Donderdag 30/03/2023

Interview

"Die blanken! Je krijgt ze niet aan het werk, hè"

Dalilla Hermans. Beeld Stefaan Temmerman
Dalilla Hermans.Beeld Stefaan Temmerman

‘Niemand die iemand was zag eruit als ik. Dus hoe kon ik dan iemand zijn?’ Dalilla Hermans, journaliste bij 'Charlie Mag', schrijft trefzeker in Brief aan Cooper en de wereld. Haar boek is niet zomaar een aanklacht tegen racisme: het legt de vinger op de dagelijkse wonde. En opent blanke ogen.

Rik Van Puymbroeck

In de Volkskrant van donderdag zei Raoul Peck, de regisseur van I Am Not Your Negro: “Racisme is geniepiger dan enge mannen met puntmutsen.” Het is geen toeval dat Dalilla Hermans (31 en onder meer medewerkster van 'Charlie') wild is van die film over James Baldwin. “Er zijn zoveel links met vandaag”, zegt ze, “maar hij is nooit in your face. Je moet gaan kijken.” Dat zegt ze na twee uur praten over Brief aan Cooper en de wereld, haar boek, en we nemen haar laatste zinnetje even over: je moet dat boek lezen. Ook als je jezelf open-minded noemt en in de zomer al eens graag naar het Sfinks Festival gaat. “Onlangs merkte ik nog dat een goede vriend van me er wel in meeging, tot op een bepaalde hoogte, maar zijn blik zei ook: je moet me er ook niet te veel mee lastigvallen. Nog voor we een gesprek voerden, zag ik hem bijna denken: daar is ze weer. Dat is misschien wel de missie van mijn boek: dat ook mensen die niet meer zien wat racisme kan zijn, het zien.”

De missie om die ‘zij’ weg te laten en te beseffen dat ‘wij’ allemaal in 2017 wonen en leven: daarover praten we in haar huis in Berchem. Hoogzwanger is zij: op 17 juli krijgen zoon Cooper Kizito en dochter Malane Imana er een zus bij. Die heten allemaal Blontrock, naar vader Willem: een hele blanke West-Vlaming, die haar lekker op de mond kust voor hij zich terugtrekt met laptop en koptelefoon, werkend aan zijn eigen cd. Je kunt hem onder meer kennen als rapper Senz bij Nuff Said.

“Het idee was dat zijn cd samen met mijn boek klaar zou zijn”, schatert Hermans. “Maar die blanken! Je krijgt ze niet aan het werk, hè. Nu moet ik voor een soundtrack bij mijn boek toch naar de soul van de jaren 60 en 70. Een van mijn favoriete nummers is ‘You Haven’t Done Nothing’ van Stevie Wonder. Als ik boos word of een opiniestuk wil schrijven, zet ik dat op. Op Radio 1 mocht ik ooit een plaat kiezen voor iemand. Ik wilde dat nummer opdragen aan Liesbeth Homans, maar dat mocht niet van de mensen van de radio.”

Nu gaat ze praten, tussen de boekcitaten door.

‘Maar toen kwam jij dus. En met de oerkreet die ik slaakte toen je opeens de wereld in schoot, vloog het deksel van mijn doosje met slot en alles de lucht in. Het was als een explosie van herinneringen, die eindelijk het daglicht mochten zien.’
(Uit ‘Brief aan Cooper en de wereld’)

“Misschien klopt het wel als je zegt dat ik drie keer geboren ben. Een keer in Rwanda, een tweede keer toen ik als adoptiekind in Weelde terechtkwam en een derde keer toen ik zelf zwanger was. Alleen de laatste keer heb ik bewust beleefd. Ik had een lastige zwangerschap en had dus veel tijd om na te denken. En ik merkte dat ik me heel veel zorgen maakte over de wereld. En over mijn eigen verleden.

“Plots werd ik, Dalilla, die iedereen kende als het feestbeest en iemand die overdreven sociaal was, iemand anders. Mensen herkenden me niet. Ik zei tegen Willem: ‘Ik ben al aan het stressen hoe ik mijn kind over ras en racisme ga vertellen.’ Zelfs hij viel uit de lucht. Hij was daar totaal niet mee bezig. Daar schrok ik dan weer van.

“Racisme is hier iets waar je niet over praat. Zeker als je slachtoffer bent. Andere zwarte moeders vertellen me hetzelfde. Je leert ermee om te gaan en die subtiele vormen van racisme zo weinig mogelijk impact te laten hebben. Maar zodra je een kind krijgt, gaat dat niet meer. Je gaat erover nadenken en alles komt terug. Want voor jezelf vind je het niet erg, maar voor je kind wel. Wat wellicht een universeel gegeven is. Willems ouders zijn gescheiden toen hij 16 was. Voor hem is dat heel belangrijk. Iedereen wil zijn kind behoeden voor de trauma’s uit het eigen leven. Voor mij is dat racisme.

“Dit boek is een deel van een antwoord op veel onbeantwoorde vragen. Ik denk niet dat taboe een juist woord is, maar ik heb als kind nooit gehoord: ‘Je moet hierover praten.’ Ik koos voor zwijgen als me iets overkwam. Met dit boek wil ik kinderen tools aanreiken. Zwijgen is niet gezond.”

‘Als je jong bent, speelt uiterlijk nog een heel grote rol. Ik neem aan dat dat niet veranderd zal zijn tegen de tijd dat je dit leest, Cooper. Op dat vlak hebben je zussen en jij alvast het grote lot gewonnen, maar dit geheel terzijde. In de maatschappij waarin wij leven, is het schoonheidsideaal voor vrouwen nog steeds slank en blank.’
(Uit ‘Brief aan Cooper en de wereld’)

“Ik moet oppassen dat ik mijn eigen problemen niet projecteer. Ik wil niet in alles ‘ras’ zien. Maar ik wil er wel bewust over praten. Als kind leed ik onder dat gebrek aan representatie. Ik was altijd alleen. We zijn heel bewust hier in deze buurt in Berchem komen wonen. De kinderen gaan naar een multiculturele school. Ik ga op zoek naar boekjes. Ik ga ook op zoek naar een zwarte dokter voor mijn kinderen. Ze moeten zien dat dat normaal is. Maar over die boekjes: ik was deze week in de Fnac en ik vond er geen enkel met een zwarte op de cover. Panelgesprekken zijn bijna altijd all white/all male. Als ik gevraagd word, zeg ik negen op de tien keer toe. Zelfs als het niet altijd over een onderwerp is dat me heel erg aanbelangt. Maar ik vind het belangrijk dat het vanzelfsprekend is dat er iemand met een zwarte huidskleur in zo’n panel zit.

“Als kind werd ik me voor het eerst bewust van mijn kleur op Sinterklaas. Dat Zwarte Piet een slaaf was: I didn’t care. Maar ik was drie en ik voelde plots dat zwart zijn anders was. Mensen die in die hele Zwarte Piet-discussie zeggen dat kinderen daar niet mee bezig zijn en dat dé kinderen dat niet zien, weten niet wat ze zeggen. Ik keek uit naar Sinterklaas, maar plots stond die Zwarte Piet daar. Ik snap dat wie blank is dat niet meteen kan inzien. Toevallig ken ik iemand die transgender is, en alleen door met die persoon veel te praten begrijp ik die problematiek. Maar het is in discussies altijd jammer dat mensen voor jou invullen hoe je je moet voelen. Toen ik er een opiniestuk over schreef, reageerden mensen: ‘Je moet je maar aanpassen of oprotten.’ Ah ja? Naar waar dan? Ik ben net zo goed van hier. Ik vind het vreemd dat ik moet vechten om een mening te mogen hebben.”

‘Kun je je mijn reactie voorstellen, Cooper, toen die voormalig OCMW-voorzitster, die racisme een relatief begrip vond, minister van Gelijke Kansen werd? Laat ons zeggen dat ik niet blij was. Druppel. De man die staatssecretaris voor Asiel en Migratie werd, vroeg zich intussen af wat de (economische) meerwaarde van Marokkaanse en Congolese migranten eigenlijk was. Druppel.’
(Uit ‘Brief aan Cooper en de wereld’)

“Ik noem in mijn boek bewust geen namen, maar het discours van bepaalde politici choqueert me. Toen de term ‘kutmarokkanen’ viel, kwam er amper reactie. Een hoofdstuk in mijn boek heet ‘Racisme bestaat niet meer anno nu’. Maar ik besluit dat hoofdstuk met: ‘Racisme is alive and kicking in het Vlaanderen van vandaag.’ Ik heb het gevoel dat het erger is dan vroeger. Toen bestond nog een afspraak dat we publiekelijk ons fatsoen bewaarden. Nu zeggen we heel flink waar het op staat en als je dat niet doet, ben je ‘politiek correct’. Zo wordt het recht op vrije meningsuiting misbruikt en een eenrichtingsstraat. Ik kan alleen hopen dat het internet nu in de puberjaren zit en dat we stilaan gaan leren hoe ermee om te gaan.

Over de Zwarte Piet-discussie: ‘Ik was drie en voelde plots dat zwart zijn anders was. Ik snap wel dat wie blank is dat niet meteen kan inzien. Maar het is in discussies altijd jammer dat mensen voor jou invullen hoe je je moet voelen.’  Beeld Stefaan Temmerman
Over de Zwarte Piet-discussie: ‘Ik was drie en voelde plots dat zwart zijn anders was. Ik snap wel dat wie blank is dat niet meteen kan inzien. Maar het is in discussies altijd jammer dat mensen voor jou invullen hoe je je moet voelen.’Beeld Stefaan Temmerman

“Ik had gehoopt dat N-VA once in office zijn verantwoordelijkheid zou opnemen. Maar ik moet vaststellen dat ze dat niet doen. Rond Vlaams Belang hing nog de sfeer dat het te ranzig was om ervoor uit te komen dat je hen steunde. N-VA geeft mensen de mogelijkheid om lekker extreemrechts te zijn zonder het te moeten toegeven. Men is er trots op. En wat hebben ze gedaan? Gelijke kansen valt onder hen, maar ze vallen Unia aan, de uitspraken van Zuhal Demir zijn er echt over en Liesbeth Homans doet niets voor gelijke kansen. Ze is er zelfs niet in geïnteresseerd. In plaats van iets aan te pakken, poken ze de bange gevoelens op.

“Toen ik na Homans’ uitspraak over het relativeren van racisme een opiniestuk schreef voor De Wereld Morgen, reageerde Peter De Roover met een hele blogpost die me helemaal onderuithaalde. Terwijl ik toen niemand was. Hadden ze niet beter even geluisterd? Ik denk niet dat de burgemeester van Antwerpen een racist is die naar Afrikanen en Marokkanen kijkt alsof ze minderwaardig zijn. Maar hij is zo’n strateeg en hij weet dat het communicatief zo werkt, dat hij dat toch roekeloos misbruikt om ook bij de volgende verkiezingen succes te hebben.

“De politiek heeft veel aandacht voor de bezorgdheden van de bange blanke Vlaming en dat is helemaal terecht. Maar er is ook een hele grote groep van mensen met een achtergrond van migratie die angsten heeft. Die horen dat de dubbele nationaliteit afgeschaft moet worden en dat de vreemdelingenwet aangepast moet worden. Dat ze als ze maar gewoon verdácht worden, naar een land kunnen worden gestuurd waar ze nooit zijn geweest. Zij zijn ook Vlamingen. Maar aan hen wordt niet gedacht, en politici moeten daar over nadenken.

“Want er ontstaat een etterbuil. Terwijl ik net wil dat de kloof níét dieper wordt. Zelfs met racisten ga ik altijd de dialoog aan: het is wat het is, en hopen dat we allemaal terugkeren is een onzinnige gedachte. En politici die die illusie creëren, weten dat ook. Ze winnen er stemmen mee, maar ze vergeten een hele grote groep mensen.

“Ook de media spelen een rol. Als De Morgen schrijft dat ‘Afrikanen zich geen zes weken kunnen concentreren op één doel’, weet je dat dat clickbait is. Dat vind ik onverantwoordelijk.”

‘Ik stond daar, gevangen in een verstard lichaam, terwijl de jongens op me plasten. (...) Toen ik mijn ogen opende, waren ze aan het weglopen. Ze lachten. Luid, vals, triomfantelijk.’
‘Toen pas hoorde ik dat de buschauffeur tegen mij sprak. ‘Ja, jij daar, ben jij aan het luisteren?’ snauw­de hij. Ik keek hem geschrokken aan. ‘Sorry meneer, ik had het niet gehoord met mijn koptelefoon op.’ ‘Er wordt niet gegeten of gedronken in mijn bus, of versta je geen Nederlands? (...) Typisch jullie volk, jullie denken dat jullie hier zomaar alles mogen.’
(Uit ‘Brief aan Cooper en de wereld’)

“Ik heb altijd gezwegen, maar ik heb er nooit aan getwijfeld dat ik zelf kinderen wilde in dit land. Al heel jong wist ik dat zeker. Maar, zelf adoptiekind zijnde, wilde ik eigen kinderen. Ik heb wel lang gedacht hier niet te blijven. Mijn zus is een tijd in Londen gaan wonen. Nu heb ik veel chance gehad met de jobs die ik wilde doen, ik ben mondig én ik heet ook nog Hermans. Dat is ook een voordeel.

“Mijn biologische moeder, Agnes, zag ik voor het eerst terug toen ik acht was. Voor mij was dat niet echt een issue. Ik had en heb een sterke band met mijn mama hier. Agnes terugzien was verwarrend. Ze was in Parijs komen wonen, toch dichtbij. Ik sprak slecht Frans en gebroken Engels. Ik zág wel aan alles dat ze mijn moeder was, maar pas de laatste jaren zit het echt goed. Ook voor haar was het niet evident.

“Vandaag woont Agnes in Maastricht en ik moet haar én mijn ouders bewonderen omdat ze allen heel respectvol met elkaar omgaan. Als Agnes haar instinct had gevolgd, zou ze me hebben kunnen terugeisen. Als mijn ouders dat hadden gedaan, zouden ze Agnes van me hebben weggehouden. Maar allebei zeiden ze: ‘De kinderen komen op de eerste plaats.’ Als Agnes hier alleen is, zeg ik ‘mama’. Maar als mijn mama erbij is, zeg ik ‘Agnes’. Mensen gaan ervan uit dat Agnes méér als mijn moeder moet aanvoelen, maar dat is niet zo. Mijn mama is mijn échte moeder. Agnes is mijn biologische moeder.

“Natuurlijk ben ik heel lang kwaad geweest op Agnes. De hele periode tussen mijn 17 en 24 was ik dat. Waarom? Ik was niet zeker of haar verhaal klopte. Agnes heeft een hele grote familie en die waren állemaal naar Europa kunnen vluchten. Niemand had zijn of haar kinderen moeten afstaan. Alleen zij wel. Waarom? Toen ik 25 was, ging ik voor het eerst naar Rwanda en onder meer in het museum in Kigali leerde ik veel over de genocide. En ik praatte met veel locals. Dat bevestigde me het verhaal van Agnes. Toen mijn zus en ik klein waren, werkte ze als secretaresse voor de Belgische ambassadeur. Ze was Tutsi en in die functie hielp ze veel mensen vertrekken voor de dreiging van de Hutu’s. Ook haar eigen familie kon zo op tijd het land verlaten. Tot ze op een dag werd opgepakt. Toen ging Agnes ervan uit dat ze op de dodenlijst stond en dat het een kwestie van maanden zou zijn voor ze zou sterven. In die paniek heeft ze beslist mij en mijn zus af te staan voor adoptie. Opdat wij tenminste veilig zouden zijn.

“Met ons mama ben ik later naar Rwanda gevlogen. Op het vliegtuig dacht ik dat het een cultuurschok zou zijn. Maar zodra we in Kigali uit dat toestel stapten, dacht ik: ik ben thuis. Ze kwamen ons ophalen, dat gebeurde heel erg à l’africaine, maar ik was meteen op mijn gemak. Op weg van de luchthaven naar de stad kon ik mijn mama zelfs zeggen: daar is de kapper, daar is dat... Gek. Ik was drie toen ik er wegging en ik kon me er niets van herinneren. Maar ik kwam er terug en ik herkende veel.

“Vandaag zou ik in Rwanda kunnen wonen. Willem ook: we waren er op huwelijksreis en hij voelde zich daar ongelooflijk goed. Ook al was hij er de enige blanke en probeerden ze voor hem natuurlijk wel alles duurder te maken. Maar Willem was er een bevoorrechte getuige, hij was er niet als blanke toerist in een duur hotel en hij is heel hecht met mijn neven. We hebben even gedacht om er misschien te gaan wonen. Rwanda is heel erg in ontwikkeling. Heel proper en mooi: het Zwitserland van Afrika. (lacht) Echt: properder dan Berchem! Als je een plastic zak op straat gooit, krijg je een boete. Er zijn ook veel mensen teruggekeerd na de diaspora.”

‘Mama, ik ben een Belg’, zei je plots, met een serieuze trek om je mond. ‘Ja, dat is waar, schat, je bent een Belg én een Afrikaan, je bent superbijzonder!’ sprak ik zo enthousiast mogelijk, met een stem die bubbelde en geen enkele zorg zou verraden. Je keek me recht in de ogen. Ik zat dat donkere vuur branden. Je beet op je kaken. Nog zo klein, maar vastberaden. Je zei me, plechtig bijna: ‘Ik ben een Belg, ik ben géén Afrikaan, mama. Afrikanen zijn vies. Afrikanen zijn Zwarte Piet. Jij bent Zwarte Piet, mama, eeih!’
(Uit 'Brief aan Cooper en de wereld')

“Als je kind zoiets zegt, sta je aan de grond genageld, maar tegelijk wil ik er niet te veel waarde aan hechten. In zijn klasje zit nog een jongen met een donkere huidskleur en ze trekken wat meer met elkaar op, maar ik denk dat ze dat vooral doen omdat hun karakters samen passen. Met die kleur, denk ik, zijn ze nog niet te veel bezig. Al zou ik het niet erg vinden, mocht hij daar meer vragen over stellen. Hoe meer kans we hebben om te praten, hoe beter. Maar nu vind ik het geruststellend dat hij er niet mee bezig is. En op school kijken ze elkaar niet aan op de kleur.

“Cooper heeft ook een tweede voornaam: Kizito. Cooper vonden we gewoon mooi, Kizito is de naam van mijn biologische papa. Die heb ik nooit gekend en dat vind ik een groot gemis. Mijn dochter heet Malane, maar ook Imana. Dat is het Rwandese woord voor God en geluk. Voor alles wat grootsheid heeft en mooi is. Het Kinya­rwanda, de taal van Rwanda, spreek ik niet meer. Geen woord. Na vijf weken in België was ik dat vergeten.

“Mijn eigen naam was Isimbi en mijn zus heette Sauda. Maar nog voor we naar België kwamen, gaf Agnes ons twee andere namen: Diana, naar prinses Diana, en Dalilla. Ze dacht dat dat Europese namen waren en dat het voor ons zo makkelijker zou zijn. (lacht) Van Dalilla kun je dat niet meteen zeggen...”

‘Niemand die iemand was zag eruit als ik. Niemand die iemand was had haar zoals ik. Niemand die iemand was had een kleurtje zoals ik. Dus hoe kon ik iemand zijn?’
(Uit ‘Brief aan Cooper en de wereld’)

‘Ik ga op zoek naar een zwarte dokter voor mijn kinderen. Ze moeten zien dat dat normaal is.’ Beeld Stefaan Temmerman
‘Ik ga op zoek naar een zwarte dokter voor mijn kinderen. Ze moeten zien dat dat normaal is.’Beeld Stefaan Temmerman

“De choquerende verhalen in mijn boek zullen mensen zeker oppikken. Maar ik hoop dat daarmee ook dit soort gevoelens overkomen. Eergisteren zag ik op de website van Knack nog een opiniestuk van twee Afrikaanse vrouwen die schreven: ‘Gezichten van de diverse samenlevingen zijn ook zwart.’ Helemaal juist, vond ik. Vandaag wordt voortdurend over moslims en halal gesproken, maar niet over Afrikanen.”

Dalilla Hermans is meer dan een zwarte vrouw met een mening. Ze tekent graag en zegt dat ze “heel graag” wijn drinkt, ze lacht en leest net zo graag boeken van Robert Galbraith (het alter ego van Harry Potter-schrijfster J.K. Rowling) als biografieën van haar held Malcolm X. “En ik zou me daar allemaal willen in verdiepen”, zegt ze. “Zeker in die wijn! Maar nu ben ik dit. Iemand die racisme op de kaart wil zetten. Er is nog niet zoveel veranderd in 25 jaar en in dit tempo gaat het nog generaties duren. Wel, zo lang wil ik niet wachten.”

Dalilla Hermans, Brief aan Cooper en de wereld, Manteau, 192 p., 19,99 euro.

Het boek wordt op 24 mei voorgesteld in HETPALEIS (Antwerpen) met een publieksavond over identiteit en racisme. Onder meer Gerda Havertong (actrice uit Sesamstraat) komt er praten, en Coely zorgt voor muziek, hetpaleis.be

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234