Opinie
Dit euthanasiedebat dwingt tot verfijning en nuance
Marc Desmet, arts palliatieve zorg, jezuïet en auteur van 'Euthanasie: waarom niet? Een pleidooi voor nuance en niet-weten' (2015).
Wanneer de term 'verfijning' gebruikt wordt in de euthanasiediscussie gaat het vaak in feite om een eufemisme voor 'uitbreiding', zoals het geval was bij de uitbreiding naar minderjarigen of in de discussie over de mogelijkheid van euthanasie bij dementie in gevorderd stadium. Mijns inziens kan de kritiek van een niet onbelangrijke groep psychiaters, psychologen, filosofen tot een echte verfijning, d.w.z. nuancering leiden.
De mogelijkheid van 'ondraaglijk psychisch lijden' stond van in het begin (2002) in de euthanasiewet, maar het is pas de laatste jaren dat we kunnen spreken van een feitelijke uitbreiding naar psychiatrische aandoeningen. En zo duikt een enorme complexiteit op. De groep rond Ariane Bazan vindt 'dat euthanasie op grond van psychisch lijden alleen niet bij wet kan geregeld worden' gezien 'de onmogelijkheid om de uitzichtloosheid van psychisch lijden te objectiveren'.
Zij wijzen er met andere woorden op dat het eerste fundamentele criterium van de wet - de medische uitzichtloosheid, een objectief criterium - niet kan hard gemaakt worden bij 'puur psychisch lijden' zoals dat wel kan bij kanker, hartfalen of dementie. Daar kan je immers duidelijke lichamelijke letsels vaststellen. Schrap dus deze mogelijkheid uit de wet, is de concluderende titel boven het stuk in DM. Dat zou een inperking van de wet betekenen uiteraard. Of dit politiek haalbaar is, is onzeker. Of dit wenselijk is, weet ik zo niet, maar de brief heeft voor mij de verdienste dat ze - over de vraag van uitbreiding of inperking heen - dwingt tot een aantal 'verfijningen' of nuances.
Vooreerst: wat bedoelen we met 'psychisch lijden'? Ik heb de indruk dat de groep rond Bazan het vooral focust op psychiatrisch lijden. Ik versta daaronder lijden aan een ernstige, psychiatrisch erkende aandoening (ook al vinden we daar niet noodzakelijk een hersenafwijking): schizofrenie, chronische depressie, paranoia, persoonlijkheidsstoornissen o.a. borderline. Toch zijn er nog andere vormen van psychisch lijden. Ik denk aan de mentale uitputting ten gevolge van de jarenlange intensieve behandelingen van kanker. Ook is er veel anticipatorisch psychisch lijden: de angst voor wat later zal gebeuren bijvoorbeeld in de loop van een dementie.
Bij de twee voorgaande voorbeelden is de band met een fysische aandoening duidelijk. Dit is al minder duidelijk bij de levensmoeheid van de stokoude bewoner van een woonzorgcentrum met veel kwaaltjes maar zonder 'grote' pathologie. De medische uitzichtloosheid en zelfs het lijden als zodanig verdwijnen uit het begrip 'voltooid leven': iemand beschouwt zich 'klaar met het leven' ook al is er geen ziekte of lijden, en verwacht hulp bij zijn of haar zelfdoding. Misschien is er meer te zeggen voor een 'neen' aan euthanasie bij louter levensmoeheid of 'voltooid leven' dan bij psychiatrisch lijden.
Een tweede verfijning. De vele, begrijpelijke emotionele reacties tegen de brief doen wat vergeten dat de schrijvers van de brief erkennen dat psychisch lijden bijzonder zwaar kan zijn. Zij zijn immers veelal zelf therapeuten. Hun punt is dat de onomkeerbaarheid van dat psychisch lijden overschat kan worden. Een van de ondertekenaars, psychiater Stefan Claes, betoogt in de British Medical Journal BMJ dat bijvoorbeeld borderline persoonlijkheidsstoornissen in een studie in ongeveer de helft van de gevallen na twee jaar voorbijgaand bleken te zijn (Grilo e.a. 2004; Skodol e.a. 2005). In een andere studie bleek de stoornis zelfs in 85% van de gevallen na tien jaar verdwenen (Zanarini et al. 2011). Dat maant tot grote voorzichtigheid, maar we moeten ook erkennen dat een aantal ernstige psychiatrische aandoeningen onomkeerbaar zijn.
Ten derde. Een medisch geassisteerde zelfdoding na een lang onderscheidingsproces lijkt humaner dan een eenzame, eventueel gruwelijke zelfdoding. Maar ook deze gedachte die in de discussie sterk naar voor komt, vraagt om verfijning en nuance.
Uit Lieve Thienpont's boek over euthanasie bij psychisch lijden 'Libera me' begrijp ik dat de mogelijkheid van medisch geassisteerde zelfdoding of euthanasie terug levensruimte kan openen. De erkenning van de onleefbaarheid tot en met de mogelijkheid van een niet eenzame exit, schept paradoxalerwijze levensruimte. Het is een vorm van out of the box denken waarbij juist het denken 'buiten de box van het leven' ons helpt om de verbinding met het leven terug te vinden. Dat lijkt plausibel.
Tegelijk heeft een bedenking van Ariane Bazan in een vroeger schrijven me aan het denken gezet: de mogelijkheid van euthanasie zal mensen die kiezen voor een 'gruwelijke' zelfdoding (onder een trein, uit een raam springen, toxisch product drinken) niet noodzakelijk tegenhouden. Het gewelddadige van hun daad maakt immers juist een essentieel deel uit van de boodschap van hun zelfdoding. Maar andere psychisch zieken worden juist afgeschrikt door dat gewelddadige karakter. Bij hen doet de concrete mogelijkheid van medisch geassisteerd sterven de drempel tot zelfdoding juist zakken. Willen we dat?
Tenslotte: ik denk dat de praktijk van begeleiding van personen met 'ondraaglijk psychisch lijden' in elk geval leert dat een periode van één maand tussen het schriftelijk verzoek en een eventuele uitvoering lichtzinnig kort is bij deze personen, indien als zodanig toegepast. Een verlenging van deze periode bij (niet-terminale) psychiatrische patiënten tot bijvoorbeeld zes maanden zou ik een verfijning van onze euthanasiewet noemen.