeg naar een interventie zonder de assistentie van een politiepatrouille.
Dat vraagt een enorme inspanning van de politiediensten, beseft Brugghemans heel goed. Maar het is de ervaring die hem geleerd heeft dat het nodig is. “Een paar jaar geleden zijn we daarmee gestart, nadat we heel gericht beschoten werden met vuurwerk tijdens een interventie. Sindsdien is begeleiding door de politie niet alleen op oudejaarsnacht de regel, maar ook op andere momenten waarvan we weten dat de situatie bijzonder explosief kan worden, zoals onlangs met de voetbalrellen. Dan vangen zij de eerste reacties op en kunnen wij onze job tenminste doen.”
Daarnaast zijn de ramen van de brandweervoertuigen beschermd met folie die bestand moet zijn tegen vuurwerk en bakstenen, zijn de manschappen voorzien van gehoorbescherming en de brandweerwagens van camerabewaking. Allemaal maatregelen die het laatste jaar genomen zijn. “Maar dan nog kunnen we niet alles voorkomen”, zegt Brugghemans.
Die maatregelen zijn uiteraard heel goed, vindt criminoloog Verwee, maar daar mag het niet bij blijven. “Het is aan ons allemaal om te laten zien dat we dit niet tolereren. Er is een sense of urgency nodig, een debat en campagnes over geweld. Dat kan op school, op straat, vanuit de overheid maar ook thuis aan de keukentafel. Justitie moet sneller en effectiever straffen én het is ook essentieel dat er gewerkt wordt op het schuldinzicht en het schuldbesef van de dader. We moeten echt opletten dat we de verantwoordelijkheid om dit op te lossen niet alleen bij de hulpdiensten zelf leggen.”
De maatschappelijke impact, benadrukt ze, valt niet te onderschatten. En niet alleen omdat het dagelijkse geweld dat de hulpdiensten ondervinden en de stress die ze daardoor ervaren een rechtstreeks gevolg kan hebben op de manier waarop ze hun job kunnen uitoefenen. De job wordt er ook allerminst aantrekkelijker door.
“Dat merk ik nu al”, zegt Pinar Akbas die ook stagementor is voor verpleegkundigen in opleiding. “Het is heel moeilijk om mensen nog te motiveren om op de vloer te komen werken. De besten zeggen direct: ik studeer wel verder, zodat ik een beleidsfunctie, een bureaujob, kan doen. En het ergste van al vind ik dat de managers van de ziekenhuizen en de woon-zorgcentra er niets aan doen. Ze zijn er schuldig aan dat hun personeel wegloopt, maar ze doen er niets aan. Zelfs een assertiviteitstraining krijgt het zorgpersoneel niet.”
Brugghemans kruist zijn vingers. In zijn korps haken er voorlopig geen mensen af. Maar toch maakt hij zich zorgen. “Ik zie heel goed hoe het weegt op hun welbevinden. Daarom moeten ze zelf nog niet eens slachtoffer geworden zijn, de dreiging is voldoende. En dat is heel nefast voor de toekomst: gaan we nog mensen vinden straks?”
*Dirk en Victor zijn schuilnamen.