InterviewOliver Bullough
‘Dictators en plunderaars kunnen dankzij mijn land de regelgeving en belastingwetgeving van andere landen ontlopen’
De Britse onderzoeksjournalist Oliver Bullough (45) bracht in zijn boek Moneyland in kaart waar en hoe de superrijken en criminelen hun dubieuze geld uit de handen van de fiscus houden. Bullough vloog van het ene belastingparadijs naar het andere, op zoek naar de fortuinen van dictators, oligarchen en bedrijfsleiders. In De butler van de wereld ontmaskert Bullough nu de vette spin die het web van Moneyland hielp weven: het Verenigd Koninkrijk. ‘Mijn land onderneemt helemaal níéts tegen internationale witwaspraktijken.’
Oliver Bullough: “De schrijver P.G. Wodehouse werd wereldberoemd met zijn boeken over de rijke nietsnut Bertie Wooster en zijn butler Reginald Jeeves. Die moest Wooster en zijn leeghoofdige vrienden continu discreet uit de penarie helpen. De ene keer pleegt Jeeves een diefstal om een illegale gokschuld te vereffenen, de andere keer regelt hij bij de politie een vechtpartij in der minne. Net zoals Jeeves de gewetenloze huurling en fixer van Bertie Wooster was, is het Verenigd Koninkrijk de even gewetenloze huurling en fixer van belastingontduikers en criminelen.”
Zowel The Economist als The New Yorker riep De butler van de wereld uit tot boek van het jaar.
Bullough: “En zelfs The Daily Mail, de grootste tabloid van Engeland. Blijkbaar heb ik een gevoelige snaar geraakt (lacht). Het zet veel mensen aan het denken over de perfide rol die Groot-Brittannië speelt. De oorlog in Oekraïne richt nog meer de schijnwerpers op ons, want het VK speelt ook butler voor de Russische oligarchen.”
Zij zijn altijd met open armen ontvangen.
Bullough: “We bogen als een knipmes en assisteerden hen bij de aankoop van Britse eigendommen. Ze konden een beroep doen op de beste Britse advocaten en vochten hun juridische veldslagen uit in het VK. Ze maakten dankbaar gebruik van Britse postbusfirma’s om hun geld wit te wassen. Wij gaven de oligarchen aanzien in de wereld en maakten het mogelijk dat ze de kleptocratische staat Rusland konden uitbouwen.”
Wanneer kwam u dat op het spoor?
Bullough: “In 1999 ben ik naar Rusland verhuisd. Van daaruit versloeg ik onder andere de oorlog in Tsjetsjenië. In 2006 ben ik teruggekeerd naar Londen, maar ik bleef erg geïnteresseerd in de landen van de voormalige Sovjet- Unie. Vlak na de Maidan-protesten in Oekraïne in 2014 bezocht ik het presidentiële paleis Mezhyhirya. De afgezette president Viktor Janoekovitsj was gevlucht en zijn paleis leek op de grot van Ali Baba. Officieel verdiende hij 100.000 dollar per jaar, maar in zijn woonvertrekken zag ik antieke geweren, peperdure schilderijen, marmeren beelden en gouden kandelaars. Hij had elf badkamers en een imposant presidentieel toilet met twee tv-toestellen op zithoogte. In de tuinen van het paleis had hij watervallen en fonteinen laten aanleggen, golf- en tennisterreinen, landingsbanen voor helikopters en een jachthaven.
“Door hem raakte ik geïnteresseerd in corruptie en financiële misdaad. Ik ging op onderzoek uit en botste bij alle fraude- en witwaspraktijken telkens op Britse advocaten en fiscalisten die de belangen van de oligarchen behartigden, of postbusfirma’s in belastingparadijzen voor hen regelden.”
Nu pas, bijna tien jaar later, hebt u er een boek over geschreven.
Bullough: “Ik was eraan gewend geraakt dat er altijd Britten bij betrokken waren (lacht). Ik schrok pas een paar jaar geleden toen ik in Londen een koffie dronk met Andrew, een Amerikaanse journalist die Chinese geldstromen onderzoekt. Hij wilde meer te weten komen over Londens vastgoed dat eigendom was van Chinezen. Ik ben een van de drijvende krachten achter de London Kleptocracy Tour, een trip met de bus langs de chique panden van Arabische prinsen, Russische oligarchen en Nigeriaanse politici in de Britse hoofdstad.
“Andrew stelde me tal van vragen over de houding van Groot-Brittannië tegenover die Chinese zogenaamde investeringen. Onderzoekt de fiscus waar dat geld vandaan komt? Hoe pakt de overheid financiële misdaden aan? Kon ik hem niet de gegevens van de Britse anticorruptiedienst bezorgen? Ik zat daar met mijn mond vol tanden.
“In de VS konden overheidsinstanties hem antwoorden op al zijn vragen over corruptie, maar in het VK moest hij al het speurwerk zelf doen. Toen besefte ik: Groot-Brittannië onderneemt helemaal níéts tegen internationale witwaspraktijken.
“Ik ben er toen zelf in gedoken en kon alleen maar vaststellen dat je de overheid kunt vergelijken met een consigliere, de raadgever van een maffiabaas. En het Britse equivalent van de consigliere is de butler. De oer-Engelse butler is welopgevoed en welbespraakt, draagt een keurig kostuum en is uiterst hoffelijk. Tezelfdertijd is hij meedogenloos en immoreel als hij zijn baas moet helpen weg te komen met om het even welke misdaad. Dat is precies wat Groot-Brittannië doet voor kleptocraten en malafide ondernemers, want dat brengt erg veel geld op. En wie daar zijn neus in steekt, krijgt het lastig.”
Hebt u dat zelf ondervonden?
Bullough: “Nou en of. Ik onderzocht hoe Londense bankiers en fiscale advocaten het geld van Russische oligarchen en van het Kremlin beheren. De voorbije decennia is via Britse postbusfirma’s voor miljarden aan gestolen Russisch geld witgewassen. En de Britse regering liet betijen toen oligarchen delen van Londense wijken opkochten. Na de Russische inval in Oekraïne is een deel van hun bezittingen bevroren, maar die van plunderaars uit Kazachstan, Kirgizië, Maleisië en Oekraïne blijven ongemoeid.
“Toen bekend raakte dat ik daar een boek over schreef, kreeg ik meteen claims van advocaten die me de mond wilden snoeren. Ik belde ze op en vroeg of ze zich verantwoordelijk voelden voor het witwassen van gestolen geld. ‘We doen gewoon ons werk’, antwoordden ze allemaal. Die advocaten en bankiers gaan er prat op de besten ter wereld te zijn. Ze zijn ook uitmuntend in rijkelui assisteren als die hun vermogen willen ‘beschermen’.”
Maar ze stellen nooit vragen over waar dat geld vandaan komt?
Bullough: “Nooit. De opeenvolgende Britse regeringen hebben ook nooit graten gezien in die zogenaamde dienstverlening. Integendeel, ze vinden dat butlerschap een uitstekend verdienmodel. Maar voor de wereld is het een ramp: dictators en plunderaars kunnen dankzij ons de regelgeving en belastingwetgeving van andere landen ontlopen. Het Britse offshoremodel van belastingparadijzen richt ontzettend veel schade aan.”
Aanhangers van de brexit wilden van Groot-Brittannië een tweede Singapore maken, waar alle dirty money welkom is.
Bullough: “Omdat de regeringen na de Brexit niet al te bekwaam waren, is dat nog niet gelukt. Een van de drijfveren voor de brexit was nostalgie naar het mythische British Empire. Niet om opnieuw de wereld te veroveren, maar om te kunnen doen waar we zin in hebben. Om overal naartoe te kunnen gaan en om handel te kunnen drijven met om het even wie, óók met kleptocraten. Want: we’re British!”
EURODOLLARS
Ooit was het Verenigd Koninkrijk ook een kleptocratie.
Bullough: “Inderdaad, eeuwenlang bevoeren we de zeven wereldzeeën en koloniseerden we landen. Wat Vladimir Poetin nu in Oekraïne aanricht, was indertijd een routineklus voor Groot-Brittannië. Als een land zich niet kon vinden in het door ons opgelegde handelsakkoord, bombardeerden we dat tot het van mening veranderde. En daarna plunderden we het.”
Wanneer is dat omgeslagen?
Bullough: “Na de Suezcrisis van 1956. Toen Egypte het Suezkanaal had genationaliseerd, vielen Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël het land binnen, tegen de wil van de VS en de Sovjet-Unie in. Door een gebrek aan internationale steun moesten de Britten en Fransen het slagveld snel weer verlaten. De vernedering was compleet: in nog geen maand tijd verloor het Britse rijk zijn statuut van imperialistische wereldmacht. Toen werd pijnlijk duidelijk dat de keizer geen kleren droeg. Hij ruilde het keizerschap snel in voor het butlerschap.
“De Suezcrisis veroorzaakte ook een financiële schokgolf. Maar toen ontdekten de bankiers en speculanten van de Londense City een nieuw zakenmodel: de eurodollar.”
Wat is dat precies?
Bullough: “De eurodollar is complete nonsens, maar groeide toch in sneltempo uit tot een belangrijk financieel instrument. Eurodollars zijn tegelijkertijd wel en geen Amerikaanse dollars.
“De wereldhandel draaide vlak na de Tweede Wereldoorlog op US-dollars. In de VS was de munt onderworpen aan beperkingen, maar er circuleerde een veelvoud aan dollars buiten dat land, die strikt genomen niet onder die regels vielen. De Londense City nodigde zakenlui en ondernemers uit om vanuit Londen handel te drijven in wat zij eurodollars noemden.
“Dankzij de eurodollars vervelde de City van het financiële centrum van een imperium naar een offshore financieel centrum. Offshore betekent zoveel als ‘nergens’. Als je offshore bent, ben je juridisch afwezig, terwijl je fysiek wel aanwezig bent. Dubieuze geldtransacties vinden dan ergens plaats, maar niet hier. De City veranderde in een centrum dat financiële diensten in eurodollars verleende aan al wie zich dat kon permitteren. De filosofie luidde: ‘Als wij het niet doen, doet iemand anders het wel.’ Dat komt neer op: ‘Als wij het gestolen geld niet beheren, doet iemand anders het.’”
Is die filosofie zo uniek? Die vind je toch in financiële centra in de hele wereld?
Bullough: “Vandaag wel, maar in de jaren 60 en 70 was een vernieuwing zoals de eurodollar uniek. Die was verzonnen door de City en werd ondersteund door de Bank of England, de nationale bank. In Canada, Frankrijk en Zwitserland zijn pogingen ondernomen om ook zo’n offshorehandel op te zetten met eurodollars. Maar de regeringen en centrale banken hebben daar snel ingegrepen.”
De eurodollar is vandaag een uitstekend instrument voor Russische ondernemers en bedrijven om de westerse sancties te omzeilen, schrijft u.
Bullough: “Inderdaad. Eind jaren 50 leverde het VK exact dezelfde hand- en spandiensten aan de Sovjet-Unie. De Russen maakten zich zorgen over hun voorraad dollars in New York. De Amerikaanse regering kon die weleens in beslag nemen, dus brachten ze die in veiligheid in Londen. Die overdracht was de start van de eurodollar, want de Russen wilden graag dat hun dollars in Londen óók iets opbrachten. Ze begonnen ermee te speculeren en ontdekten samen met de Londense bankiers dat ze niet langer onderworpen waren aan de Amerikaanse regelgeving. The sky became the limit.”
Waarom greep de Engelse nationale bank niet in?
Bullough: “De Britse centrale bankiers haatten de financiële regelgeving die na WO II werd ingevoerd om de democratie te beschermen. Ze hadden veel sympathie voor rijkelui die de regels aan hun laars wilden lappen.
“De econoom Geoffrey Bell heeft indertijd geprobeerd het fenomeen van de eurodollars in kaart te brengen. Hij was een topambtenaar bij het ministerie van Financiën en zocht contact met de bankiers van de Bank of England. Hij vertelde me dat die ‘ondemocratische snobs’ hem gewoon negeerden. Ook in de City was hij niet welkom. Hij heeft het toen maar zo gelaten. Op het ministerie wist niemand wat zich in het financiële hart van Londen afspeelde. Zowel Britse als Amerikaanse politici hadden niet door dat de City het walhalla voor geld van twijfelachtige herkomst geworden was. Dat moet wel, anders hadden ze zeker opgetreden. De City en de Bank of England ondermijnden immers de naoorlogse wetgeving die was bedoeld om de democratie te stutten, alleen maar om enkele rijken nog rijker te maken.”
BLINDE PANIEK
U hebt belastingparadijzen als de Britse Maagdeneilanden en Gibraltar bezocht. Die restanten van het Britse wereldrijk waren handige locaties?
Bullough: “Zeker, maar het is niet zo dat fiscalisten, bankiers en zakenadvocaten een systeem hebben uitgedokterd om via kolonies geld wit te wassen of te verduisteren. Er gebeurde gewoon af en toe iets dat niet veel later ideaal bleek te zijn om op grote schaal toegepast te worden.
“De meeste Britse kolonies zijn in de tweede helft van de 20ste eeuw onafhankelijk geworden, maar een aantal niet, zoals de Maagdeneilanden in de Caraïben en Gibraltar. Jarenlang trok niemand zich er iets van aan, wat ze interessant maakte voor fiscale ontwijking of ontduiking: ze konden Brits zijn als het goed uitkwam en iets anders als dat nog beter van pas kwam.”
Dat klinkt als de eurodollar.
Bullough: “Jazeker. De Britse Maagdeneilanden en Gibraltar hebben ook hun eigen parlement en kunnen dus zelf wetten uitvaardigen en aanpassen, soms met gevolgen voor de hele wereld.
“De Britse Maagdeneilanden waren lang een onderontwikkeld gebied. In de zomer van 1976 kreeg de lokale advocaat Michael Riegels telefoon van een Amerikaanse confrater, Paul Butler. Die was voor zijn clientèle op zoek naar een plek met zo weinig mogelijk regels en belastingen. Het Nederlandse eiland Curaçao was toen als eerste belastingparadijs populair bij Amerikaanse bedrijven, en Butler hoopte een nieuw stekje voor zijn eigen klanten te vinden. Hij vroeg Riegels of die het zag zitten om postbusfirma’s te runnen. Riegels was meteen enthousiast. Hij kreeg die nieuwe vennootschapsvorm goedgekeurd in het parlement en vanaf Kerstmis ’76 hielp hij cliënten met de registratie en juridisch advies. Hij verzorgde ook hun correspondentie.
“De voordelen waren enorm. Een Amerikaans bedrijf dat een postbusfirma op de Britse Maagdeneilanden registreerde, betaalde slechts 15 procent belastingen in plaats van het toen geldende Amerikaanse tarief van 50 procent. ‘Het ging niet alleen om belastingontwijking’, vertelde Michael Riegels me. ‘Die bedrijven konden ook allerhande regels ontwijken. Wij maakten het leven véél makkelijker voor hen.’”
Ook de rest van de wereld vond de weg naar de Maagdeneilanden.
Bullough: “Al snel volgden louche ondernemingen, dictators en criminelen. In de jaren 80 was Panama de place to be, maar in 1988 werd dictator Manuel Noriega in de VS aangeklaagd wegens drugssmokkel. Er hing een Amerikaanse operatie in de lucht en vermogenden gingen op zoek naar een rustiger omgeving. ‘We overtuigen onze klanten ervan dat de Britse Maagdeneilanden een goed alternatief zijn’, pochte advocaat Ramón Fonseca van het later door de Panama Papers berucht geworden advocatenbureau Mossack Fonseca in 1988.
“Toen Groot-Brittannië er halverwege de jaren 80 mee instemde om Hongkong terug aan China te geven, leidde dat dan weer tot blinde paniek bij Chinese ondernemers. ‘Ze wilden hun geld zo snel mogelijk weg uit Hongkong’, vertelde Riegels me. ‘Iemand suggereerde de Britse Maagdeneilanden.’ Li Ka-shing, de rijkste man van Hongkong, hevelde zijn vermogen integraal over naar een op de Maagdeneilanden geregistreerde postbusfirma. Dat gaf het imago van de eilandengroep een geweldige boost.”
Lees ook
Oliver Bullough over Moneyland: ‘Er bestaat een globaal systeem waarmee vermogenden hun geld naar eender waar doorsluizen’
GOKPARADIJS
Op Gibraltar kreeg de gokindustrie ook een ferme boost.
Bullough: “De Britse zakenman Freddie Ballester opende er in 1974 een bookmakerskantoor zoals er in Engeland dertien in een dozijn bestaan. Zijn klandizie bestond uit op de rots gekazerneerde Britse soldaten. Ze gokten vooral op Britse voetbalwedstrijden en paardenraces. Later kwamen ook Britse expats in Spanje geregeld op Gibraltar een gokje wagen, maar niet op paardenraces – de taks daarop was lager in het VK, dus belden ze liever naar het thuisland om weddenschappen te plaatsen. Ballester wilde daar een mouw aan passen en sprak een Gibraltarese ambtenaar van de belastingen aan. Of hij er niet voor kon zorgen dat dat tarief zakte tot 1 procent?
“In april 1987 kreeg Ballester zijn zin: het parlement van Gibraltar keurde goed dat de taks op overzeese paardenweddenschappen werd verlaagd tot 1 procent. Vijf jaar later was Gibraltar het gokcentrum van de wereld: iedereen plaatste daar zijn weddenschappen en Ballester deed gouden zaken.”
Zijn Michael Riegels en Freddie Ballester zich bewust van de wereldwijde impact van hun daden?
Bullough: “Het was niet Ballesters bedoeling om de wereldwijde gokindustrie te helpen exploderen. Hij wilde alleen een wet laten aanpassen die zijn gokwinkel meer inkomsten kon opleveren (lacht). Voordien was Gibraltar niet meer dan een Britse zeemachtbasis op een aan Spanje klevende rots. Vandaag staat de havenbuurt vol kantoorgebouwen van internationale gokbedrijven.
“Op de Britse Maagdeneilanden is net hetzelfde gebeurd. Michael Riegels is een aimabele, goedlachse kerel. Hij heeft niet met opzet een belastingparadijs geschapen waar dictators en criminelen hun fortuin konden verbergen. Hij wilde alleen maar zaken doen.”
Voelt hij zich verantwoordelijk voor de ontsporingen van het systeem?
Bullough: “Nee. ‘Ik verkocht alleen het wapen’, zegt hij. ‘Het is niet mijn schuld als iemand ermee wordt doodgeschoten.’ Dat is ook het argument dat Britse politici hanteren om hun verantwoordelijkheid te ontlopen, terwijl zij de wetten kunnen verstrengen.”
Volgende maand moet u voor een Portugese rechter verschijnen.
Bullough: “Bornito de Sousa, de voormalige vicepresident van Angola, heeft me in Portugal gedagvaard wegens laster – hij doet dat daar, omdat zoiets in Groot-Brittannië een veelvoud zou kosten. Ik had in mijn vorige boek Moneyland beschreven hoe zijn dochter Naulila in New York 200.000 dollar had uitgegeven aan trouwjurken. Ik had erbij vermeld dat hij met dat bedrag 166 met hiv besmette Angolezen van geneesmiddelen had kunnen voorzien. Dat is blijkbaar niet in goede aarde gevallen.”
Sousa vraagt een schadevergoeding van 750.000 euro.
Bullough: “Dat is alleszins uitzonderlijk. Die zaak móéten we winnen. Alles wat ik schrijf, wordt gecheckt door een advocaat. Ik ben héél voorzichtig: het gaat over mensen met geld, macht en aanzien, dus kunnen de gevolgen ernstig zijn.
“Ik hoop wel dat De butler van de wereld niet zulke nare gevolgen heeft, want zo’n rechtszaak is duur, tijdrovend en zenuwslopend.”
© Humo